ACHARAYA

‘s-Gravenhage, 6 oktober 2015

 

Khimradj Pherai

Bussumsestraat 153

2574 JG Den Haag

Tel:070-3235050/ 0031642153517

E-mail:khimradjpherai@casema.nl/  www.khimradjpherai.nl

 

Aan de Redactie van Bhâsâ tijdschrift voor taal en cultuur

Geschiedenis en overigen.

T.a.v.de heer Jan. Soebhag

Inleiding:

Betreft: reactie op artikel ,,Gotra” geschreven door pandit Acharaya Varun P.S. Mahtabsing in uw gezaghebbend tijdschrift ,,bhâsâ van september 2015, wil ik gaarne langs deze weg mijn mening over voornoemd thema geven. Uiteraard zal de bron vermelding niet ontbreken. Pagina’s 6 en overigen, de verwerking van de zonen van Heer Brahmâ.

Welke van deze zonen waren Brahmanen, Kshatriya’s, Vaisya’s en Soedra’s????

Allereerst is het nuttig om het scheppingsverhaal nader toe te lichten. In den beginne was het Opperste Wezen Parambrahm of Sadâ Shiva of Mahâ Vishnu. Zie schema Zuivere Tattwa’s. Velen weten helemaal niets hierover en zeer belangrijk om dit eerst te weten, voor dat van Gotra en andere onderwerpen gaan praten. Gotra = Mensenras= is de geboorte van elk mens.Bron= Shrimad Bhagavatam Purân, Kanto 3 hoofdstuk 12, de schepping van Kumaras en overigen. Kanto 4 – hoofdstuk 1, De kleinkinderen van Manu en Sataruupa. Het Srîmad-Bhâgavatam [Canto 5, hoofdstuk 4]

Rsabhadeva’s was kshatriya en had honderd zonen, zie verder.Die werden Vaisnava’s, Brahmanen en Kshatriya’s. Dus genoeg voorbeelden hoe diverse gotra’s hun oorsprong hebben en kunnen die heden ten dage nog hanteren.

Elk schrijver heeft een andere invalshoek om een artikel eerlijk en duidelijk te schrijven.  De scheppingsverhalen beginnen eerst met de zuivere tattw’s.   DE    ZUIVER TATTVA’S

                   

                         Macrokosmisch Bewustzijn ,bladzijden 4-6

 

De heer Varun Mahtabsing heb ik diverse keren uitgenodigd c.q. uitgedaagd om met mij in debat te gaan discusseren) hoe de van zonen Heer Brahmâ, de schepper zijn verwekt en per e-mail zijn alle stukken naar hem verzonden. Helaas heeft hij tot heden deze te vermijden. Een teken van zwakte en het wordt tijd dat deze zogenaamde hoge kasten, de handschoenen in de ring gooien en hun verlies accepteren. Zij blijven echter doorgaan met beledigen van mensen (de zogenaamde lagere kasten). Dit is anno 2015 ten zeerste te betreuren. We komen allemaal van één bron en zijn allemaal nazaten van zonen en kleinzonen Brahma, de schepper. Alle zonen van Heer Brahmâ zijn van zelfsprekend Brahmanen. Waren mânas putra (zonen die uit diverse delen van Brahmâ geboren waren. Zie de mantras. Hoe heten de eerste zonen van Heer Brahmâ die de Ksatriya, Vaisya en Sudra waren???

Yaksha (Dharmaradj vroeg aan zijn zoon Yudhishthira aantal vragen:

Wat maakt iemand tot een echte braahmaan? Is het geboorte, goed gedrag of geleerdheid? Antwoord zonder eromheen te draaien. `Geboorte en geleerdheid maken iemand niet tot een braahmaan. Goed gedrag alleen doet dat. Hoe geleerd iemand ook zij, hij is geen braahmaan als hij de slaaf is van slechte gewoonten. Al is hij geleerd in de vier Veda’s, een man met een slecht gedrag behoort tot een lagere kasteDe Betoverde vijver uit de Mahabharata.

Het gehele scheppingsverhaal begint bij de Heer  Brahmâ,Heer Vishnu en Heer Mahesh.Madhu en Kaitabh werd tijdens Navratan door verering van Durgâ Mâ door Vishnu verslagen. Het verhaal Madhu en Kaitabh heeft filosofisch betekenis. Heden ten dag nog. Zij werden geboren uit de oren van Vishnu en de strijd had 5000 jaren geduurd met Vishnu. Heer shri Vishnu kreeg van Madhu en Kaitabh drie slagen op zijn lichaam. De drie slagen betekent letterlijk Goedheid, hartstocht en onwetendheid. Sommige mensen hebben 5000 jaren nodig om iets goed te kunnen begrijpen. Deze werden later als Jaya en Vijaya geboren en waren de poortwach ters van Heer Shri Vishnu. De 4 eerste zonen van Brahmâ (de Kamârs) wilden bij Heer Shri Vishnu gaan en werden door poortwachters tegen gehouden. Zij werden boos en kwamen in onwetendheid en vloekten hen en gaven beiden een keuze om meteen naar de hel te gaan of dat Heer shri Vishnu 3 keer zou incarneren en hen bevrijden van de vloek.

Dit zijn de belangrijkste Gotra’s en later zijn de sub-gotra’s ontstaan, naar gelang van de kwaliteiten van de mensen.

 

Varun Mahtabsing, die zich pandit en  Âcharya noemt, is het voor de gemeenschap zeer belangrijk om te weten, waarin hij zich bekwaamd heeft. Hij heeft de 10 zonen van Heer Brahma opgesomd, namelijk 1. Marichi, 2.Attri,3. Angira, 4. Pulastya, 5. Pulhastya (maar moet Puhala zijn), 6. Kritu (moet Kratu zijn),7. Vasisht, 8. Prachéta, 9. Bhrigu en 10 Nârad.

 

Uit het Padma Purâna:

Brahma ke munha (mond) se sattvaguna (goedheid) vaksha (borst) aur (en)  janghaonse (dijen) se (uit) rajoguna (hartstocht) tatha tamoguna (onwetendheid) aur pairon (voeten) se keval tamoguna se yukta pradja-srishti (schepping) ki upatti (geschapen) huâ.

 

 

 

Het Srîmad-Bhâgatam [Canto 3, Hoofdstuk 12 tekst 22. Zie verder pagina’s  7 en overigen.

 

TEKST 22

 

marîcir atry-angirasau       pulastyah pulahah kratuh

bhrgur vasistho daksas ca    dasamas tatra nâradah

VERTALING

 

Marici, Atri, Angira, Pulastya, Pulaha, Kratu, Bhrgu, Vasistha, Daksa en en tiende zoon, Narada, werden zo geboren.

TEKST 23 – 24

 

utsangân nârado jajñe         dakso ‘ngusthât svayambhuvah

prânâd vasisthah sañjâta      bhrgus tvaci karât kratuh

pulaho nâbhito jajñe          pulastyah karnayor rsih

angirâ mukhato ‘ ksno ’trir   marîcir manaso ‘bhavat

 

VERTALING

 

Narada werd geboren uit Brahmâ’s overdenking, zijn beste deel. Vasistha werd geboren uit zijn ademhaling (praanse) Daksa uit zijn duim, (angushta se), Bhrgu uit zijn aanraking (tvachase) en Kratu uit zijn hand (hasta se). Pulastya werd verwekt uit de oren (kanonse), Angira uit de mond (mukha se) , Atri uit de ogen (netronse), Marici uit de geest (manase) en Pulaha uit de navel van Brahmâ (nabhise) en de elfde zoon, Kardama uit Brahmâ’s schaduw (chayase).

 

Uit het Padma Purâna:

Brahma ke munha (mond) se sattvaguna (goedheid) vaksha (borst) aur (en)  janghaonse (dijen) se (uit) rajoguna (hartstocht) tatha tamoguna (onwetendheid) aur pairon (voeten) se keval tamoguna se yukta pradja-srishti (schepping) ki upatti (geschapen) huâ.

 

Kardama Muni’s dochter Kalâ, die getrouwd was met Marîci (zoon van Brahma werd uit zijn geest verwekt), kreeg twee kinderen, Kasyapa en Pûrnimâ geheten. Hun afstammelingen zijn over de hele wereld verspreid. Zie eerder gepubliceerde artikel, de kleinkinderen van Manu en Satarupaa. Kasyapa was  met 17 dochters van Daksa (geboren uit de duim van Brahmâ) getrouwd. Daksa had 60 dochters. Chandrama- Maan is met 27 dochters van Daksa getrouwd en deze zijn de 27 maan-constellaties. Van Ashwini tot en met Revati en deze worden beschermd door 7 sapta rishi en heeft werking op elk mens die onder één van de nakshatra’s is geboren. Zie tabel.

Een Gotra is een groep van zeven families, die afstammen van de

               oorspronkelijke zeven (7) zieners of wijzen.

 

Elk Gotra wordt vertegenwoordigd door een bepaalde groep Nakshatra’s (maan-constellaties) en wordt vereenzelvigd met de positie van de Maan in de geboorte-kaart. Elk couplet van de Rig Veda wordt vereenzelvigd met een bepaalde rishi (ziener), die beschouwd wordt als de ontvanger (niet de auteur) van deze Vedische hymne (lofzang).

Een priester zal een persoon naar zijn Gotra vragen, als hij Vedische rituelen (yagya’s) uitvoert.

 

 

Rishi (Vertaling) Nakshatra’s (maan-constellaties)

 

1.      Marichi (licht/geestelijke Ashvini, Pushya, Svati en Abhijit verlichting) (deze ligt tussen  Uttarashada en Shravana en wordt niet altijd gebruikt wegens de korte tijdsduur van 5 uur en 40 minuten).

Bhagavan Shri Rama werd in Nakshatra Abhijit geboren.

 

2.      Vasishta (bezitter van rijkdom) Bharani, Aslesha, Visakha, Shravana

 

3.      Angiras
(de vurige, opvliegende)
Krittika, Magha, Anuradha, Dhanishtha

 

 

4.      Atri
(een die verteert)
Rohini, Purva Phalguni, Jyeshta, Shatabhishak

 

5.      Pulastya
(een met glad haar)
Mrigasira, Uttara Phalguni, Mula Purva Bhadrapada
6.      6. Pulahu
(De verbinder van ruimte)
Ardra, Hasta, Purva Ashada, Uttara Bhadrapada

 

7.      Kratu
(de inspireerder)
Punarvasu, Chitra: Chitta, Uttara Ashadha, Revati

 

 

Met Aditi had Kasyapa 12 zonen. Zon en Indra waren de belangijkste. Zon werd gekwaliciteerd als Kshatriya en geen Brahmaan????

Met Diti had Kasyapa twee zonen. Deze twee zonen Hiranyakasipu en Hiranyaksha  worden demonen genoemd en waren Jaya en Vijaya. Deze twee zonen  werd op verzoek van Diti verwekt tijdens de schemering (Sandiya) en Kasyapa had Diti ervoor waargeschuwd dat deze twee zonen Hiranyakasipu en Hiranyaksa waren zonen van Kasyapa en Diti.demonen zouden worden. Tweede keer werden Jaya en Vijaya als Ravaana en Kumbhakaran geboren. Hun grootvader was Pulastya en was door Heer Brahmâ uit zijn oren verwekt. Pulastya verwekte bij zijn echtegenote Havirbhü een zoon Agastya, die in zijn volgende leven Dahrâgni zou worden. Behalve hem, verwekte Pulastya nog een andere grote en Heilige zoon Visravâ geheten. Visravâ had twee vrouwen: de eerste heette Idavida, die, de Kuvera meester van alle Yaksha’s ter wereld bracht, en de tweede heette Kesinî, die zonen kreeg – Râvana, Kumbhakarana en Vibhîsana (de laatste drie werden Rakshas genoemd.

Derde keer werden Jaya en Vijaya als Sisuphal en Dhantavarta geboren in de tijdperk van Dwapara.

Een ander voorbeeld. Anasüyâ, de echtgenote van Atri Muni (zoon van Brahmâ werd uit zijn ogen verwekt), kreeg drie zeer beroemde zonen – Soma (Maan) en deze wordt Kshatriya genoemd en de andere twee waren Dattâtreya en Durvâsâ- die gedeeltelijke manifestaties van respectievelijk Heer Brahmâ, Heer Vishnu en Heer Siva waren.

Het Srîmad-Bhâgavatam [Canto 5, hoofdstuk 4]

Van Rsabhadeva’s honderd zonen, was de oudste – Bharata – een zeer groot toegewijde, begiftigd met de beste eigenschappen. Ter ere van hem staat deze planeet nog steeds bekend als Bharata-varsa. Rsabhadeva is oprichter van Jainisme. Zie pagina 17 over de zonen van Rsabhadeva. Hij was Ksatriya.

 

Aan de hand van de informatie in dit vers kunnen we goed zien hoe de leden van de samenleving bij een bepaalde kaste ingedeeld worden naar gelang hun aard en hun werk. Rsabhadeva was als koning een ware ksatriya. Hij had honderd zonen, waarvan er tien eveneens ware ksatriya’s werden en de planeet regeerden. Negen andere zonen werden krachtige predikers van het Srimad-Bhagavatam (maha-bhagavata’s). Wat betekent dat ze zich op een niveau boven dat van braahmana’s bevonden. De andere eenentachtig zonen werden alleen zeer gekwalificeerde brâhmana’s.

 

Dit is een goed voorbeeld van hoe iemands eigenschappen en niet zijn geboorte hem geschikt maken voor een bepaalde soort activiteit.

 

Slotwoord inleiding: Onwetend en onkundig zoek ik kennis van de zieners die weten. Wat was de Ene, wie was de Ongeborene, wie heeft de zes wereldruimten uiteen gedreven?

 

IN HET BEGINNE WERDEN DE ZUIVER TATTVA’S  GESCHAPPEN EN DAARNA DE KINDEREN VAN BRAHMÂ, DE SCHEPPER EN DE KLEINKINDEREN VAN MANU EN SATARÛPA.

 

 

                                                

                                                   ZUIVER TATTVA’S

                   

                                                   Macrokosmisch Bewustzijn

 

                                  MAHABINDU  (LEEGTE) BOVENBEWUSTZIJN

                 

                                                                        of

                                       Nirguna Brahman    o     Paramashiva

                                  Het Absolute/de Uiteindelijke Werkelijkheid

 

                                                         Shiva  OO  Shakti

                                     Zuiver Bewustzijn         Kracht  — Bewustzijn

                         

                                                          Sat- Cit- Ananda

                                              Zijn-Bewustzijn-Gelukzaligheid

                          Sadashiva                            Isvara                     Susshavidya

Involutie              Willen                             Vibreren                     Handelen

 

                                                         PSYCHISCHE  TATTVA’S

       Evolutie                                     Microkosmische Bewustzijn

                                                               Maya   Shakti

                                                    Object niveau van wording

 

              Srsti                                            Sthiti                              Pralaya (Sanhara)

Creatie of emanatie                     Evolutie of onderhoud          Verdwijning of her-absprptie

 

Een gevoel van verschil voortbrengen d.m.v. beperkende principes, de vijf kanchuka’s  of sluiers

    Kala: gedeeltelijke manifestatie/beperking van het universel bewustzijn

           Vidya: onwetendheid, illusiore  kennis van wereld—verschijnselen

Rega: vermogen om te kiezen, onderscheid te maken tussen verschillende frequenties

                                     Kala: bewerking van tijd–ruimte

                                      Niyati: proces van bestemming

 

                                              FYSIEKE TATTVA’S

 

                                                Materieel universum

 

                    Purusha                   OO                Prakriti

           Mannelijk Principe                         Vrouwelijk Principe    

                                                  GUNA’S

                                 Bestanddelen    of          kwaliteiten

 

Sattva                                                Rajas                                                       Tamas

Essentie                                          Beweging                                                    Inertie

 

Buddhi: intelligentie                Jnanendriya’s        Karmandriya’s     

Ahamkara:egogevoel               Vijf zintuigen      Vijf`gedragsorganen

Manas: mentale functies    

                                            Oren:horen                             Mond:spreken

                                            Huid:voelen,aanraking           Handen:hanteren

                                            Ogen: zien                               Ingewanden:uitscheiding

                                            Tong:smaak                             Genitalia:seksuele gedrag

                                            Neus:reuk                                 Voeten:verplaatsen

 

                                                       Tamas Inertie

                         Tanmatra’s                                                                        Bhuta’s

             Vijf subtiele elementen                                                            Vijf grove elementen

 

Energie: van vibratie: Shabda (geluid als zodanig)                            Ether (Vyoman)

Energie van inslag: Sparsa (aanraking als zodaning)                                 Lucht (Marut)

Energie van licht en vorm: Rupa (vorm als zodanig)                                 Vuur (Tejas)

Energie van kleverige aantrekking: Rasha (smaak als zodanig)                 Water (Ap)

Energie van samenhangende aantrekking: Gandha (reuk als zodanig)       Aarde (Ksiti)

 

 

                                 De Heer gaat de drieëntwintig elementen binnen

 

rsir uvâca

iti tâsam sva-saktînâm          satînâm asametya sah

prasupta-loka-tantrânâm         nisâmya gatim îsvarah (1)

 

De rishi Maitreya zei: Zo vernam de Heer van de opschorting van het gefaseerde schep­pingswerk in het heelal, als gevolg van het niet samengaan van Zijn vermogens, zoals het mahat-tattva.

 

 

 

 

BETEKENIS

 

Het ontbreekt in de schepping aan niets: alle vermogen bevinden zich er in staat van sluimering. Maar als ze door de wil van de Heer niet samen worden gebracht, kan er niets voortgaan. De opschorting van het gefaseerde scheppingswerk kan alleen ongedaan worden gemaakt door de tussenkomst van de Heer.

 

 

kâla-sanjnâm tadâ devîm         bibhrac-chaktim urukramah

trayovimsati tattvânâm          ganam yugapad âvisat (2).

 

De Oppermachtige Heer ging toen met de godin Kali, Zijn uitwendige vermogen, die als enige alle verschillende elementen met elkaar versmelt, tegelijk in de drieëntwintig elementen binnen.

 

BETEKENIS

De materiële elementen worden berekend op drieëntwintig: het geheel der stoffelijke energie, het valse ego, geluid, gevoel, vorm, smaak ,geur, aarde, water, vuur, lucht, ruimte, oog, oor, neus, tong, huid, hand, been, anus, geslachtsdeel, spraak en geest. Deze worden alle door de invloed van de tijd met elkaar gecombineerd en raken in de loop der tijd weer ontbonden. Zo is tijd de energie van de Heer, die onder Zijn leiding op haar eigen manier te werk gaat. Deze energie wordt Kali genoemd en wordt vertegenwoordigd door de vernietigende zwarte godin, die doorgaans aanbeden wordt door mensen onder invloed van de geaardheid duisternis of onwetendheid. In de Vedische teksten wordt dit beschreven als mula-prakrtir avikrtir mahadadyah praktti-vikrtayah sapta sodasakas tu vikro na prakrtir na vikrtih purusah. De energie die als materiële natuur handelt in een samengaan van drieëntwintig elementen, is niet de uiteindelijke oorzaak van de schepping. De Heer gaat in de elementen binnen en past daarop Zijn energie, Kali toe. In alle andere vedische geschriften wordt hetzelfde beginsel aanvaardt. In de Brahma-samhita wordt verklaard ( 5.35 ):

 

eko ‘py asau racayitum jagad-anda-kotim

yac-chaktir asti jagad-anda -caya yad -antah

andantara-stha-paramanu-cayantara-stham

govindam adi-purusam tam aham bhajami

 

VERTALING

“Ik aanbid de Oerheer, Govinda, die de oorspronkelijke Godspersoon is. Door Zijn volkomen deelaspect (de expansie Maha-Visnu) gaat Hij binnen in de materiële natuur en vervolgens in elk afzonderlijk heelal (als Garbhodakasayi Visnu) en tenslotte (als Ksirodakayi Visnu) in alle elementen tot en met elk atoom. Er bestaan ontelbare van zulke goddelijke openbaringen in de kosmische schepping, zowel in de universa als in de

afzonderlijke atomen.” Dat wordt ook bevestigd in de Bhagavad-gita (X. 42):

 

        Yathaatma-maayaa-yogena             naanaa—sakty–upabrmhitam

              Vilumpam visrjan grhnan                bibhrad aatmaanam aatmanaa

 

                                                     Vertaling

En [verklaar me alsublieft] hoe U uit Uzelf door samenbrenging en verandering verschillende energieën openbaart ter wille van vernietiging, verwekking, aanneming en instandhouding.

  

                                                       Betekenis

De hele kosmische openbaring is de Heer Zelf die Zich slechts door zijn uiteenlopende energieën uitbreidt, namelijk de innerlijke, de uitwendige en de tussenenergie, zoals het zonlicht een openbaring van de energie van de zonnebol is. Deze energie is tegelijk gelijk en ongelijk aan de Heer, zoals de zonneschijn gelijk en ongelijk aan de zon is. De energieën handelen op aanwijzing van de Heer door samengaan en verandering, en de handelingen worden voltrokken door personen als Heer Brahmâ,  Heer Vishnu en Heer Siva, die eveneens verschillende vormen van de Heer zijn. Er is dus niets buiten de Heer, maar toch verschilt Hij van al het geopenbaarde. (SB.2.9.27)

 

Stamboom van Brahmâ (de schepping van de Kumâra’s en anderen [Canto 3. Hfdst.12]

 

TEKST 2

 

sasarjâgre ‘ndha- tâmisram   atha tâmisram âdi-krt

mahâmoham ca moham ca        tamas câjñâna-vrttayah

 

VERTALING

 

Brahmâ schiep eerst de toestanden van onwetendheid, zoals zelfbedrog, doodsangst, woede na frustratie, vals eigenaarschap en de illusoire gedachte dat men zijn lichaam is, ofwel het vergeten van zijn ware identiteit.

 

TEKST 4

 

sanakam ca sanandam ca   sanâtanam athâtmabhûh

sanat-kumâram ca munîn   niskriyân ûrdhva-retasah

 

In het begin schiep Brahmâ vier grote wijzen, genaamd Sanaka, Sananda,  Sanatana, Sanata-Kumara. Ze wilden geen van allen materialistische  activiteiten verrichten, aangezien ze hoog verheven waren doordat hun

semen (sperma) naar boven vloeide.

 

TEKST 10

 

yad arodîh sura-srestha    sodvega iva bâlakah

tatas tvâm abhidhâsyanti   nâmnâ rudra iti prajâh

 

VERTALING

 

Daarop zei Brahmâ: O leider der halfgoden, iedereeen zal je Rudra noemen, omdat je zo angstig geschreeuwd hebt.

 

TEKST 11

 

hrd indriyâny asur vyoma    vâyur agnir jalam mahî

sûryas candras tapas caiva  sthânâny agre krtâni te

 

VERTALING

 

Mijn beste jongen, ik heb de volgende verblijfplaatsen al voor je uitgezocht: het hart, de zinnen, de levensadem, de hemel, de lucht, het vuur, het water, de aarde, de zon, de maan en zelfdiscipline.

 

TEKST 12

 

manyur manur mahinaso   mahân chiva rtadhvajah

ugraretâ bhavah kâlo    vâmadevo dhrtavratah

 

VERTALING

 

Heer Brahmâ zei: Mijn beste jongen jongen, Rudra, je hebt elf andere namen: Manya, Manu, Mahinasa, Mahân, Siva, Rtadhvaja, Ugraretâ, Bhava, Kâla, Vâmadeva en Dhrtavrata.

 

TEKST 13

 

dhir dhrti-rasalomâ ca    niyut sarpir ilâmbikâ

irâvatî svadhâ dîksâ      rudrâmyo rudra te striyah

 

VERTALING

 

O Rudra, je hebt ook elf vrouwen, de Rudrânî’s. Het zijn Dhî, Dhrti, Rasalâ, Umâ, Niyut, Sarpi, Ilâ, Ambika, Irâvatî, Svadhâ en Dîksâ.

 

TEKST 21

 

athâbhidhyâyatah sargam    dasa putrâh prajajñire

bhagavac-chaki-yuktasya    loka-santâna-hetavah

 

VERTALING

 

Brahmâ, die door de Allerhoogste Godspersoon gevolmachtigd was, beraadde zich over het verwekken van levende wezens en bracht tien zonen voort die zich met het verwekkingswerk bezig moesten houden.

 

TEKST 22

 

marîcir atry-angirasau       pulastyah pulahah kratuh

bhrgur vasistho daksas ca    dasamas tatra nâradah

 

VERTALING

 

Marici, Atri, Angira, Pulastya, Pulaha, Kratu, Bhrgu, Vasistha, Daksa en en tiende zoon, Narada, werden zo geboren.

 

BETEKENIS

De hele schepping, instandhouding en vernietiging van de kosmische openbaring is ervoor bedoeld om de gebonden zielen een kans te geven om terug te keren naar huis, naar God. Brahmâ creëerde Rudra om hem in het scheppingswerk te betrekken, maar Rudra begon al dadelijk de hele kosmos te verslinden en moest daarom een halt toegeroepen worden. Daarom schiep Brahmâ een reeks goede kinderen, die voor het merendeel gunstig stonden tegenover wereldse baatzuchtige activiteiten. Hij wist echter heel goed dat eigenlijk niets de gebonden zielen goed doet zonder toegewijde dienst aan de Heer en daarom schiep hij tenslotte zijn verheven zoon Nârada, die de hoogste geestelijk leraar van alle transcendentalisten is.  Zonder toegewijde dienst kan men op geen enkel gebied vooruit gang maken, en tegelijk staat de weg van de toegewijde dienst altijd los van alles wat materieel is. Het is alleen door bovenzinnelijke liefdedienst aan de Heer dat men het ware levensdoel bereikt, en daarom is de dienst die door Srïman Nârada Muni bewezen wordt, de hoogste van die van alle zonen van Brahmâ.

 

 

 

 

 

TEKST 23

 

utsangân nârado jajñe         dakso ‘ngusthât svayambhuvah

prânâd vasisthah sañjâta      bhrgus tvaci karât kratuh

 

utsangât: uit bovenzinnelijke overweging; nâradah: Mahâtmamuni Nârada; jajñe: verwekte; daksah: Daksa; angusthât: uit de duim; svayambhuvah: van Brahmâ; prânât: uit de levensadem; vastisthah: Vasistha; sanjâtah: geboren; bhriguh: de wijze Bhrgu; tvaci: uit de aanraking; karât: uit de hand; kratuh: de wijze Kratu.

 

VERTALING

 

Narada werd geboren uit Brahmâ’s overdenking, zijn beste deel. Vasistha werd geboren uit zijn ademhaling (praanse) Daksa uit zijn duim, (angushta se), Bhrgu uit zijn aanraking (tvachase) en Kratu uit zijn hand (hasta se).

 

 

                                                                                BETEKENIS

Nârada werd geboren uit Brahmâ’s diepste consideratie, want Nârada kon de Allerhoogste openbaren aan wie hij wilde. De Allerhoogste Godspersoon kan niet worden gerealiseerd door wat voor vedische kennis of boete-doening dan ook. Maar een zuivere toegewijde als Nârada kan iemand alleen al door zijn welgezindheid de Allerhoogste openbaren. De naam Nârada op zichzelf betekent al: hij die de Allerhoogste kan geven. Nâra betekent de Allerhoogste en da betekent degene die geeft. Dat hij de Allerhoogste kan geven wil niet zeggen dat de Heer een of andere handelswaar is die aan wie dan ook verstrekt kan worden. Maar Nârada kan iedereen de bovenzinnelijke liefdedienst aan de Heer geven, als dienaar, vriend, ouder of geliefde, al naar gelang de transcentale gevoelens die men voor de Allerhoogste koestert. Kortom: alleen Nârada kan iemand de weg naar bhakti-yoga wijzen, de hoogste mystiek method waarmee men de Allerhoogste Heer kan bereiken.

 

 

                                                                           Tekst 24

 

                                                 pulaho nâbhito jajñe          pulastyah karnayor rsih

angirâ mukhato ‘ ksno ’trir   marîcir manaso ‘bhavat

 

pulahah: de wijze Pulaha; nâbhitah; uit de navel; jajña; verwekte; pulustyah; de wijze Pulastyah; karnayoh; uit de oren; rsih; de grote wijze; angirâh; de wijze Angirâ; mukhatah; uit de mond; aksnah; uit de ogen; atrih; de wijzw Atri; marîcih; de wijzeMarïci; manasah; uit de geest; abhavat; verscheen.

 

VERTALING

 

Pulastya werd verwekt uit de oren (kanonse), Angira uit de mond (mukha se) , Atri uit de ogen (netronse), Marici uit de geest (manase) en Pulaha uit de navel van Brahmâ (nabhise) en de elfde zoon, Kardama uit Brahmâ’s schaduw (chayase).

 

 

TEKST 27

 

Châyâyâh kardamah: jajñe  devahûti patih  prabhuh

                               manasah  dehatah ca idam jajñe visvâ krtah  jagat

 

   Châyâyâh: door de schaduw; kardamah: Kardama Muni; jajña; werd geopenbaard; devahûti; patih: echtgenoot; prabhuh: de meester; manasah: uit de geest; dehatah: uit het lichaam; ca:ook;idam: dit; jajñe:ontwikkelde zich; visvâ: het heelal; krtah: van de schepper; jagat:kosmische openbaring.

 

 

 

 

VERTALING

 

De wijze Kardama, echtgenoot van de grote Devahûti, werd geopenbaard uit Heer Brahmâ’s schaduw. Zo werden allen hetzij uit het lichaam, hetzij uit de geest van Heer Brahmâ geopenbaard.

 

BETEKENIS

 

Hoewel er altijd een van drie geaarden (goedheid, hartstocht en onwetendheid) van de materiële natuur overheerst, doen ze zich nooit vermengd of los van elkaar voor. Zelfs al overheersen de twee laagste geaarden ,hartstocht en onwetendheid, nog zo sterk, dan doet zich daarin soms ook een weinig goedheid voor. Alle zoons die uit het lichaam of de geest van Heer Brahmâ waren verwekt, verkeerden in hartstocht en onwetendheid, maar enkele van hen, zoals Kardama, werden geboren in de geaardheid goedheid. Nârada werd geboren in de bovenzinnelijke staat van Heer Brahmâ.

 

 

TEKST 51

 

                                             Aho adhutam etan me vyâprasyâpi nityadâ

                                               Na hy adhante prajâ nûnam daivam atra vighâtakam

 

VERTALING

 

Brahmâ dacht bij zichzelf: Helaas, het is wonderlijk dat, hoewel ik overal verspreid ben, het heelal nog steeds onvoldoende bevolkt is. Er kan aan dit ongeluk geen andere oorzaak ten grondslag liggen dan het lot.

 

TEKST 52

 

                                              Evam yukta-krtas tasya daivam câveksatas tadâ

                                                   Kasya rûpam abhûd dvedha yat kâyam abhicaksate

 

VERTALING

 

Terwijl hij zo ingedachten opging en de bovennatuurlijke macht beschouwde, werden er uit zijn lichaam twee andere gedaanten voortgebracht. Men eert hen nog steeds als het lichaam van Heer Brahmâ.

 

BETEKENIS

 

Uit Heer Brahmâ’s lichaam kwamen twee lichamen voort. Het ene had een snor en het andere twee gewelfde borsten. Niemand kan uitleggen vanwaar ze verschenen en daarom kent men ze tot de dag van vandaag als kâyam, het lichaam van Heer Brahmâ, zonder dat ze zijn zoon of dochter worden genoemd.

 

 

TEKST  53 (ZEER BELANGRIJK OM DIT TE MOGEN WETEN)

 

                              tâbhyâm rûpa—vibhâgâbhyâm mithunam  samapadyata

 

tâbhyâm: van hen; rûpa: gedaante;vibhâgâbhyâm: aldus verdeeld; mithunam: geslachtsdaad;  samapadyata: volmaakt verricht.

 

VERTALING

 

De twee zojuist van heer Brahmâ afgescheiden lichamen verenigden zich met elkaar in geslachtsgemeenschap.

 

 

TEKST 54

 

                    yas tu tatra pumân so ‘bhûn  manuh svâyambhuvah svarât

strî yâsic chatarûpâkhyâ  mahisy asya mahâtmanah

 

yas: iemand die; tu: maar; tatra: daar; pumân: de man; sah: hij: ‘abhût:werd;  manuh: de vader der mensheid; svâyambhuvah:   Svâyambhuva genaamd;:  svarâ –rât: geheel onafhankelijk;    strî: de vrouw; yâ :iemand ;asit: er was: satarûpa: Satarûpa genaamd; âkhyâ:bekend als; mahisî: de konigin;  asya: van hem; mahâtmanah:de grote ziel.

 

VERTALING

 

Degene die de mannelijke gedaante bezat werd bekend als de Manu genaamd Svâyambhuva, en de vrouw werd bekend als satarûpâ, de koningin van de grote ziel Manu.

 

TEKST 55

 

                   tadâ mithuna-dharmena      prajâ hy edhâm babhûvire

 

tadâ: toen; mithuna: seks;-dharmena:volgens de regels;      prajâh: generaties: hi:zeker; edhâm: vergroten; babhûvire:vond plaats.

 

VERTALING

Daarna brachten ze door hun  vereniging geleidelijk de ene generatie na de andere voort om het universum te bevolken.

 

 

TEKST 56

sa câpi satarûpâyâm    pañcâpatyâny ajîjanat   priyavratottânapâdau  tisrah kanyâs ca bhârata

Âkûtir devahûtis ca prasûtir iti sattama

 

Sah:hij (Manu) ca: ook; api: te bestemder tijd; satarûpâyâm: bij Satarûpâ:pañcâ : vij; :apatyâni: kinderen: ajîjanat:verwekte;   priyavrata: Priyavrata;  uttânapâdau: Uttânapada:  tisrah: drie in getal; kanyâh: dochters; ca:ook; bhârata: o zoon van Bharata:   Âkûti: Âkûti:  devahûti: Devahûti; ca: en; prasûti: Prasûti; iti:zo;  

 Sattama: o allerbeste.

 

VERTALING

 

O zoon van Bharata, te beschemder tijd verwekte hij (Manu) bij Satarüpâ vijf kinderen: twee zoons, Priyavrata en Uttânapâda, en drie dochters, Âkûti, Devahûti en Prasûti.

 

 

TEKST 57

 

Âkutim rucaye prâdât karmamâya tu madhyamâm   daksâyâdât prasûtim ca yata âpûritam jagat

 

Âkutim: de dochter genaamd Âkûti; rucaye:aan de wijze Ruci; prâdât:schonk; karmamâya: aan de wijze Kardama; tu:maar; madhyamâm:de middelste (Devahûti,   daksâya: aan Daksa; adat: schonk; prasûtim:de jongste dochter; Prasûti: Prasûti;, ca:ook; yatah: van waaruit; âpûritam: werd gevuld; jagat: de  hele wereld.

 

VERTALING

 

De vader, Manu, gaf zijn eerste dochter, Âkûti, aan de wijze Ruci, de middelste, Devahûti, aan de wijze Kardama, en de jongste, Prasûti, aan Daksa. Via hen raakte de wereld bevolkt.

 

BETEKENIS

 

Hier wordt de geschiedenis van het bevolken van het universum gegeven. Brahmâ is de het oorspronkelijke wezen in het helaal, uit wie de Manu Svâyambhuva en zijn vrouw Satarûpâ voortkwamen. Uit Manu werden twee zoons en drie dochters geboren, en uit hen is de bevolking van de verschillende planeten, tot vandaag aan toe, voortgekomen. Daarom wordt Brahmâ als de grootvader van iedereen beschouwd, en de Godspersoon, de vader van Brahmâ, als de overgrootvader van alle wezens. Dat wordt als volgt bevestigd in de Bhagavad-gïtâ (XI.39):

 

Vâyur yamo ‘gnir varunah sasânkah

                                           Prajâpatis tvam prapitâmahas ca

                                         Namo namas te ‘stu sahasra-krtvah

                                           Punas ca bhûyo ‘pi namo namas te

 

“U bent de Heer van de lucht, de opperrechter Yama, het vuur, en de Heer van de regen. U bent de maan en U bent de overgrootvader. Daarom breng U keer op keer vol respect mijn eerbetuigingen.”

 

 

Het Srimad-Bhagavatam (Canto 3, Hfdst. 24 Tekst 14)

 

OM!   ima duhitarah satyas         tava vatsa sumadhyamah

sargam etam prabhavaih       svair brmhayisyanty anekadha (Tekst 14)

 

VERTALING

 

Vervolgens prees Heer Brahma de negen dochters van Kardama Muni als volgt: Al je dochters met hun slanke middel zijn beslist zeer ingetogen. Ik ben ervan overtuigd dat ze door hun nakomelingen deze schepping op verschillende manieren zullen verspreiden.

 

BETEKENIS

 

In het begin van de schepping hield Brahma zich vooral bezig met het uitbreiden van de bevolking en toen hij zag dat Kardama Muni al negen mooie dochters had gekregen, hoopte hij dat ze vele kinderen zouden hebben, die de taak op zich zouden kunnen nemen om de bevolking van het universum uit te breiden. Daarom was hij blij hen te zien. Het woord sumadhyama betekent  “een goede dochter van een mooie vrouw.” Als een vrouw een slanke taille heeft, dan wordt ze zeer mooi gevonden. Alle dochters van Kardama Muni waren even mooi.

 

Deze mantra is erg belangrijk en leerzaam voor degenen die een stabiel huwelijk en kinderen met goede eigenschappen willen hebben.

 

OM!   atas tvam rishi-mukhyebhyo     yatha-silam yatha-ruchi

atmajah paridehy adya          vistrinihi yaso bhuvi (15)

 

VERTALING

 

Schenk daarom vandaag je dochters aan de besten onder de wijzen, met gepaste aandacht voor hun aard en voorkeur, en verbreid aldus je roem door het hele universum.

 

Nu de diepere filosische betekenis van bovenstaande tekst.

 

De negen voornaamste rishi’s zijn Marici, Atri, Angira, Pulastya, Pulaha, Kratu, Bhrigu, Vasistha en Atharva. Al deze rishi’s  zijn hoogst belangrijk, en Brahma verlangde dat de negen dochters die Kardama Muni reeds gekregen had aan hen werden overgedragen. Twee woorden zijn hier zeer belangrijk: yatha-silam en yatha-ruchi. De dochters moesten niet blindelings aan de verschillende rishi’s worden overgedragen, maar met inachtneming van hun aard en voorkeur. Man en vrouw moeten slechts worden verenigd als ze seksueel gezien overeen lijken te komen. Er zijn vele andere punten van overweging, vooral die van aard en voorkeur. Als man en vrouw verschillen van aard en voorkeur, zullen ze samen ongelukkig worden. Nog geen vijftig jaar geleden werden in India eerst het karakter en de voorkeur van een jongen en meisje met elkaar vergeleken voordat ze met elkaar mochten trouwen. Dat gebeurde onder leiding van de ouders van allebei. De ouders gingen astrologisch na hoe de voorkeur en het karakter van jongen en meisje waren, en kwamen ze overeen, dan werd de keus gemaakt: “Dit meisje en deze jongen passen precies bij elkaar en behoren met elkaar te trouwen.” Andere overweging­en waren minder belangrijk. Brahma gaf in het begin van de schepping de raad om dezelfde weg te volgen: ” Je dochters moeten overeenkomstig hun karakter en voorkeur aan de verschillende rishi’s worden overgedragen.” Door astrologische berekeningen gaat men na of iemand goddelijk, menselijk of demonisch van aard is. Zo kiest men de wederhelft. Een meisje met een goddelijk karakter moet worden overgedragen aan een jongen met een goddelijk karakter en een meisje met een demonische aard moet worden overgedragen aan een jongen met een demonische aard. Zo zijn ze gelukkig. Is het meisje echter demonisch en de jongen goddelijk, dan zijn ze niet verenigbaar: ze kunnen in zo’n huwelijk niet gelukkig zijn. Omdat jongens en meisjes tegenwoordig niet met elkaar trouwen op grond van eigenschappen en karakter, zijn de meeste huwelijke ongelukkig, met het gevolg een echtscheiding.

 

In het twaalfde canto van het Bhagavatam wordt voorspeld dat men in dit Kali-tijdperk alleen met elkaar zal trouwen op basis van seks: geven de jongen en het meisje seksueel voldoening, dan trouwen ze , en komen ze te kort dan scheiden ze. Dat is geen huwelijk in de ware zin van het woord, maar samenleven als honden en katte. Daarom zijn de kinderen die vandaag worden verwekt geen ware mensen. Mensen moeten tweemaal geboren worden. Een kind wordt eerst geboren uit een goed ouderpaar, en daarna nog eens uit de geestelijk leraar en de Veda’s. Dit gebeurt middels upayan (janeo sanskar) De leerling krijgt dan Guru mantra door zijn sad-guru. Het eerste ouderpaar zorgt voor de geboorte in deze wereld, waarna de geestelijk leraar en de Veda’s het tweede ouderpaar worden. In het vedische systeem waarin men trouwde om kinderen te krijgen, raakte iedere man en iedere vrouw verlicht in geestelijke kennis, en wanneer ze gemeenschap met elkaar hadden om een kind te verwekken, gingen ze daarbij uiterst zorgvuldig en wetenschappijk te werk.

 

OM!   vedaham adyam purusam          avatirnam sva-mayaya

bhutanam sevadhim deham        bibhranam kapilam mune (Tekst 16)

 

VERTALING

 

O Kardama, ik weet dat de oorspronkelijke Allerhoogste Godspersoon nu door Zijn innerlijke energie als een incarnatie is verschenen. Hij is het die de wensen van alle levende wezens vervult, en nu heeft Hij de gedaante aangenomen van Kapila Muni.

OM!   jnana-vijnana-yogena           karmanam uddharan jatah

hiranya-kesah padmaksah        padma-mudra-padambujah  (Tekst 17)

 

VERTALING

 

Door mystieke yoga en praktische toepassing van de kennis van de geschriften zal Kapila Muni, die herkenbaar is aan Zijn gouden haar, Zijn ogen die als lotusblaadjes zijn en Zijn Lotusvoeten, waarop het teken van de lotus prijkt, het diepgewortelde verlangen naar activiteit in deze stoffelijke wereld uitroeien.

 

OM!   esa manavi te garbham          pravistah kaitabhardanah

avidya-samsaya-granthim        chittva gam vicarisyati (Tekst 18)

VERTALING

 

Heer Brahma zei daarna tot Devahuti: Lieve dochter van Manu, dezelfde Allerhoogste Godspersoon die de demon Kaitabha gedood heeft, bevindt Zich nu in je schoot. Hij zal alle knopen van je onwetendheid en twijfel doorsnijden. Daarna zal Hij over de hele wereld reizen.

 

OM!   ayam siddha-ganadhisah         sankhyacaryaih susammatah

loke kapila ity akhyam         ganta te kirti-vardhanah (Tekst 19)

 

VERTALING

 

Je zoon zal aan het hoofd staan van alle vervolmaakte zielen. Hij zal de goedkeuring wegdragen van de acarya’s die ervaren zijn in het verbreiden van ware kennis, en onder mensen zal Hij beroemd zijn als Kapila. Als de zoon van Devahuti zal Hij je faam vergroten.

 

BETEKENIS

 

Sankhya is het filosofisch stelsel dat verkondigd is door Kapila, de zoon van Devahuti. De andere Kapila, geen zoon van Devahuti, is een valse filosoof. Dat is wat Brahma zegt, en omdat we tot Brahma’s geestelijke erfopvolging behoren, dienen we van hem aan te nemen dat de ware Kapila de zoon van Devahuti is dat de ware sankhya het filosofisch stelsel is dat Hij geïntroduceerd heeft en dat aanvaard wordt door de acarya’s, de leiding gevende leraren. Het woord susammata betekent: aanvaard door mensen van wie men erop aankan dat hun mening zuiver is.

 

maitreya uvaca

OM!   tav asvasya jagat-srasta       kumaraih saha-naradah

hamso hamsena yanena           tri-dhama-paramam yayau  (Tekst 20)

 

VERTALING

 

Sri Maitreya zei: Na deze woorden te hebben gesproken tot Kardama Muni en zijn vrouw Devahuti, keerde Heer Brahma, de schepper van het heelal, die men ook als Hamsa kent, met de vier Kumara’s en Narada op zijn draagzwaan terug naar het hoogste van de drie planetenstelsels.

 

OM!   gate sata-dhrtau ksattah       kardamas tena coditah

yathoditam sva-duhitrih        pradad visva-srjam tatah (Tekst 21)

 

VERTALING

 

O Vidura, na het vertrek van Brahma droeg Kardama Muni volgens diens opdracht zijn negen dochters over aan de negen grote wijzen, die de wereldbevolking verwekten.

 

OM!   maricaye kalam pradad          anasuyam athatraye

sraddham angirase ‘yacchat     pulastyaya havirbhuvam (Tekst 22)

 

OM!   pulahaya gatim yuktam      kratava ca kriyam satim

khyatim ca bhrgave’        yacchad vasisthayapy arundhatim (Tekst 23)

 

VERTALING

 

Kardama Muni droeg zijn dochter Kala over aan Marici en zijn dochter Anasuya aan Atri. Hij schonk Sraddha aan Angira en Havirbhu aan Pulastya, Hij schonk Gati aan Pulaha, de kuise Kriya aan Kratu, Khyati aan Bhrigu en Arandhati aan Vasistha.

 

OM!   atharvane’ dadac chantim       yaya yajno vitanyate

viprarsabhan kritodvahan       sadaran samalalayat (Tekst 24)

 

VERTALING

 

Hij schonk Santi aan Atharva, Dankzij Santi worden de offerriten goed volbracht. Zo liet hij de beste der brahmana’s trouwen, en hij voorzag hen en hun vrouwen in alles wat ze nodig hadden.

OM!   tatas ta rsayah ksattah        krita-dara nimantrya tam

pratisthan nandim apannah      svam swam asrama-mandalam (25)

 

VERTALING

 

Op deze wijze getrouwd, namen de wijzen afscheid van Kardama, o Vidura, en begaven zich vol vreugde elk naar hun eigen kluizenaarshut.

Enkele voorbeelden.

 

Zonen en kleinkinderen van Brahmâ.

Marici en Pulastya waren beide zonen van Brahmâ de schepper. Kasyapa was een zoon van Marici. Hij trouwde met 17 dochters van Daksa, ook een zoon van Brahma. Hiranyakasipu en Hiranyaksa waren beide zonen van rishi Kasyapa en Diti. Beide zonen zijn bekend als demonen. Bhakt Prahlada was een zoon van Hiranyakasipu. Kleinzoon van Bhakt (toegewijden) Prahlada was Bali de grote giftgever aan Vamana-incarnacatie van God. Alles wat hij had, schonk hij aan Vamana Bhâgavan.

 

 

 Kanto 4, hoofdstuk 1

 

STAMBOOM, VAN DE DOCHTERS VAN MANU

 

 

TEKST 1

Maitraye uvaaca

manos tu sataruupaayaam          tisrah kanyaas ca jajnire

aaktuutir  devahuutis ca            prasuutir iti visrataah

 

Maitraye uvaaca –  de grot wijze Maitraye zei; manoh tu – van Svayambhuva Manu; sataruupaayaam    – bij zijn vrouw Satarupa; tisrah – drie; kanyah ca – ook dochters; jajnire – baarde ; akutih – genaamd Akuti; devahutih – genaamd Davahutih; ca – ook; prasutih – genaamd prasuti; iti – aldus; visrutah – welbekend.

 

Srie Maitreya zei : Svaayambhuva Manu verwekte drie dochter bij zijn vrouw Sataruupaa : Ākuuti, Devahuuti en Prasuuti.

 

 

                                                    

    TEKST  2

            Aakuutim rucaye pradaad           api bhraatramatiem nrpah

               Putrikaa-dharmam aasritya       sataruupaanumoditah

 

Akutim – akuti; rucaye – aan de grote wijze Ruci; pradat – overhandigde; api – hoewel; bhratr – matim – dochter die een broer heeft; nrpah – de konning; putrika – de uit hun huwelijk voortgekomen zoon krijgen; dharmam – religiueze rituelen; asritya – toevlucht nemen; satarupa – door de vrouw van svayambhuva Manu; anumoditah – goedgekeurd.

 

Ākuuti had twee broers, maar desondanks schonk koning Svaayambhuva Manu haar aan Prajaapati Ruci op voorwaarde dat de zoon die uit hun huwelijk geboren zou worden teruggegeven als zijn zoon. Dit deed hij in overleg met zijn vrouw Sataruupaa.

 

TEKST  3

         Prajaapatyih sa bhagavaan           rucis tasyaam ajiejanat

            Mitunaam brahma-varcasvie         paramena samaadhinaa

 

Prajaapatyih – iemand die het verwekken van kinderen is toevertrouwd; sah – hij; bhagavan – de rijkste; rucih – de grote wijze Ruci; tasyam – bij haar; ajijanat – bracht ter wereld;mithunan – paar; brahma – varcasi – geestelijke zeer krachtig; paramena – met grote kracht; samadhina – in trance

 

Ruci, die uitmuntte in braahmaanse eigenschappen, werd tot een van stamvaders van de levende wezens benoemd, en verwekte bij zijn echtgenoete Ākuuti één zoon en één dochter.

 

                                                             BETEKENIS

Het woord brahma-varcasvie is hier erg belangrijk. Ruci was een braahmana, en hij vervulde zijn braahmaanse plichten zeer strikt. Zoals verklaard wordt in de Bhagavad-gietaa, zijn de volgende eigenschappen als braahmaans aan te merken: het beheersen van geest en zintuigen, innerlijke en uiterlijke reinheid, het ontwikkelen van geestelijke en materiel kennis, eenvoud, waarheidslievend, geloof in de Allerhoogste Godspersoon, enzovoort. Er zijn vele eigenschappen waaraan men een braahmana kan herkennen, en we kunnen uit dit vers opmaken dat Ruci zich nauwgezet aan alle braahmaanse beginselen hield Daarom wordt hij speciaal brahmavarcasvie genoemd. Iemand die een braahmana als vader heeft, maar zichzelf niet als een braahmana gedraagt, wordt in de vedische taal een brahma-bandhu genoemd, en tot het niveau van suudraa’s en vrouwen gerekend. Zo lezen we in het Sriemad-Bhaagavatam dat het Mahaabhaarata speciaal door Vyaasadeva geschreven is voor strie-suudra-brahma-bandhu; dat wil zeggen voor vrouwen (strie) voor de laagste klasse van de beschaafde menselijke samenleving (shudra), en voor degenen die geboren zijn in families van braahmana’s maar de regels en voorschriften niet nauwgezet volgen (brahma-bandhu).

Al deze klassen worden als minder intelligent beschouwd en het is hun niet toegestaan om de Veda’s te bestuderen, omdat die bedoeld zijn voor mensen die zich de braahmaanse eigenschappen hebben eigengemaakt. Deze beperking is niet gebaseerd op een sektarisch onderscheid, maar op kwalificatie.Hieruit blijkt dat een mens van geboorte geen braahmaan kan zijn.

 

TEKST 6

            taam kaamayaanam bhagavaan                uvaaha yayusaam patih

                Tustaayam tosam aapanno                         janayad dvaadasaatmajaan

 

taam  – haar; kaamayaanam – verlangend; bhagavaan – de haar;  uvaaha – trouwde; yayusaam  – van all offers; patih – meester; Tustaayam – bij zijn vrouw die zeer verheugd was; tosam – veel plezier; aapanno – verkregend hebbend; janayad – beviel van; dvaadasa  – twaalf; atmajaan – zoons.

 

De Heer van de ritualistische yajna trouwde later met Daksinaa, die er zeer naar verlangde om de Allerhoogste Godspersoon als echtgenoot te hebben, en ook de Heer was zeer verheugd om haar twaalf kinderen te schenken.

 

                                                         TEKST 7

             tosah pratosah santoso                             bhadrah saantir idaspatih

                idhmah kavir vibhuh svahnah                    sudevo rocano dvi-sat

 

tosah – Tosa; pratosah – Pratosasantosoh – Santosa; bhadrah – Bhadra; saantih – Santi; idaspatih – idaspati; idhmah – Idhma; kavir – Kavi; vibhuh – Vibhu; svahnah – Svahna; sudevo – Sudeva; rocano  – Rocana; dvi-sat – twaalf.

 

De twaalfjongens die uit het huwelijk van Yajna en Daksinaa geboren werden heetten, Tosa, Pratosa, Santosa, Bhadra, Saanti, Idapati, Idhma, Kavi, Vibhu, Svahna, Sudeva en Rocana.

 

                                                         TEKST 8

                tusitaa  naama  te devaa            aasan svaayambhuvaantare

                   marieci-misraa rsayo                  yajnah sura-ganesbarah

 

 tusitaa  – de groep van de Tusita`s; naama – genaamd;  te – allen; devaa – half goden; aasan – werden; svaayambhuva – de naam van de Manu; antare – in die periode; marieci-misraa – met Marici aan het hoofd; rsayo – grote wijzen;  yajnah – de incarnatie van de Heer Visnu;sura-gane isvarah – de koning der half goden.

 

Gedurende de regeringsperiode van Svaayambhuva Manu werden al deze zoons de devata’s, die tezamen de Tusita’s worden genoemd. Marieci werd hoofd van deze zeven rsi’s en yajna werd de koning der devata’s, Indra.

 

                                                         BETEKENIS

Tijdens het leven van Svaayambhuva Manu werden al deze zoons de devata’s bekend als de Tusita’s, de wijzen aangevoerd door Marieci, en de afstammelingen van Yajna, de koning der devata’s, zes soorten levende wezens, te weten de manu’s, de deva’s, de manu-putra’s, de amsaavataara’s, de suresvara’s en de rsi’s (rishi’s). Overeenkomstig de opdracht van de Heer, vermenigvuldigden zij zich allen teneinde het universum te bevolken. Daar Yajna de incarnatie van de Allerhoogste Godspersoon was, werd Hij de koning der devata’s, Indra.

 

TEKST 13

         patnie marieces tu kalaa                      susuve kardamaatmaajaa

             kasyapam puurnimaanam ca              yayor aapuuritam jagat

 

patnie – echtgenoten ; marieces – van de wijze genaamd ; tu – ook ; kalaa – genaamd Kala;  susuve – baarde ; kardama-atmaajaa – dochter van Kardama muni ;  kasyapam  – geheten ; puurnimaanam ca – en Purnima geheten ;   yayor – door wie ; aapuuritam – overal verspried ; jagat – de wereld.

 

Kardama Muni’s dochter Kalaa, die getrouwd was met Marieci, kreeg twee kinderen, Kasyapa en Puurnimaa geheten. Hun afstammelingen zijn over de hele wereld verspreid.

 

                                                         TEKST  14

          purnimaasuuta virajam                    visvagam ca parantapa

             devakalyaam hareh paada               saucaad yaabhuut sarid divah

       

  purnima – Purnima; asuuta – verwekte; virajam – een zoon genaamd Viraja;  visvagam ca – Visvaga genaamd;  paran-tapa – o vernietiger van de vijand;  devakalyaam – een dochter genaamd Devakulya; hareh – van de allerhoogste Godsprsoon; paada saucaad  – door het water dat zijn lotus voet waste; ya – zij;  abhuut – werd; sarid divah het bovenzindelijke water in de bedding van de Ganges.

 

 

Mijn best Vidura, van de twee zonen van Kasyapa en Puurnimaa, verwekte Puurnimaa drie kinderen: Viraja, Visvaga en Devakulyaa. De laatste van deze drie, Devakalyaa, was het water dat de lotusvoeten van de Godspersoon waste, en dat later de Ganges van de hemelse planeten werd.

 

                                                      

                                                           TEKST  15

        atreh patny anasuuyaa trien              jajne suyasasah sutaan

          dattam durvaasasan somam                aatmesa-brahma-sambhavaan

 

atreh – van Atri Muni; patny – echtgenote; anasuuyaa – Anusaya geheten; trine – drie;  jajne – baarde; suyasasah – zeer beroemd; sutaan – zonen;  dattam – dattatreya; durvaasasan – durvasa; somam – soma ( de maangod);    aatma  – de Superziel; Isa heer Siva; -brahma – heer brahma; sambhavaan – incarnaties van.

 

Anasuuya, de echtgenote van Atri Muni, kreeg drie zeer beroemde zonen—Soma, Dattaatreya en Durvaasaa- die gedeeltelijke manifestaties van respectievelijk Heer Brahmaa, Heer visnu en Heer Siva waren.

 

                                                         BETEKENIS 

In dit vers vinden we de woorden aatmaa-iesa-brahma-sambhavaan. Aatma betekent de Superziel, Visnu, iesa betekent Heer Siva, en Brahma betekent Heer Brahmaa met de vier hoofden. De drie zonen van Anasuuyaa- Dattaatreya, Durvaasaa en Soma- waren gedeeltelijke manifestaties van deze devata’s. Aatma behoort niet tot de catogorie van de devata’s of levende wezens, omdat Hij Visnu is: daarom staat Hij beschreven als vibhnnaamsa-bhuutyaanam. De Superziel, Visnu, is de zaadgevende vader van alle levende wezens, met inbegrip van Heer Brahmaa en Heer Shiva.

Het bewustzijn van de Heer bevindt zich ook in Zijn deeltjes, en afhankelijk van de mate waarin dat bewustzijn vrij is van stoffelijk vuil, zijn de levende wezens verschillend gesitueerd. In de Vedaanta-suutra worden de diverse categorieen levende wezens vergeleken met kaarsen of lampen met een verschillend vermogen aan kaarslicht. Sommige gloeilampen hebben bijvoorbeeld het vermogen van duizend kaarsen, andere van vijfhonderd kaarsen, weer andere van honderd kaarsen, vijftig kaarsen, enzovoort. Alle lampen geven licht, maar de hoeveelheid licht is verschillend. Op dezelfde manier manifesteert Brahman zich in verschillende gradaties. De Vishnu-svaamsa-expansies van de Allerhoogste Heer in de verschillende Vishnu-gedaanten, en ook Heer Siva, zijn net als lampen, maar het allerhhogste vermogen aan kaarslicht, de volle honderd procent licht, wordt vertegenwoordigd door Krsna. De visnu-tattva heeft vierennegentig procent licht, de siva-tattva vierenachtig procent, Heer Brahmaa heeft achtenzeventig procent, en de levende wezens zijn net als Brahmaa, maar in de gebonden staat is hun licht nog zwakker. Niemand kan ontkennen dat er verschillende gradaties van Brahman bestaan. Daarom geven de woorden aatmesa-brahma-sambhavaan aan dat Dattaattreya een rechtstreeks manifestatie van Visnu was, terwijl Durvaasa en Soma manifestaties waren van respectievelijk Heer Siva en Heer Brahmaa.

 

                                                               TEKST 34

                       sraddhaa tv angirasah patnie         catasro ‘suuta kanyakaah

                         sinievaalie kuhuu raakaa                 caturthy anumatis tathaa

 

sraddhaam  – Sraddha; tu – maar; angirasah – van Angira Rsi; patnie  – echtgenote; catasro  – vier; asuuta – baarde; kanyakaah – dochters; sinievaalie  – Sinivali; kuhuu – Kuhu; raakaa – raka; caturthy  – de vierde; anumatis – Animati; tathaa – ook.

 

Angiraa’s echtgenote, Sraddhaa, bracht vier dochters ter wereld: Sinievaalie, Kuhuu, Raaakaa en Anumati.

 

                                                         TEKST 35

                       tat-putraav aparaav aastaam       khyaatau svaarocise  ‘ntare

                         utathyo bhagavaan saaksaad        brahmisthas ca brhaspatih

 

 tat – zijn;-putraav – zonen; aparaav – anderen; aastaam – werden geboren;  khyaatau  – heel beroemd;svaarocise – in het Svarocisa – tijdperk;  ‘ntare – van de Manu;  utathyo – Utathya; bhagavaan – heel machtig; saaksaad – rechtstreeks; brahmisthas ca – geestelijk zeer gevorderd; brhaspatih – Brhaspati.

 

 

Behalve deze vier dochters, kreeg ze ook nog twee zonen. De ene kende men als Utathya, en de ander was de geleerde Brhaspati.

 

                                                         TEKST  36

                        pulastyo  ‘janayat patnyaam      agastyam ca havirbhuvi

                           so ‘nya-janmani  dahraagnir      visravaas ca mahaa-tapaah

                   

pulastyo  – de wijze Pulastya; ‘janayat – verwekte; patnyaam  – bij zijn echtgenoten; agastyam – de grote wijze Agastya; ca – ook; havirbhuvi – bij Havirbhu;  so  – hij ( Agastya)‘nya-janmani  – in zijn volgende leven; dahraagnir – het spijserteringsvuur; visravaas – Visrava; ca – en; mahaa-tapaah – zeer machtig door boetedoening.

 

 

 

Pulastya verwekte bij zijn echtgenote Havirbhuu een zoon genaamd Agastya, die in zijn volgende leven Dahraagni zou worden. Behalve hem, verwekte Pulastya nog een andere zeer grote en heilige zoon, Visravaa geheten.

 

                                                         TEKST 37

                        tasya yaksa-patir devah             kuberas tv idavidaa-sutah

                           raavanah kumbhakarnas ca       tathaanyasyaam vibhiesanah

 

tasya  – zijn; yaksa-patir – de kining de Yaksa`s; devah – halfgod; kuberas – Kuvera; tv – en; idavidaa- – uit idavida; sutah – zoon;  raavanah – Ravana;  kumbhakarnas – Kumbhakarna; ca – ook;  tatha  – aldus; anyasyaam – in de andere; vibhiesanah – Vibhisana.

 

Visravaa had twee vrouwen; de eerste heette Idavidaa, die Kuvera, de meester van alle Yaksa’s ter wereld bracht, en de tweede heette Kesinie, die drie zonen kreeg- Raavana, Kumbhakarna en Vibhiesana.

 

                                                         TEKST  38

                     pulahasya gatir bhaaryaa               trien asuuta satie sataan

                        karmasrestham varieyaamsam      sahisnum ca mahaa-mate

 

pulahasya  – uit pulaha; gatir –Gati; bhaaryaa – ecjhtgenote;  trien – drie; asuuta – baarde; satie  – kuis; sataan – zonen; karmasrestham  – zeer bekwaam in baatzuchtige activiteiten; varieyaamsam  – zeer achtenswaardig;  sahisnum – zeer verdraagzaam; ca – ook; mahaa-mate o grote Viidura.

 

 

Gati, de echtgenote van de wijze Pulaha, kreeg drie zonen, genaamd Karmasrestha, Varieyaan en Sahisnu, en alle drie waren grote wijzen.

Gati, de echtgenote van Pulaha, was de vijfde dochter van Kardama Muni. Ze was haar echtgenoot zeer trouw en al haar zonen waren van hetzelfde gehalte als hij.

 

                                                         TEKST  39

                       krator api kriyaa bhaaryaa         vaalakhilyaan asuayata

                          rsien sasti-sahasraani                   jvalato  brahma-ejasaa

 

krator – van de grote wijze Kratu; api – ook; kriyaa – Kriya; bhaaryaa – echtgenote; vaalakhilyaan  -net als valakhilya; asuayata  – verwekte;rsien  – wijze;  sasti – zestig;-sahasraani – duizend;  jvalato  – heel staralend; brahma-ejasaa – door de brahman gloed.

 

 

Kratu’s vrouw Kriyaa bracht zestigduizend grote wijzen ter wereld, de Vaalakhilya’s genaamd. Al deze wijzen waren zeer gevorderd in geestelijke kennis, waardoor hun lichamen straalden.

Kriyaa was de zesde dochter van Kardama muni, en zij bracht zestigduizend wijzen ter wereld, die bekendstonden als de Vaalakhilya’s, omdat ze zich allemaal als vaanaprastha’s terugtrokken uit het gezinsleven.

 

                                                         TEKST   40

                       uurjaayaam  jajnire putraa             vasisthasya parantapa

                          citraketu-pradhaanaas te                sapta brahmarsayo ‘malaah

 

 uurjaayaam – bij Urja;  jajnire – werden geboren; putraa – zonen;  vasisthasya – van de grote wijze Vasistha; parantapa – o grote; citraketu – citrake; -pradhaanaas – met aan het hoofd;  te – alle zonenen;  sapta – zeven; brahmarsayo  – grote wijze met gesstelijke kennis;‘malaah – smetteloos.

 

De grote wijze Vasistha verwekte bij zijn echtgenote Uurjaa, ook wel Arundhatie geheten, zeven smetteloze grote wijzen, waarvan de leider Citraketu heette.

 

                                                         TEKST  41

                          citraketuh surocis ca                   vivajaa mitra eva ca

                            ulbano vasubhrdyaano                  dyumaan sakty-aadayo ‘pare

 

citraketuh – Citraketu ; surocis ca – en ;  vivajaa – viraja ; mitra – mitra ; eva – ook ; ca  – en ;  ulbano – Ulbana ; vasubhrdyaano – Vasubhrdyana ;  dyumaan – dyuman ; sakty-aadayo – zonen met saktie aan het hoofd ; ‘pare – bij zijn ander echtgenoten.

 

 

 De namen van deze zeven wijzen waren als volgt : Citraketu, Suroci, Virajaa, Mitra, Ulbana, Vasubhrdyaana en Dyumaan. Ook Vasistha’s, andere vrouwen brachten zeer bekwane zonen ter wereld.

Uurjaa, die soms ook wel Arundhatie genoemd wordt, was de vrouw van Vasistha en de negende dochter van Kardama Muni.

 

 

                                                        

                                                                    TEKST 42

                        cittis tv atharvanah patnie       lebhe putram dhrta-vratam

                          dadhyancam asvasirasam        bhrgor vamsam nibodha me.

 

Cittis – citti; tv – ook; atharvanah – van atharvanah; patnie – echtgenoten;   lebhe – kreeg; putram – zoon; dhrta-vratam  – zich strikt aan een gelofte houden; dadhyancam  – Dadhyanca; asvasirasam – Asvasira;  bhrgor vamsam – afstammeling van Bhrgu; nibodha – probeer te begrijpen; mevan mij.

 

Citti, de echtgenote van de wijze Artarvaa, kreeg een zoon genaamd Asvasiraa door een plechtige gelofte af te leggen, die men Dadhyanca noemt. Nu zal ik je vertellen over de afstammelingen van de wijze Bhrgu.

Citti, de echtgenote van Atharvaa, kent men ook wel als Saanti. Zij was de achtste dochter van Kardama Muni.

 

                                                         TEKST 43

 

                       bhrguh khyaatyaam mahaa-bhaagah         patnyaam putraan ajiejanat

                          dhaataaram ca vidhaataaram                     sriyam ca bhagavat-paraam

 

bhrguh – de grote wijze Bhrgu; khyaatyaam  – bij zijn echtgenote Khyati; mahaa-bhaagah – zeer fortuinlijk; patnyaam  – aan de echtgenote; putraan  – zonen; ajiejanat – baarde; dhaataaram  – data;ca – ook; vidhaataaram – Vidhata; sriyam – de dochter genaamd sri; ca bhagavat-paraam – en een groot toegewijde van de heer.

 

De wijze Bhrgu was zeer fortuinlijk. Hij verwekte bij zijn vrouw, Khyaati genaamd, twee zonen, Dhaataa en Vidhaataa, en één dochter, Srie, die de Allerhoogste Godspersoon zeer toegewijd was.

 

                                                         TEKST 44

                        aatim niyatim caiva                        sute merus tayor adaat

                           taabhyaam tayor abhavataam        mrkandah praana eva ca

 

aatim  – ayati; niyatim  – niyati; caiva – ook; sute – dochters; merus – de wijze meru; tayor –m aan die twee; adaat – huwlijkte uit; taabhyaam – van hen; tayor – beiden; abhavataam – verschenen;  mrkandah – mrkanda; praana – prana; eva  – zeker; ca – en.

 

De wijze Meru had twee dochters, Aayati en Niyati, die hij aan Dhaataa en Vidhaataa uithuwelijkte. Aayati en Niyati kregen twee zonen, Mrkanda en Praana genaamd.

 

                                                         TEKST  45

                       maarkandeyo  mrkandasya            praanaad  vedasiraa munih

                            kabis ca bhaargavo yasya            bhagavaan usanaa sutah

 

maarkandeyo  – mrkandeya; mrkandasya – uit mrkanda; praanaad  – uit prana; vedasiraa – vedasira; munih – grote wijze; kabis ca – kavi geheten; bhaargavo – bhargava geheten; yasya  – wiens; bhagavaan – zeer machtig; usanaa  – Sukracarya; sutah – zoon.

 

 

Uit Mrkanda werd Maarkandeya Muni geboren, en uit Praana de wijze Vedasiraa, die een zoon genaamd Usanaa [Sukraacaarya] verwekte, die men ook wel kent als Kavi. Ook Kavi behoorde dus tot de afstammelingen van de Bhrgu-dynastie.

 

                                                         TEKST 46-47

                       ta ete munayah ksataar                    lokaan sargair abhaavayam

                          esa kardama-dauhitra                     santaanah kathitas tava

 

                      srnvatah sraddadhaanasya               sadyah paapa-harah parah

                         prasuutim maanaviem daksa             upayeme hy ajaatmajah

 

 

 ta – zij; ete – allen; munayah  – grote wijze; ksataar – o vidura;  lokaan – de drie werelden; sargair  – met hun afstammelingen; abhaavayam – vulden; esa – dit; kardama – uit de wijzw kardama; -dauhitra – kleinzonen;  santaanah  –  nageslacht; kathitas – reeds gesproken; tava – tot jouw;  srnvatah – horend; sraddadhaanasya – van de gelovige;  sadyah – onmiddelijke; paapa-harah – alle terrug slagen van zondige activiteiten verminderend; parah – groot; prasuutim – prasuti; maanaviem – dochte van manu; daksa  – koning daksa; upayeme – trouwde; hy – zeker; ajaatmajah – zoon van brahma.

 

Op deze manier, o beste Vidura, breidden de afstammelingen van deze wijzen en de dochters van Kardama Muni de bevolking van het  universum uit. Iedereen die met geloof naar de beschrijvingen van dit koningshuis luistert, zal worden verlost van alle terugslagen van zijn zondige activiteiten. Een andere dochter van Manu, Prasuuti, trouwde met Daksa, de zoon van Brahmaa.

 

 

                                                         TEKST  48

                       tasyaam sasarja duhitrh               sodasaamala-locanaah

                          trayodasaadaad dharmaaya         tathaikaam agnaye vibhuh

 

tasyaam – bij haar; sasarja – ver wekte; duhitrh – dochters; sodasa  – zestien; amala-locanaah – met ogen als lotussen; trayodasa  – dertien; adaad  – gaf; dharmaaya – aan dharma;  tatha  – aldus; ikaam  – een dochter; agnaye  – aan agni; vibhuh – daksa.

 

 

Daksa verwekte bij zijn echtgenote Praauuti zestien zeer mooie dochters met ogen als lotussen. Van deze zestien dochters werden er dertien uitgehuwelijkt aan Dharma, en één aan Agni.

 

                                                         TEKST  49-52

 

                          pitrbhya ekaam yuktebhyo               bhavaayaikaam bhava-cchide

                             sraddhaa maitrie dayaa saantis        tustih pustih kriyonnatih

 

                         buddhir medhaa titiksaa hrier          muurtir dharmasya patnayah

                            sraddhaasuuta subham maitrie          prasaadam abhayam dayaa

 

                          saantih sukham mudam tustih           smayam pustir asuuyata

                              yogam kriyonnatir darpam                artham buddhir asuuyata

  

                         medhaa smrtim titiksaa tu                  ksemam hrieh prasrayam sutam

                             muurtih sarva-gunotpattir                 nara-naaraayanaav rsie

 

pitrbhya – aan de pita; ekaam – een dochter; yuktebhyo – de samen gekomen; bhavaaya  – aan heer siva; ikaam  – een dochter; bhava-cchide  – die vrijheid bied aan materiell verstikking; sraddhaa maitrie dayaa saantis tustih pustih kriyonnati  buddhir medhaa titiksaa hrier muurtir – de namen van de dertien dochters van daksa; dharmasya  – cvan darma; patnayah – de vrouwen; sraddha – sraddha; asuuta – baarde; subham  – subha; maitrie – maitri; prasaadam – prasada;  abhayam  – abhaya; dayaa  – daya; saantih – santi;  sukham  – sukha; mudam – muda; tustih   – tusti; smayam  – smaya; pustir – pusti;  asuuyata – baarde;  yogam  – yoga; kriya – kriya; onnatir – onmati; darpam  – darpa;  artham  – artha; buddhir  – buddhi; asuuyata – verwekte; medhaa – medha; smrtim  – smrti; titiksaa – titiksa; tu – ook;  ksemam – ksema; hrieh – hri; prasrayam – prasraya; sutam – zoon;  muurtih- murti; sarva-gunot  – met alle achtenswaardige eiogenschappen; utpattir – de bron;  nara-naaraayanaav  – zowel nara als narayana; rsie de twee wijze.

 

 

Een van de twee resterende dochters werd aan de Pitaa’s van Pitrloka geschonken, waar ze een heel vredig bestaan leidt, en de ander aan Heer Siva, die zondige mensen uit de materiële verstrikking bevrijdt. De namen van de dertien dochters van Daksa die aan Dharma werden geschonken zijn: Sraddhaa, Maitrie, Dayaa, Saanti, Tusti, Pusti, Kriyaa, Unnati, Buddhi, Medhaa, Titiksaa, Hrie en Muurti. Deze dertien dochters kregen de volgende zonen: Sraddhaa kreeg Subha, Maitrie kreeg Prasaada, Dayaa kreeg Abhaya, Saanti kreeg Sukla, Tusti kreeg Muda, Pusti kreeg Smayaa, Kriyaa kreeg Yoga, Unnati kreeg Darpa, Buddhi  kreeg Artha, Medhaa kreeg Smrti, Titiksaa kreeg Ksema, en Hrie kreeg Prasraya. Muurti, die alle achtenswaardige eigenschappen in zich verenigde, kreeg Srie Nara-Naaraayana, de Allerhoogste Godspersoon.

 

                                                         TEKST 53

 

                          yayor janmany ado visvam             abhyanandat sunirvrtam

                             manaamsi kakubho vaataah            praseduh sarito ‘drayah

 

 yayor – van beide ( nara en Narayana) janmany – ten tijde van de verschijning; ado – dat; visvam  – universum; abhyanandat – werden blij; sunirvrtam  – vol vreugde; manaamsi – iederds geest; kakubho – de richtingen; vaataah  – de lucht; praseduh – werd aangenaam; sarito – de rivieren; ‘drayah – de bergen.

 

Toen Nara-Naaraayana verscheen, was de hele wereld vol vreugde. Ieders geest kwam tot  rust, en de lucht, de revieren en de bergen straalden een aangename sfeer uit.

 

                                                     

 

 

                                                      TEKST 54-55

                           divy avaadyanta tuuryaani          petuh kusuma-vrstayah

                              munayas tustuvus tustaa              jagar gandharva-kinnaraah

                          nrtyanti sma striya devya             aasiet parama-mangalam

                              devaa braahmaadayah sarve       upatsasthur abhistavaih

 

divy  – op de hemelse planten; avaadyanta – lieten zich horen; tuuryaani – een instumentaal ensemble;  petuh  – zij regenden; kusuma- – van bloemen; vrstayah regens; munayas  – de wijze;  tustuvus  – reciteerden vedische gebeden; tustaa – tot rust gekomen; jagar – begonnen te zingen ; gandharva – de Gandharva`s ;-kinnaraah  de kinnara`s; nrtyanti sma  – dansten; striya – de moie meisjes; devya –  van de hemelse planeten; aasiet – waren zichtbaar; parama-mangalam – de hoogste voorspoed; devaa  – de halfgoden;braahmaadayah – brahma en anderen; sarve – alle; upatsasthur – vereerden; abhistavaih – met eerbiedige gebeden.

 

    Op de hemelse planeten begonnen muziekgroepen te spelen, en de devata’s lieten een regen van bloemen uit de hemel vallen. De vredige wijzen reciteerden vedische gebeden, de hemelbewoners, zoals de Gandharva’s en de Kinnara’s zongen liederen, de schone hemelbewoonsters dansten, en zo waren ten tijde van de verschijning van Nara-Naaraayana alle tekenen van voorspoed zichtbaar. Juist op dat moment reciteerden grote devata’s als Brahmaa ook vol eerbied hun gebeden.

Via hen raakte de hele wereld bevolkt.

Kasyapa en Aditi

Bhaga + Siddhi: Mahimaa, Vibhoe, Prabhoe & Aasie

Agnihotra, Pasoer, Soma, Caatoermaasya

Savitaa + Prsni: de 5 Mahaayajña’s & Saavitri, Vyaahtri, Trayie

Viddhaata + Kriya: de 5 Poerisya’s (de devata’s van het vuur)

(uit een mierenhoop): Vaalmieki

Varoena + Carsanie: Bhrgoe (in zijn tweede geboorte: geen moeder): Agastya, Vasishta (gemeenschappelijke zoons van Varoena & Mitra)

Mitra+ Revatie:  Oetsarga, Arista, Pippala

Tvastaa + Racanaa: Sannivesa, Viswaroepa

Aryamaa  + Maatrkaa: de geleerden & de mensen

Satroe, Chaayaa: Sanaiscara, Saavarni Muni, Tapatie + Samvarana

Vivasvaan +Samjñaa: Yamaraaja, Sraaddhadeva, R. Yamoena (Yamie): de Asvinie-koemaara’s

Oeroekrama + Kierti: Brhatsloka + n.a.g.: Saubhaga & nog vele anderen

Koehoe: Saayam

Sinivaalie: Darsa

Dhaata + Raakaa: Praatah

Anoemati: Poernamaasa

Tvastaa + Racanaa: Sannivesa, Visvaroepa

Aryamaa + Maatrkaa: de geleerden & de mensen

Indra  + Paulamie: Jayanta< Rsabha, Midhoesa

n.a.g betekent”niet apart genoemd

Poesaa + betekent “getrouwd met”: geeft het nakomelingen aan

 

Yamaraaja (Dharmaraaja  kreeg 10 vrouwen (dochters van Daksa)

Bhaanoe: Deva – rsabha + n.a.g.: Indrasena

Lambaa: Vidyota + n.a.g.: de wolken

Kakoed: Sankata + n.a.g.: Kiekata + n.a.g : de devata’s die Doerga heten

Yaami: Svarga  + n.a.g.: Nandi

Sankalpaa: Sankalpa + n.a.g.: de zinnelijke begeerte

Saadhyaa: de Saadhy’s + n.a.g.: Arthasiddhi

Viswaa: de Visvadeva’s

Moehoertaa: de Mauhoertika’s (devata’s)

Maroetvatie: Maroetvaan, Jayanta (Oependra, een expansie van de Allerhoogste Heer)

Dhroeva  + Dharani: de steden

Vaastoe + Aangirasie: Visvakarmaa + Akrtie

Drona + Abhimati: Harsa, Soka, Bhaya, enzovoort

Praana + Oerjasvatie: Saba, Aayaus, Poerojava

Vasoe: Dhaaaraa: Dravinaka en anderen

Agni +Krttikaa: Kaarttikeya (Skanda)* + à Visaakha en anderen

Doasa + Sarvari: Sisoemaara (een expansie van de Allerhoogste Heer)

Arka  + Vaasanaa: Tarsa en anderen

Vibhaavasoe + Oesaa: Vyoesta, Rocisa &Aatapa +n.a.g.: Pañcavaama (de lengte van de dag)

SRIMAD-BHAGAVAD PURANA (CANTO 5, HFDST.4)

Van Rsabhadeva’s honderd zonen, was de oudste Bharata een zeer groot toegewijde, begiftigd met de beste eigenschappen. Ter ere van hem staat deze planeet nog steeds bekend als Bharata-varsa.

Na Bharata kwamen er nog negenennegentig andere zonen. De negen oudsten heetten Kusavarta, llavrta, Brahmanvarta, Malaya, Ketu, Bhadrasena, Indraprk, Vidarbha en Kikata. Deze waren allen Ksatriya’s omdat zij echte regeerders en strijders waren. Zij hebben over diverse planeten geregeerd.Behalve deze zonen waren er nog Kavi, Havi, Antarikksa, Prabudda, Pippalayana, Avirhotra, Drumila, Camasa en Karabhajana allen zeer verheven, gevorderde toegewijden en erkende predikers van het Srimad-Bhagavatam. Deze toegewijden werden geloofd om hun onwankelbare devotie voor Vasudeva, de Allerhoogste Godspersoon.Behalve de bovengenoemde negentien, kregen Rsabhadeva en Jayantie nog eenentachtig andere zonen. Omdat deze zonen de instructies van hun vader opvolgden, werden ze zeer beschaafd en welgemanierd, zuiver in hun activiteiten, en zeer bekwaamd op het gebied van de vedische kennis en het uitvoeren van vedische riten. Op die manier werden ze allemaal volmaakt gekwalificeerde brâhmana’s.

Aan de hand van de informatie in dit vers kunnen we goed zien hoe de leden van de samenleving bij een bepaalde kaste ingedeeld worden naar gelang hun aard en hun werk. Rsabhadeva was als koning een ware ksatriya. Hij had honderd zonen, waarvan er tien eveneens ware ksatriya’s werden en de planeet regeerden. Negen andere zonen werden krachtige predikers van het Srimad-Bhagavatam (maha-bhagavata’s). Wat betekent dat ze zich op een niveau boven dat van braahmana’s bevonden. De andere eenentachtig zonen werden alleen zeer gekwalificeerde brâhmana’s.Dit is een goed voorbeeld van hoe iemands eigenschappen en niet zijn geboorte hem geschikt maken voor een bepaalde soort activiteit.

De Moeder die de Kosmische Orde volgde schonk aan de Vader zijn en in het begin waren beiden één geest.Weerbarstig hard was zij en zij werd doorboord en zwanger. Vol eerbied loven de aanbieders haar vrucht baarheid.

 

Dit altaar is de grens van de Aarde. Dit Offer is de navel van het Universum. Dit Soma is het zaad van het Kosmische Paard. Deze Brahman is het middelpunt van de Taal.

Zeven baarmoeders van de kosmische helften en het zaad beginnen aan hun taak op Vishnu’s aanwijzing. Bevend van scheppende kracht en kennis staan de wijzen rondom het zaad dat zich naar alle kanten verdeelt.

Aum Shanti: Aum Shanti: Aum Shanti,

Veel leesplezier en wijsheid toegewenst. Ik doe mijn dharmisch plicht.

 

 

 

Khimradj Pherai

 

 

Kopie conform overige instanties.