De chakras in het menselijk lichaam

 

Khimradj Pherai

Voorzitter van Stichting Shri Satya Aarya Pradhaana Karmavadisch Sanatana Dharm.

Bussumsestraat  153

2574  JG    Den Haag  – Nederland

Telefoon :  070  -3235050      of    06 42153517

E-mail :khimradjpherai@casema.nl ‘ en webside : www :khimradjpherai.nl

 

 

Den Haag,  13  juli 2009

 

 

Onderwerp : Het functioneren van de  chakras in ieder menselijk lichaam.

 

 

Dit is het grootste geheim van het Braahmanisne, Jodendom, de Rooms Katholieken en  overige religies.  Hoelang zullen  hun predikers de mens nog dom willen houden voor het behoud van hun materiële belang.

Alleen deze hoogste kennis kan een bindmiddel zijn en alle oorlogen vermeden kunnen worden.

Maar mogenheden die wapens maken om te verkopen zullen dit altijd tegenwerken omdat zij financiële baat erbij hebben. Ze vergeten één ding stof wordt weer stof en vele onschuldige mensen komen door toedoen van hen op vreselijke wijze om het leven. Weten dezen mensen iets van de wet van Karma ?

Wat ge zaait  zult ge ooit oogsten.

 

 

yuktah karma-phalam tyaktvaa          saantim aapnoti naisthikiem

ayauktah kaama-kaarena                     phale sakto nibadhyate

 

De voortdurende toegewijde ziel verkrijgt volmaakte vrede, omdat ze de voortbrengselen van al haar handelen aan Mij offert ; terwijl iemand die niet in overeemstemming met het goddelijke is en de vruchten van zijn arbeid begeert, verstrikt raakt. ( Bh.G.V.12)

 

Naadatte kasyacit paapam                    na caiva sukrtam vibhuh

Ajñaanevrtam jñaanam                        tena muhyanti jantavah

 

De A llerhoogste kan Zich nimmer verantwoordelijk stellen voor de zondige of vrome aktiviteiten van wie dan ook. De belichaamde wezens zijn in de war, omdat hun wezenlijke kennis verhuld wordt door onwetendheid. (Bh.G. V.15)

 

 

O saadhaka, broeders ! Strijdt onafgebroken om de juiste luisterrijke bestemming te bereiken van de realisatie en laat de illusoire en kortstondige vreugden en smarten van de wereld achter U. Denk aan de woorden van Yama, de God des Doods :

                             Na avirato duscaritaat, na asaanto na asamaahitah ;

                                Na asaanta maanaso vaapi, prajnaanenainan aapnuyaat

                                        (Kathopanishad, valli ll.24)

 

(`Hij, die het kwaad niet heeft verworpen, wie niet kalm en vredig en deemoedig is, wiens denken geen vrede kent (niet vredig is), kan het Âtman niet bereiken, dit kan slechts ervaren worden door inzicht in kennis van het werkelijke’).

Dit Âtman kan niet bereikt (ervaren) worden door hen, die onjuist gedrag niet hebben opgegeven, die rusteloos zijn en vervuld van twijfel of perverse redenering, of die niet standvastig van aard zijn. Dit Âtman wordt  bereikt door prajnaa, door ritambhara prajnaa – de bewustzijnstoestand vervuld van waarheid. Hoe wordt prajnaa bewerkstelligd ?

In de Prasnopanishad leert de rishi (ziener) ons :

                                 Tapasa, brahmacaryena, sraddhayaa,

                                              Vidyayaa aatmanam anvishya

(1-10)

(`Zoek dat Âtman door ascese, beoefening van ingetogenheid, geloof en vertrouwen, en door inzicht kennis’).

Volgt alstublieft deze instructie. Dan zult ge de vrucht van saadhanaa oogsten in de vorm van onderscheidingsvermogen tussen purusha en prakrti, (Kosmische Ziel en Natuur) en aldus de vrijheid verkrijgen.

 

 

Het schouwen van de chakras

 

Nu moet ge met de goddelijke lamp van meditatie deze goddelijke stad, ayodhya, binnengaan langs het pad van yoga. Verfijn langzamerhand het beeld  van de subtiele centra van muulaadhaara tot sahasraara  en bedenk, dat elke chakra stoelt op  sushumnaa,die zich bevindt in de ruggegraat in de vorm van subtiele zintuigelijke en motorische zenuwen. Verder hebben deze twee soorten van zenuwen zich gebundeld in de streek van de voornaamste zenuwcentra van het lichaam, waarna deze bundeling zich tot bundels heeft gevormd, die als chakras optreden.

Wij hebben de chakras afgebeeld volgens tradionele Tantrische letterkunde (zie afbeelding) zonder enig commentaar en geven nu hieronder volledige beschrijvingen van de chakras, hun leidinggevende godheden, hun kleur, vorm en grondletter. Zoals reeds gezegd kan men dergelijke beschrijvingen niet geheel en al letterlijk opvatten, daar de ervaring en de interpratatie van verschillende saadhakas variëren, maar  de werkelijkheid die aan de ten gronslag ligt, ondanks geringe varianten van de formele kennis. Juist omdat waarachtige kennis van de chakras in de  ervaring zelf ligt en niet in  eigen meditatieve visie tot leven te brengen.

 

 

1. Mûlâdhâra chakra (versie 1)

 

Als dit chakra door de drie goenas (geaardheden) [sattva-goedheid, rajas-hartstocht, tamas-onwetendheid) wordt overweldigd, ziet men het in de meditatie als een patroon in de donker purperen kleur van bramen, waarin het rood overheerst : de afmetingen zin ook ongeveer die van een bes. Overheerst rajas, dan ligt er een orangegele sluier (waas) over de braambes ; in sattvische (zuivere) toestand vermengd zich wat wit met deze kleuren. Het element prithivi (aarde) overheerst in dit chakra. Het rectum, de endeldarm, het benedenste deel van de darmen, is vier of vijf  duim lang (± 12 cm) en heeft de vorm van een olifantenslurf ; daarom wordt dit Ganesha chakra genoemd. Vlak hierachter, dicht bij de coccyz  bevindt zich in hoofdzaak de streek van muulaadhaara chakra. Als de pranische functie, hierboven beschreven, in deze streek aanvangt, heeft men de ervaringen, die verderop beschreven zullen worden, maar diegenen die niet volledig dhaaranaa (concentratie) beheersen, zullen misschien verwarde beelden krijgen van de verschillende chakras. De ervaringen vaste concentratie wordt het schouwen en de kennis omtrent deze chakras systematisch, welverzekerd en volmaakt.

 

Voor beginners : Bij dit chakras hebben sommige beginners de ervaringen van een rode, vurige vlam, golven van rookkleurig licht, vurige vlammen opstijgend van een offeraltaar, de kleuren rood, blauw en geel, een glanzende (lichtende) bol als een braambes, vuurwerk, of een rode granaatappel.

Saadhakas hebben de Sushumnaa in de wervelkolom gezien in de vorm van een lichtende zuil, een goudgele slang, soms als een glimmende zwarte slang, ongeveer twee of drieëntwintig cm. Lang met bloedrode ogen als glimmende kooltjes vuur, een vibrerend dun voorste deel van de tong, glinsterend als bliksemlicht. Men heeft haar gezien in de vorm van een kleine zwarte shaligraam (afgodsbeeld van Vishnu) of als gekleurde lichtflitsen die er even zijn en meteen verdwijnen. Soms kan dit een onaangename ervaring zijn. Er kan bijvoorbeeld door angst een beving zijn of transpiratie of duizelligheid, daar praana  uit de handen en voeten of andere lichaamsdelen wegtrekt en sushumnaa ingaat en men kan het gevoel krijgen alsof de praanas uit het lichaam wegebben ; soms trekken de zenuwen van bepaalde organen zich star en onaangenaam samen ; soms kan de druk van de geprikkelde aapana praana oorzaak zijn dat de blaas of de ingewanden zich onwillekeurig roeren.

Dergelijke onplezierige ervaringen zijn van korte duur en men komt er overheen als men ze verdraagt.Zulke gewaarwordingen komen heel gemakkelijk tot bedaren door even praanaayaama rechaka (speciale uitademing) te doen, zoals verderop in dit hoofdstuk wordt beschreven. Soms krijgt men plotseling een visioen van landschappen, goden, siddhas (geesten), men hoort ineens muziek, tempelhymnen of lofzangen. Je moet maar kalm en onberoerd blijvn onder al dez visioenen – of ze nu goed of kwaad zijn  – en vooral de aandacht gevestigd houden op het chakra, dat je ten volle zou willen doorgronden. Men moet zich identificeren met de chakra, totdat het ware beeld en de kennis daaromtrent verkregen is, anders is de ervaring onvolledig en misleidend.

 

De ware visie en kennis omtrent muulaadhaara chakra :

Op grond van mijn eigen ervaring (van de schrijver van het boek) kan ik zeggen dat het zien van muulaadhaara het beeld van Ganesha chakra  met zich meebrengt en ook de streek van de anus tot de dikke darm, de streek van de zenuwdraden, die een paardestaart patroon vormen in die buurt, en de streek van de coccyzx. Dit alles ziet men afzonderlijk ofwel te samen. Het werkelijke beeld bestaat daarin, dat men in deze buurt rechtstreeks de functies ziet van aapana, dat de zintuigelijke en motorische zenuwen doordringt, die de werkingen van afvalstoffen lozen en urineren beheersen. Het is mogelijk dat sommigen saadhakas mmuulaadhaara ervaren zoals de Tantra Shatra is beschreven.

De schrijver van het boek spreekt dit niet tegen, maar naar zijn mening en ervaringen stemt muulaadhaara chakra niet geheel en al overeen met de tantrische vormen ; en datzelfde geldt voor de andere chakras. Op afbeelding onderaan van het groffelijk lichaam op deze plaatsen en doe Uw ervaring op van de chakras.

 

 

1. Mûlâdhâra chakra (versie 2)

.   

1.Er is een ruimte als een bolvormige wortel, die zich uitstrekt van twee vingers boven de endeldarm tot twee vingers onder de linga, vier vingers breed.

 

2.In deze ruimte bevindt zich de yoni, met het gelaat naar achter gewend, die ruimte wordt de mûlâ (wortel, oorsprong) genoemd. Hier bevindt zich de goddelijke Kundalinî.  Ze omgeeft alle nâdis in drie en een halve winding, als een slang ; en de staart in de mond grijpend, rust ze in de holte van de Sushumnâ.

 

 3.   Daar sluimert ze als een slang en ze glanst door haar eign licht. Als een slang leeft ze daar tussen de gewrichten ; ze is de godin van de spraak, de stem ; en ze wordt het zaad (bîja) genoemd.

 

4.  Weet dat deze kundalinî vol energie en met een glans als gesmolten goud, de shakti (scheppende kracht) van Vishnu is ; zij is de moeder van de drie hoedanigheden : sattva (harmonie, ritme), rajas  (energie) en tamas (inertie-onwetendheid).

 

5.  Daarin is het zaad van liefde (klîm), zo prachtig als de Bandhuka-bloesem, gebracht ; het straalt als gebrand goud en wordt in Yoga `eeuwig’ genoemd.

 

6.   De sushumnâ omsluit het eveneens, en daar bevindt zich het prachtige zaad ; daar ligt het, stralend als de maan in de herfst met de glans van miljoenen zonnen en de koelte van miljoenen manen.De godin Tripûra Bhairavî  heeft dit drietaal – zon, maan en vuur  – samengevoegd en collectief heet zij de bîja. Men noemt het ook `de grote energie’.

 

7.  Bîja bezit de vermogens van de handeling en gewaarding en circuleert door het hele lichaam.

Ze is subtiel en heeft een vurige vlam, soms stijgt ze omhoog en dan weer valt ze omlaag in het water. Dit is de machtige energie, die zich bevindt in het perineüm en de svayambhu-linga ( de uit Zichzelf geborene) wordt genoemd.

 

8.  Dit alles wordt mûlâdhâra-padma, de schragende lotus aan het begin, genoemd en de vier bloembladen worden gekenmerkt door de letters v,’s, sh,s.

 

9…Dichtbij de svayambhu-linga bevindt zich een gouden regio, die men kula (familie) noemt ; de adept die er over heerst, heet Dviranda en de godin, die er over heerst, heet Dâkini. In het midden van de lotus is de yoni, waar Kundalinî huist ; de rondcirkelende, helderstralende energie daarboven noemt men kâma-bîja (zaad van liefde). De verstandige mens, die aldoor contemplatie verricht op mûlâdhâra, verkrijgt dârduri-siddhi (het vermogen zich springend voort te bewegen als een kikvors) en langzamerhand kan hij helemaal los  komen van de grond (d.w.z. omhoogstijgen).

 

10.  Dan verkrijgt het lichaam een schonere glans ; de inwendige hitte is krachtig en bijgevolg komt men vrij van ziekte ; men wordt vlug van begrip, en alwetend.

 

11. Zo iemand kent het verleden, het nu en de toekomst en tegelijkertijd ook de oorzaak ervan ; hij maakt zich de geheime wetenschappen eigen en tevens de mysteriën.

 

12. Op zijn tong danst de godin van de wijsheid en hij verkrijgt mantra-siddhi. Succes in mantra-yoga, alleen al door de voortdurende herhaling.

 

13.  Dit is wat de Leraar zegt :`Meditatie hierop doet (het besef) van de oude dag en het sterven verdwijen en maakt een einde aan ontelbaar veel moeilijkheden.’ Wie prânâyâma beoefent moet hier steeds op mediteren ; door contemplatie hierop wordt de grote Yogî van alle zonden bevrijd.

 

14. Als de Yogi deze mûlâdhâra – lotus schouwt- de svayambhu-linga – dan worden op datzelfde ogenblik ongetwijfeld al zijn zonden teniet gedaan.

 

15. Wat hij ook in gedachten verlangt, verkrijgt hij ; door van deze meditatie een vaste gewoonte te maken zal hij Hem zien die verlossing schenkt, die de beste is, zowel daarbinnen als daarbuiten ; en die met grote zorgvuldigheid aanbeden moet worden. Een betere dan Hij is, ken ik niet.

 

16. Wie, Siva (God) daarbinnen in de steek latend, aanbidt wat zich daarbuiten bevindt (d.w.z. uiterlijke vormen aanbidt) is net  als iemand die een  lekkernij van zijn hand wegwerpt en wegzwerft op zoek naar voedsel.

 

17. Laat  iemand dagelijks, zonder mankeren, mediteren op zijn eigen swayambhu-linga ; en laat er geen twijfel over bestaan, dan hieruit alle vermogen zullen voortkomen.

 

18. Door geregeld oefenen verkrijgt hij binnen zes maanden succes ; en er is geen twijfel aan, dat zijn vâyu het middelste kanaal (sushumnâ) zal ingaan.

 

19.  Hij wordt zijn denken de baas en kan zijn adem beheersen en zijn semen (zaad inhouden ; dan verkrijgt hij succes, zowel in deze als in de andere wereld ; daar is geen twijfel aan.

 

 

2. Svâdhishthâna chakra (versie 1)

Dit chakra is gelegen voor de ruggegraat, ongeveer drie inches (duim) boven muulaadhaara, in de buurt van de blaas (bij vrouwen in de buurt van de baarmoeder) en het rectrum, waar sukra kosha, de zaadklier, ligt. Vogens  de tantra heeft het zes bloembladen en binnen in het chakra bevindt zich iets dat lijkt op een maansikkel of een nautilusschelp. Dit chakra glanst in de streek van de genitaliën als vocht in een gouden kopje. In de sattvische staat ziet het er uit als zuiver Ganges-water in een blauwe saffier. In rajasische staat ziet het er uit als melk in een gouden kopje. Wordt het overweldigd door tamas dan is het donker. Er schijnt damp op te stijgen uit dit centrum die het hele lichaam doordringt en zijn functies beïnvloedt, de lichaamsdelen voedt en vrede schenkt. Deze lamp wordt overheerst  door het element water en staat in specifiek verband met slijm, semen en andere lichaamsvochten, die modificaties zijn van het element water. In de streeks van dit chakra is er dan ook semen  –  dik en wit van kleur, met een vleugje blauw. Door op deze plek te mediteren verkrijgt men speciale hulp bij het beoefen van brahmaacaarya (celibaat). Hoewel dit chakra evenals muulaadhaara zich bevindt in het gebied van de onzuiverheid, het gebied van de door tamas overheerste aapana-praana, kan een leerling desondanks, door het goddelijk schouwen (visoen) van vairaagyaa (ongehechtheid) zijn wellustige verlangens de baas worden.

 

2. Svâdhishthâna chakra (plexus bij de prostaat versie 2)

 

20.  Het tweede chakra bevindt zich bij de onderzijde van het orgaan. Het heeft zes bloembladen, gekenmerkt door de letters b, bh, m, y,r. l. De steel wordt svâdhishthâna genoemd ; de kleur van de lotus is bloedrood ; de adept, die erover heerst heet Bâlâ  (de Sterke) en haar godin heet Râkini.

 

21.  Zonder vrees reciteert hij de verschillende Shâtras en wetenschappen, waarvan hij tevoren geen kennis had ; hij raakt vrij van alle ziekten en kwalen, en beweegt zich onbevreesd door het heelal.

 

22.  Hij overwint de dood ; en nienamd kan hem overwinnen ; hij verkrijgt de verhevenste psychische vermogens, zoals animâ, laghimâ enz. De vâyu (lucht) beweegt zich harmonisch door zijn gehele lichaam ; ook nemen zijn lichaamssappen toe ; de nektar die uitwasemt van de etherische (akash) lotus doet hem ook toenemen.

 

 

3.  Manipûra chakra (versie 1)

(ook wel nabhichakra of zonnevlecht, navelplexus genoemd).

Dit chakra is een zeer belangrijk centrum, gelegen vóór de ruggegraat in de navelstreek. Hier verenigen zich duizenden zenuwen en talloos vele vertakken zich om de boven- en benedengelegen organen te doordringen, waardoor een wielvormig centrum wordt gevormd. Volgens de Tantra heeft dit chakra tien bladen en in het midden is er een driehoekige vorm. Dit centrum wordt overheerst door het element vuur. Het ziet er uit als de opgaande zon ; in het midden is het rood en rondom gaan verlichtende blauw-witte stralen uit en zo ziet het er uit als een zonneschrijf met stralen rondom. Het fœtus in de baarmoeder (moederschoot) ontvangt voedsel van hier om te groeien en daarom is het duidelijk dat je, als je het lichaam door dit centrum binnengaat, kennis van het hele lichaam kunt verkrijgen. Patanjali Mahaarshi zegt : Nabhichakre kayavyuha jnanam (Yoga Sutras III -29).

`Door te mediteren op de navelschijf, verkrijgt men kennis omtrent het hele lichaam’.

Bhuvana Jnaanam Suurya Samyamaat (Yoga –Suutra III – 26)  – `Door concenden’.

De commentatoren hebben dit zo geïnterpreteerd, dat men zich moet concentreren op de pingala –surya-zenuw. Anderen zijn van oordeel dat  de wijze Vyasa heeft in zijn commentaar hierop gezegd dat het de kennis omtrent verscheidene werelden was, de hogere en de lagere regionen. We zullen echter zien, dat er ook chakras zijn die de naam `Zon’ en `Maan’ dragen en gelegen zijn tussen manipura en hridaya chakra ( het hartcentrum).

Uit de naam manipura blijkt duidelijk hoe belangrijk dit chakra is (mani=juweel ; pura=stad-dus de stad van kostbaarheden.

 

Vlak onder de navel bevindt zich de dunne darm, waar het voedsel wordt verteerd en geassimileerd. Hier komt samana praana- de vitale lucht van de streek tussen hart en navel – in contact met aapana.Dit centrum wordt overheerst door het element water en het vergamakkelijkt  de spijsvertering en het stromen van de maagsappen, en controleert de werking van de maag, lever, pancreas of alvleesklier  en de darmen met hun sappen alsook de bloedcirculatie in deze streek.

Door de wil te richten op dit centrum maakt men dat het ongemanifesteerde aspect van geluid, para, zich openbaart. Je mediteert op het para –geluid in de navel .Pasyanti is het aspect van geluid waarop men in het hart mediteert, madhyama in vishuddha chakra in de keel, en vaikhari is de klank die de tong maakt bij het spreken.

 

 

 

3.  Manipûra chakra (versie 2)

 

23.  Het derde chakra, manipura geheten, bevindt zich dichtbij de navel ; ze is goudkleurig en heeft tien bloembladen, gekenmerkt door de letters  d (met een punt er onder), dh (met een punt er onder), n (met een punt er onder), t, d, dh, n, p, ph.

 

24. De adept, die het overheerst heet Rudra – de gever van alle voorspoed ; en de godin, die over dit oord heerst, wordt de allerheiligste Lâkini genoemd.

 

25.  Als de Yogî contemplatie verricht op Manipura chakra, verkrijgt hij het vermogen, pâtâla-siddhi geheten, de gever van voortdurende zaligheid. Hij wordt de heer van verlangens, hij doet leed en smart, ziekten en kwalen, teniet, hij is de dood te listig af en hij kan het lichaam van een ander ingaan.

 

26.Hij kan goud maken, ziet de adepten (door zijn helderzienheid), hij kan medicijnen tegen ziekten ontdekken en hij ziet waar schatten verborgen liggen.

 

4. Sûrya chakra, zonnecentrum (versie 1)

Een weinig boven de navel aan de rechterkant van de lever ligt sûryachakra, overheerst door het element vuur.

Zowel sûrya als chandra liggen in het werkingsgebied van samanaprâna, zoals boven vermeld. Met behulp van samana bevordert sûrya-chakra de spijsvertering. Je kunt de functie van het spijsverteringsproces te weten komen door je op dit centrum te concentreren. De vorm van dit chakra is als een kleine zonneschijf.

 

5. Chandra chakra, maancentrun (versie 1)

Dit chakra ligt links, even boven de navel in de streek van pancreas en milt. Het pancreassap is kenmerkend voor het maanchakra. Het bevordert de spijsvertering waarbij de spijsbrij vermengd wordt met maagsap, gal en het vocht uit de twaalvingerige darm.

Bij dit spijsverteringsproces is het samanaprâna, waardoor die sappen ontstan. Hier moet U door schouwen het proces gewaarworden van sappen ontstaan en verdeeld worden. Neem dan ook waar, dat deze maanschijf het subtiele voedsel schenkt aan het hart en de andere organen van het lichaam.

 

6. Anâhata chakra (versie 1)

Het is gelegen in de hartstreek in de borstkas, tussen de beide longen. Het ligt in een kleine holle ruimte, zo groot als de top van de pink ofeen kleine witte druif. Dit subtiele hart is de woonplaats van jivaatma, de individuele ziel en ook van antahkarana (het innerlijk  orgaan, de totaliteit van de innerlijke zinnen. Citta (denkstof) en ego (het ik). Het heeft de afmetingen van het bovenlid van de duim van een baby, is ovaal van vorm en lichtend. Beginners vinden dat het lijkt op een lotusknop, die van buiten glinstert als door regendruppels ; in het midden is een glanzend groene sluier stralend als Venus, en hierin bevindt zich iets, lichtend als witte boter, dat net is als elektrisch kwiklicht. Door de reflex van het bloed in het hart heeft deze lotusknop een roze kleur. In dit chakra overheerst het element lucht. Maar saadhakas in de staat van aananda,zaligheid en an-asmita, egoloos-zijn, van savicaara en nirvicaara samaadhi, schouwen slecht kleurige sferen of omhullingen in dit centrum. Als je uit de buitense naar de binnenste sferen gaat, merk je dat ze deze volgorde hebben :1. Brahman ;2. ijle prakrti ; 3. subtiele praana ; 4. ahamkara (ik-beginsel)5.citta, waarin zich de verblijfplaats van het

Âtman en Paramaatman, die volkomen anders zijn dan alle fysieke objecten.Maar zelfs deze visie van Âtman en Paramaatman  is niet zuiver, zelfs niet als ze worden geschouwd door het goddelijk oog ; Âtman wordt feitelijke gerealiseerd in de citta verbonden met ahamkara, terwijl Paramaatman gealiseerd wordt met de ijle prakrti  in de holte van het hart of in de ether van het hart. De wetenschap van de etherische basis van het hart zal beschreven worden in het laatste deel van anandamayakosa, het zaligheidslichaam.Het laatst verkrijgt men dit weten, dat uiterst subtiel is.

 

 

De verblijfplaats van het beginsel van het bewustzijn :

Het is echter een feit dat jivaatman, de individuele ziel, haar verblijfplaats heeft in dit chakra.

Ofschoon het onderwerp in extenso behandeld zal worden in het hoofdstuk over anandamayakosa geven we hier een beknopte beschrijving.

Niet wij alleen, maar allen die kennis hebben aangaande het Âtman, welke naam ze er ook aan geven, en waar ook ter wereld, verklaren dat het hart de zetel is van jîva. In de Upanishaden staan verschillende beschrijvingen.

 

De Bhagavad Gîtâ zegt :

                          Isvarah sarvabhuutaanaam hrddeserjuna tishthati !

                      Braamayan sarvabhaataani yantraaurhaani maayayaa

                                 (Bh. G. XVIII-61)

(God troont in het hart van alle schepselen en doet hen rondgaan door zijn illusoir vermogen, alsof ze op een machine bevestigd waren. O Arjuna).

 

De Christenen zien het hart als een roos en ze geloven in de mystieke geboorte van Jezus, als een kindeke, op die plek. Vele Katholieken aanbidden het heilige hart van Jezus en ze hebben er bidplaatjes van. In India beschouwen de trouwe aanhangers het hart als de tempel des Heren, en als ze gemediteerd hebben op dit begrip van jyotirmayaa svayambhu linga, de ovale lichtmassa, dan ervaren ze dit als visoen. De welbekende yogi Aurobindo zegt, dat de zetel van jivaatma zich hier bevindt in de vorm van hritpurusha (de ziel verblijvend in het hart). Kortom er is geen twijfel aan, dat het bewustzijnsbeginsel alleen in het hart is. Âtman en Paramaatman zijn de enige twee beginselen van bewustzijn. Zelfs in de taal van alledag is het zo, dat iemand die iets prijzenswaardigs heeft gedaan of een gelofte aflegt en verklaart ; `Dit heb ik gedaan’ of `Ik zal dat speciale werk doen’, instinctmatig zijn hand op zijn hart legt. De meeste mensen brengen, als ze het over zichzelf hebben, automatisch hun hand naar het hart, wanneer ze `Ik’ of `Mij’ zeggen. Zo wordt het dus instinctmatig erkend, dat jivaataman, aangeduid door de zuivere  vorm `ik’, zijn woonplaats heeft in het hart : en in samaadhi heeft men de directe realisatie hiervan. Zoals de ether een vat doordringt en alle grofstoffelijke objecten doordringt, zo doordringen de sferen van Brahman dat met subtiele stof en subtiele praana, ahamkara (ik beginsel), citta (denkstof) en jivaatman. Deze zes beginselen kan men realiseren. Patanjali Maharshi zegt : Hridaye citta samvit  (Y.S. III-34).` Door meditatie op het hart wordt het Âtman gerealiseerd’.

Vacaspati Mishra  verklaart in zijn commentaar hierop : Tatra vijaanaati svaamiti– `Daar in het hart realiseert hij het Zelf.

 

Sommige leraren geloven in het bestaan van manash chakra, dicht bij de  lotus van het hart, ter rechterzijde gelegen, ofwel onder vishnuddha chakra en binnen in de rechter tepel. Men zegt, dat dit het centrum is van het lager manas. Anderen identificeren manas chakra met chandra chakra en verklaren, dat meditatie hierop het denken reinigt.

 

4.  Anâhata chakra (versie 2 geen verandering blijft 4)

 

27. Bij het hart  bevindt zich het vierde chakra, anâhata. Het heeft twaalf bloembladen, gekenmerkt door de letters k, kh, g, gh, n (met een punt er boven), ch, chh, j, jh, ñ, t, th. Het is donkerrood als bloed ; het draagt het zaad van vâyu (lucht), Yam,  en is een zeer aangename plek.

 

28. In deze lotus bevindt zich een vlam, vâna liñga  geheten ; door hierop contemplatiie te doen ziet men objecten uit de wereld van het bewuste en het onbewuste.

 

29.  De adept, die hierover heerst is Pinâkî ; en Kâkini is er de godin. Wie aldoor contemplatie op de lotus van het hart verricht, wordt vurig begeerd door hemelse maagden.

 

30. Hij verkrijgt onmetelijke kennis ; kent verleden, heden, toekomst ; hij is helderziend, helderhorend en kan zich lopend door de lucht voortbewegen, wanneer hij dat wil.

 

31. Hij ziet de adepten en de godinnen, die men kent onder de naam yoginis ; hij verkrijgt het vermogen, dat bekend staat als khecari, en overwint allen, die door de lucht bewegen.

 

32. Hij die dagelijks contemplatie verricht op de verborgen bâna linga, zal ongetwijfeld de psychische vermogens krijgen, die khecari (zich door de lucht bewegen) en bhûcarî ( naar believen gaan door de gehele wereld) genoemd worden.

 

33.  Ik kan het belang van mediteren op deze lotus niet tot in de finesses beschrijven ; zelfs de Goden, zoals Brahmâ enz. houden de methode van contemplatie hierop geheim.

 

7.  Visuddha chakra (versie 1)

Dit chakra ligt boven het hart, in de buurt van de keel, dicht bij de schildklier en binnen in de luchtpijpen. Dit chakra wit van binnen en hemelsblauw van buiten, is halvemaanvormig en wordt beheerst door aakaasa tattva, het element ether. Er bevinden zich ongeveer zestien kraakbeenderen in het strottenhoofd, en misschien zegt men op grond hiervan dat Visuddha chakra zestienbladig is. Het ongemanifesteerde geluid, para, dat opstijgt van de navel-centrum, wordt manifest in de vorm van vaikhari in visuddha chakra. Hier ontstaan de zeven svaras, de tonen van het octaaf, die de basis vormen van de muziek. Enz. Hier verblijft udana-praana, de vitale lucht van het hoofd, waar het element lucht overheerst. Men gelooft, dat de saadhaka door hierop te mediteren en dit centrum tot ontwaken te brengen, helderhorend wordt, aangezien dit chakra de madhyama of het Brahman geluid omzet tot vaikhari  of manifest geluid.

Patanjali Mahaarshi zegt verder :

                                               Kantha kuupe kshut pipaasaa nivrtih en

                                          Tathaa kurma naadyaam sthairyam

                                                 (Y.S. III, 30-31)

 

(Door meditatie op de keelholte worden honger en dorst verdreven ; en door meditatie onder  de keelholte, op kuurmakara, verkrijgt men standvastigheid’.)

Dit is een zenuw in de borstholte, vlak onder de keelholte, ze heeft de vorm van een schildpad en als het denlen hierin gaat, wordt et standvastig.

 

5.  Visuddha chakra (versie 2 blijft 5)

 

34. Dit chakra, dat in de keel is gelegen, is het vijfde en wordt Visuddha-lotus genoemd. De kleur is als glanzend goud en het heeft zestien bloembladen en is de zetel van de klinkers, d.w.z. de zestien bloembladen zijn gekenmerkt door de zestien klinkers : a, â, i, î, u, û, ri, rî, lri, lrî, e, ai, o, au, am, ah.

De heersende adept wordt Chhâgalânda genoemd en de heersende godin heet Sâkini.

 

35.  Wie er voortdurend contemplatie op verricht, is waarlijk de grote onder de Yogîs en verdient de wijze genoemd te worden ; door meditatie op de visuddha-lotus begrijpt de Yogî terstond de vier Vedas en hun geheimenissen.

 

36.  Als de Yogî met zijn denken op deze geheime plek gericht zich vertoorndgevoelt, dan beginnen de drie werelden te sudderen.

 

37.  Zelfs als het denken van de Yogî bij toeval geheel en al opgaat in deze lotus, wordt hij zich onbewust van de buitenwereld en geniet hij van de binnenwereld ; dat is zeker.

 

38.  Zijn lichaam verzwakt niet en behoudt wel duizend jaar zijn volle kracht, het wordt harder dan adamant.

 

39.  Als de Yogî dan deze contemplatie beëindigt, schijnen duizenden jaren in deze wereld hem evenzovele seconden toe.

 

 

8. Âjñâ  chakra (versie 1)

Dit chakra is gelegen tussen de wenkbrauwen in de buurt van de voorhoofdsholte en het zeefbeen in de schedel. Hier beinden zich twee kliere, die er uitzien als bruine korreltjes zand. Chirurgen vinden deze klieren nutteloos, maar daar vergissen ze zich in omdat ze de werkelijke functies van deze klieren niet kennen. Het zijn lichamen met electrische lading, het ene positief, het andere negateif geladen ; gaat een saadhaka in meditatie, dan brengen de golgen van zijn wilskracht deze lichamen in beweging en het contact komt in de vorm van licht. Dit licht ziet men in die meditatietoestand als een cirkel van licht of als de vlam van een lamp. Dit chakra doet zich soms voor als een tweebladige bloem van witte kleur. Dit chakra is de zetel van mahat-tattva of kosmische bewustzijn en beheerst dit. Door de kracht van de wil en door door oefening kan iemand leren het licht van dit chakra naar oneindige verten te zenden, net als een toorts, en zo kennis en ervaring opdoen van elk object waarheen het gericht wordt. Dit is een instrument tot amplificatie van de goddelijke visie (inzicht), waardoor de saadhaka de ziener en kenner wordt van verweg gelegen objecten.

Muurdha jyotishi siddha darsanam (y.s. III-32).

 

`Door te  mediteren op het licht, dat  straalt in de schedelholte, schouwt men de siddhas, de verheven wezens’.

Shirah kapale ñtaschidram bhaasvaram jyotistatra. In zijn commentaar hierop zegt Vacaspati Mishra, dat iemand door samyama  te doen op de bovenste holte van de sushumna, darshan (visie, visoenen) krijgt van sidddas.De visie in de schedel wordt regelrecht verkregen door het goddelijk oog, omdat in de toestand van meditatie de belemmeringen van het fysieke lichaam uit de weg geruimd worden en het visioen van de siddhas,die zich in de hemel bewegen, wordt onthuld door het goddelijk oog te richten op ajñâ-chakra. Door samyama op dit punt verkrijgt men goddelijke vermogens en met behulp hiervan kan men elk verlangen in vervulling doen gaan. Daarom heet dit krachtmiddelpunt aajnaa chakra (centrum van het goddelijk bevel). Samkalpa (wilskracht), die als bevel door dit centrum gaat, wordt zo krachtig (sterk) dat geen macht wereld dit ongedaan of onwerkzaam kan maken. Het bekendste voorbeeld van de werking van dit krachtmiddelpunt wordt vaak aangehaald, nl. dat de Here Shiva door (met) dit derde oog maadana (Amor) ombracht.

De reden voor het verschijnen van de twee bloembladen is, dat de drie nadis : idaa, pingalaa en sushumnaa zich tussen de wenkbrauwen verenigen in wat in tantrische boeken staat aangegeven als aajnaa chakra ; dit is slechts een variant op onze illustratie XIV ; dit samenvloeien  staat bekend onder diverse namen als  triveni, mukta triveni, siva netra of Oog van Siva, bhramari Guha, jnaana netra  of oog van Wijsheid. Het is net als een pelgrimsoord voor yogis en voert realisatie, als men er zich op concentreert. Deze drie nadis eindigen vlak bij brahma randhra, de bovenste holte in de schedel, een weinig boven het midden tussen de wenkbrauwen. Als een saadhaka bedreven is in de meditatie op aajnaa chakra, kan hij sahasraara binnengaan. Het is net alsof je om toegelaten te worden tot de  universiteit van sahasraara, eerst je examen moet afleggen in aajnaa-cakra.

Teneinde zich te bekwamen voor zowel de relatieve als de transcendente kennis in brahmarandhra,moet men krachtig kunnen mediteren en éénpuntig gericht kunnen zijn. Meer gedetailleerde verklaringen voor de werking van aajnaa-chakra vindt men in het deel over jnaana netra in het hoofdstuk dat vijnaanamayakosa, het intellect-omhulsel, behandelt.

Aldus wordt  de wetenschap van de chakra met ajnaa chakra voltooid. Dit is gebaseerd op een vedische hymne `ashta chakra nava dvara,acht centra, en negen poorten.Men moet wel bedenken dat de voornaamste dat de voornaamste bron van de chakras gelegen is in sushumnaa in het ruggemerg, en dat deze zeer subtiel en klein is, maar dat de chakras de corresponderende fysieke centra in het lichaam verlichten en beïnvloeden. Het licht van de chakras functioneert door de zintuigelijke zenuwen, terwijl hun actieve energie werkt door  de motorische zenuwen. Daarom ziet een leerling in de meditatie toestand de corresponderende fysieke centra speciaal verlicht en werkzaam door de invloed van deze subtiele chakras. Het licht vanaadhaara chakra of muulaadhaara chakra bijvoorbeeld verlicht de anus, de endeldarm en het benedengedeelte van de dikke darm : het licht van svaadhishthaana chakra verlicht de genitialen, gelegen aan de wortel van het voortplantingsorgaan ; het licht van manipura chakra verlicht de groep zunuwen van de dunne darm ; het gebied van lever en milt wordt verlicht door suurya chakra en chandra chakra ; het hart wordt verlicht door anaahata chakra ; de keel door vishuddha chakra ; het gebied tussen de wenkbrauwen  door aajnaa chakra. De wetenschap van het functioneren van de praanas (vitale lucht) wordt ook onthuld in het licht van deze chakras.

Behalve de acht reeds beschreven chakras, zijn er door sommigen nog bij opgenomen : Sahasraara of suunya-chakra en tussen aajnaa en sahasraara chakra,daarbinnen ook nog de soma, lalana en manash chakras. Volgens de heilige boeken en mijn eigen ervaring (de schrijver) maken deze chakras deel uit van Brahmarandhra, waarin zich het astrale lichaam bevindt, dat bestaat uit de vijf subtiele elementen en dat de manomaya en vijnaanamaya koshas bevat. Volgens de tantras zijn soma en manash chakras centra gelegen tussen aajnaa chakra en sahasraara.

Ze worden aldus beschreven :

 

Soma chakra

Dit ligt, naar men zegt, vlak boven manash chakra. Het heeft twaalf bloembladen, de twaalf vrttis ; geloof (en vertrouwen), tevredenheid, zuiverheid, zelfbeheersing, genegenheid ongehechtheid (onpartijdigheid), schuld, pijn, eer, ongerustheid (bezorgheid), honger en dorst. Men noemt dit ook wel niralamba puri of zetel der ziel in de turîya staat (de vierde, niet-transcendente staat.

Sommige mensen noemen dit de lalana en kala-chakras. De bovenwand van aajnaa chakra doet zich voor als een klare en doorschijnende plaat (lid,deksel) als ze door het Goddelijk oog wordt gezien ; anderen beschouwen het als nog weer een ander chakra. In feite zijn dit de lichtende centra van de zinnen, de organen van behandeling, van bewust denken en intellect en ze  gelijken op bloembladen. Deze chakras in de schedel zijn in wezen onderdeel van brahmarandhra of sahasraara. Het gebied van de schedel, bekeken bij het licht van het denken, het intellect, de tien indriyas(zinnen) en de vijf tattvas of subtiele elementen, is van binnen lichtend, stralend. Uitvoerige beschrijvingen zullen hierover gegeven worden in het hoofdstuk over vijnaanamayakosha.

 

De ervaring betreffende de chakras, die reeds zijn beschreven, culmineert in sahasraara, dat deze, om zo te zeggen, de kroon opzet. Dit is ook bekend als de tiende poort, of brahmarandhra, de grot van Brahman.

 

6. Âjñâ  chakra (versie 2 blijft 6)

 

40.  Het chakra met de twee bloembladen, Âjñâ geheten, bevindt zich tussen de wenkbrauwen en draagt de letters h  en  ksh ; de heersende adept wordt Sukla Mahâkâla, de Witglanzende Grote Tijd, genoemd ; de heersende godin noemt men Hâkinî.

 

41. Binnen in die lotus bevindt zich de eeuwige bîja, de syllabe tham, stralend als de maan in de herfst. De wijze asceet, raakt, als hij dit weet, nooit teneergeslagen.

 

42.  Dit is het grote licht, waarover gezwegen wordt in alle tantras ; door comtemplatie op dit licht, verkrijgt iemand het hoogste succes, daar is geen twijfel aan.

 

43.  Ik ben de schenker van verlossing ; ik ben de derde linga in de turîya (de toestand van exstase ; turîya is ook de naam voor de duizendbladige lotus). Door hierop comtemplatie te verrichten wordt de Yogî stellig Mij gelijk.

 

44. De twee kanalen idâ en pingalâ geheten, zijn de ware varana en asi. De ruimte ertussen heet Vâranâsî  (Benares, de heilige stad van Siva). Dààr,  zo zegt men, woont Visvanatha , de heer (natha)

Van het heelal (visva).

 

45. De grootheid van deze heilige plaats is in zeer vele geschriften vastgelegd door de wijzen met hun visie op de Waarheid. Ze hebben zeer welsprekend getuigd van het grote geheim ervan.

 

 

8. Sahasraara  (versie 1)

Gelegen daarbinnen op ongeveer 5 cm van de beide slapen, bijan 7½ cm naar binnen vanaf de wenkbrauwen, in het midden van het cerebrum, bijna 2½ cm boven de huig en precies boven de voorste fontanelle. Het is een kleine holte in de vorm van een grote hoeveelheid licht. Idaa, pingalaa en sushumnaa,de subtiele kanalen, die ontspringen in muulaadhaara, gaan door de wervelkolom en slaan in de streek van de huig achter in de keel twee paden in. Een tak gaat naar het cerebellum en de andere naar de voorhoofdsholte, even boven aajnaa chakra. Dit laatste pad vetrakt zich in verscheidene lichtende subtiele zintuigelijke zenuwen en komt daar tot een einde. In het overige deel der hersenen schijnt het licht van zeventien stralende tattvas,de beginselen van de manomaya- en vijnaanamaya koshas, zo, dat de gehele schedel eruit ziet als een omgekeerde zilveren schaal of parasol. Het straalt als de zon daarbuitn en in de sattvische staat (de zuivere staat), als kwiklicht dat bewaard wordt in een zilveren schaal daar binnen. De duizenden hersenkronkels, die verlicht worden door het licht van de zeventien tattvas zien eruit als de glanzende bloembladen van een lotus. Daarom heet het glanzend middelpunt van vijnaamaya : sahasraara, de duizendedbladige lotus.

Inhet begin zien de saadhakas het licht als verscheidende kleuren, langzamerhand wordt een synthese van deze visie mogelijk in savicaara samaadhi en ook wanneer een leraar de saadhaka  onder zijn hoede houdt en hem dit alles laat zien.

Deze brahmarandhra is, om zo te zeggen, het kantoot van de ziel of het laboratorium waar de inviduele en de universele kennis wordt verkregen en de vruchten van karmas  worden genoten.

De heilige boeken hebben verschillende opvattingen gegeven over de ervaringen opgedaan door beheersing van dit centrum. `Als de yogi stevig gezeteld  is in sahasraara, raakt hij vrij in alle toestanden ; hij raakt geworteld in vreugde en komt vrij van smart en slavernij’. (Chainika toga diepika.) Door het openbloeien van sahasraara verkrijgt de yogi, zoals men vervullen ;îshatta, het creatieve vermogen ; en vashitva, het vermogen om heel klein te worden ; mahima, het vermogen om heel groot te worden ; laghima, het vermogen om licht van gewicht te worden ; garima,het vermogen van zwaarte ; prpti ; het vermogen overal heen te gaan (te zijn- elke plaats te bereiken) ; prakamya, het vermogen alle verlangens te vervullen ; îshatva, het creatieve vermogen ; en vashitva, het vermogen allen te bevelen. Dit zijn de acht siddhis ; er zijn ook riddhis, of geringere siddhis.Als de yogi zich kan vrijmaken van gehechtheid aan dergelijke vermogens, kan hij de kenner worden van het Allerhoogste en de ziener van de drie perioden van de tijd.

En verder :

Teshaam sarveshu lokeshu kaamacaara bhavate

(Chaandgya Up.1.2.6)

Hij kan zich alleen al door zijn wil door de hele wereld heen bewegen. Hij kan alle kennis omtrent de verwerven. Zo wordt dit verklaard in de Chaandogya – en de Brhadaaranyaka Upanishads.

 

 

Het vermogen verkregen door het schouwen van de chakras

Terwille van waarachtige kennis en ervaring hoort ieder leerling de chakras te realiseren in de reeds uiteengezette volgorde. De kennis omtrent deze chakras zal de idee uit de weg ruimen van `Ik ben een lichaam’, wat immers de individuele vooruitgang vertraagt.

Zo groot is de macht van maayaa, dat de mensen bewust of onbewust verzekeren dat ze een specifeiek lichaam zijn, of een speciaal stel emoties, of zelfs een speciaal denkvermogen (verstand, brein) en toch verzekert  het wezenlijkt `Ik ‘ dat dit echt iets anders is. Een mens kan gemakkelijk het gevoel hebben `dit is mijn huis’, omdat het de plaats is waar hij woont, maar het is alsof hij gelooft dat hij dat huis is en niet de bewoner ervan. Als de individuele ziel bevrijd is van de absolute identificatie met een speciaal lichaam of denkvermogen, kan de leerling voortgestuwd worden naar het doel : de ware Zelfrealisatie. Dit gaat tot vervulling als de saadhaka de verblijfplaats van het Atman bereikt, aanandamaykosaa, het zaligheid-omhulsel. Maar eerst moet hij gaan door praanamayakosa, manomayakosa en vijnaamayakosa. Het hij de kennis en de juiste ervaring hiervan verkregen, dan is hij in staat om aanandamayakosa binnen  te gaan. Daarom is de eerstvolgende stap, nadat hij annamayakosa, nl. het fysieke lichaam, heeft gerealiseerd het binnengaan in pranamayakosa, het vitale lichaam.

De wetenschap van praanamaya wordt verkregen door de functies te schouwen van de praanas in de verschillende delen van het fysieke omhulsel, dat de verblijfplaats is van praanamayakosa. De praanas doordringen deze lichaamsdelen en wel in het bijzonder de chakras. Hier is een speciale saadhanaa, die je van zeer grote hulp zult vinden om de wetenschap van praanas te verwerven. Door deze saadhanaa wordt de concentratie van de leerling zeer krachtig en éénpuntig. Dan neemt het vermogen (de bekwaamheid) om de subtiele element te schouwen en subtiele ervaringen op te doen uitermate sterk toe.

 

 

7. De duizendbladige lotus (versie 2 blijft 7) Sahasraara

 

46.  De Sushumnâ gaat langs de ruggegraat omhoog tot de plaats waar Brahmarandhra (de holte van Brahman) zich bevindt. Vandaar gaat ze in een bepaalde bocht naar de rechterkant van de âjñâ-lotus, vanwaar ze verder gaat naar het linkerneusgat en dan Ganges wordt geneomd.

 

47.  De lotus in Brahmarandhra heet sahasrâra, de duizendbladige. In de ruimte in het midden ervan bevindt zich de maan.

Uit de driehoekige ruimte scheidt zich aldoor élixer af. Dit maansap van de onsterflijkheid stroomt zonder ophouden door de idâ. Het elixer gaat  als een stroom  —  een nimmer eindigende stroom. Daar deze naar het linkerneusgat vloeit, heeft de naam  `Ganges’  gekregen van de Yogîs.

 

48.  Van het rechterdeel van de âjñâ-lotus stroomt de idâ  naar het linkerneusgat. Hier krijgt hij de naam Varana, de naar het noorden stromende Ganges.

 

49.  Laat de Yogî contemplatie verrichten op de ruimte tussen de idâ  en de pingala, Vârânasî (Benares) geheten. De pingala komt, precies zo, van de linkerkant van de âjñâ-lotus en gaat naar het  rechterneusgat.

 

50. De lotus in mûlâdhâra gelegen heeft vier bloembladen. In de daartussen gelegen ruimte bevindt zich de zon.

 

51. Uit de sfeer van de zon, scheidt zich onafgebroken vergif af. Dit vergif, dat ontzaglijke warmte afgeeft, stroomt geheel en al door de pingala.

 

52. Het vergif (zonnesap van sterfelijkheid), dat onafgebroken uitstroomt, gaat naar het rechterneusgat, zoals het maansap van onsterfelijkheid gaat naar het linkerneusgat.

 

53. Ontspringend aan de linkerzijde van de âjña-lotus en stromend naar het rechterneusgat, heeft deze noordwaarts stromende pingala vanouds de naam Asi gedragen.

 

54. De tweedebladige âjñâ-lotus, waar de God Mahesvara woont, is nu aldus beschreven. `De Yogîs beschrijven nog drie heilige stadia, die hierboven gelegen zijn. Zij dragen de namen bindu, nâda en sàkti en bevinden zich in het voorhoofdcentrum.

 

55. Wie aldoor contemplatie doet op de verborgen âjñâ-lotus vernietigt daardoor meteen alle karma’s uit zijn vroeger leven, zonder weerstand te ervaren.

 

56. Als de Yogî in onafgebroken meditatie hier op deze plek blijft verwijlen, dan komen alle vormen, wijzen van aanbidding en gebeden hem als waardeloos voor.

 

57. De Yakshas, Râkshasas, Gandharvas, Apsarâs en Kinnarâs, dienen hem in alle nederigheid. Zij gehoorzamen zijn bevel.

 

58.  Laat de Yogî, als hij de tong omhoog en naar achteren heeft gekeerd en in de lange holte van het verhemelte heeft geplaatst, in contemplatie gaan, waardoor alle angst en vrees verdwijnt. Van hem, wiens denken hier, al was het slechts één seconde, toeft, gaan alle zonden meteen teniet.

 

59. Alle vruchten, die hierboven beschreven zijn als voortkomende uit de contemplatie van de andere vijf lotussen, worden verkregen alleen al door de kennis omtrent de âjñâ-lotus.

 

60.  De verstandige mens, die voortdurend contemplatie verricht op âjñâ-lotus, bevrijdt zich van de geweldigde ketenen van begeerten, en hij geniet zaligheid.

 

61.  Als de Yogî in de ure des doods contemplatie verricht op deze lotus, zal deze heilige mens, wanneer hij van het leven in dit lichaam scheidt, geheel en al opgaan in Paramâtmâ.

 

62. Hij die hierop contemplatie verricht, wordt niet beroerd door zonden, of hij nu staat of loopt, slaapt of wakker is, gesteld als dat het hem mogelijk zou zijn zondige dingen te doen.

 

63. Door eigen inspanning komt de Yogî vrij van de ketenen (vâsanâs). Hoe belangrijk contemplatie van de tweebladige lotus is, kan niet genoeg gezegd worden. Zelfs de goden, zoals Brahmâ enz., hebben nog maar gedeeltelijk over de grootheid hiervan van Mij vernomen.

 

De duizendbladige lotus.

 

64. Hierboven, bij de basis van het verhemelte, in dat gedeelte waar zich de holte van sushumnaa bevindt, is de duizendbladige lotus.

 

65. Van de basis of het begin van het verhemelte strekt de sushumnaa, zich uit tot aan muulaadhaara en het perineüm : alle kanalen en bloedvaten gaan er om heen of worden er door in stand gehouden. Deze naadis zijn de zaden van het geheimenis, de bron van alle beginselen waaruit de mens bestaat ; deze naadis wijzen de weg naar Brahman, d.w.z. naar de bevrijding.

 

66.  De lotus, die zich bevindt bij het begin van het verhemelte wordt sahasraara, de duizendbladige, genoemd, in het midden ervan is een yoni, een zetel of krachtmiddelpunt, dat met het gelaat naar omlaag gewend is.

 

67. Daarin ligt de wortel van sushumnaa, te samen met haar holte, die men Brahmarandhra (holte van Brahman) noemt en die reikt aan muulaadhaara padma.

 

68. In die holte van de sushumnaa huist als haar innerlijke kracht de kundalinî. In de sushumnaa is er ook een constante stroom van kracht, die men chitrnî  noemt ; de werking of wijzigingen van de stroom moet men, naar mijn mening, Brahmarandhra noemen.

 

69.Door dit alleen maar te onthouden, verkrijgt men inzicht omtrent het Brahman ; alle zonden worden teniet gedaan en men zal nooit weer als mens geboren worden.

 

70.  Laat hij de bewegende duim in de mond steken ; door de duim wordt de lucht die door het lichaam stroomt, tegengehouden.

 

71.  Door toedoen van deze vaayu doolt de mens in  de cyclus van het universum ; daarom verlangen de Yogîs deze rondgang niet voort te zetten ; alle naadis zijn door acht knopen gebonden ; het is alleen de kundalinî die deze knopen kan doorboren en uit de Brahmmarandhra gaan en dan de weg tonen tot bevrijding.

 

72.  Als de lucht volledig in alle vaten is afgesloten, verlaat de kundalinî  deze knopen en forceert ze zich de weg uit Brahmarandhra naar buiten.

 

73. Dan stroomt de levenskracht onafgebroken in de sushumnaa. Rechts en links van muulaadhaara

Bevinden zich de idaa en de pingalaa. De sushumnaa passeert midden tussen deze twee.

 

74. De holte van sushumnaa  in de omgeving van sahasraara noemt men Brahmarandhra. Deze wijze mens, die dit weet, is bevrijd van de kluisters van karma.

 

75. Alle drie kanalen komen te zamen aan de  mond van Brahmarandhra ;door zich hier te baden en onder te dompelen zal men stellig tot verlossing komen.

 

De Heilige Triveni (prayaaga)

 

76.  Tussen de Ganges en de Januma stroomt de Sarasvati ; door te baden bij de samenvloeiing verkrijgt de fortuinlijke mens de verlossing.

 

77.  We hebben reeds gezegd, dat de Idaa de Ganges is, en dat Pingalaa de dochter is van de zon en Jamuna wordt genoemd ; de sushumnaa, die zich ertussen bevindt, is de Sarasvati ;  en de plaats waar deze drie samenvloeien is uiterst ontoegankelijk.

 

78.Wie zich mentaal onderdompelt in die samenvloeiing van de Witte (idaa) em de Zwarte (pingalaa) raakt vrij van zonden en gaat in tot het eeuwige Brahman.

 

79.  Wie de begrafenisriten van zijn  voorouders verricht bij de samenvloeiing van deze drie rivieren (Trivini) verwerft de verlossing voor zijn voorouders ; en  zelf bereikt hij het hoogste doel.

 

80. Wie dagelijks de drievoudige plichten (de regelmatig weerkerende , de zich nu en dan voordoende, en de facultatieve) verricht door mentale meditatie op deze plek, verkrijgt stellig de beloning hiervoor.

 

81. Wie zich eenmaal onderdompelt op deze heilige, gewijde plek, geniet Hemelse Zaligheid ; zijn vele zonden zijn weggewist ; en hij wordt een Yogî met een zuiver gemoed.

 

82. Maar zuiver of onzuiver, in welke staat iemand zich ook mag bevinden, door wassingen te verrichten op deze mystieke plek wordt hij ongetwijfeld een heilige.

 

83.  Laat hij zich in de ure des doods onderdompelen in het water van de Triveni (de drieëenheid van rivieren) ; de stervende , die hierover nadenkt, bereikt op dat moment de verlossing.

 

84. Er bestaat in de drie werelden geen dieper geheimis dan dit. Dit moet men zorgvuldig geheim houden. Het moet nooit onthuld worden.

 

85.  Als het denken ook maar gedurende een halve seconde vast gericht blijft op Brahmarandhra, raakt men bevrijd van zonden en bereikt men het hoogste doel.

 

86.  De heilige Yogî, wiens denken geheel en al hierin opgaat, gaat in Mij op, nadat hij de vermogens heeft verkregen van animaa, laghimaa enz.

 

87.  De mens, die Brahmarandhra kent, is mijn geliefde in deze ; zijn zonden overwonnen hebbend, kan hij aanspraak maken en heeft hij recht op verlossing ; door deze kennis te verspreiding, brengt hij duizenden mensen tot verlossing.

 

88.  Hij met de Vier Aangezichten en de goden zijn ternauwernood in staat dit inzicht te verkrijgen ; het is de meest waardevolle schat van deYogîs ; dit geheimenis van de Brahmarandhra moet men als een diep geheim bewaren.

 

 

De mysterieuze maan

 

89. Ik heb reeds gezegd dat er een krachtmiddelpunt (yoni) is in het midden van de sahasraara :daaronder bevindt zich de maan ; laat de wijze mens hierop contemplatie verrichten.

 

90. Door hierop contemplatie te verrichten wordt de Yogî vererenswaardig in deze wereld en wordt hij met eerbied bejegend door  goden en adepten.

 

91. Laat hij contemplatie verrichten op de oceaan van melk in de voorhoofdsholte ; en laat hij vandaaruit mediteren op de maan, die zich bevindt in sahasraara.

92. In de voorhoofdsholte bevindt zich de nektarrijke maan, die zestien delen (kalaas) bezit (als het volle maan is). Laat de Yogî  contemplatie verrichten op de onbevlekte maan. Door voortdurend oefenen zal hij haar binnen drie dagen zien. Alleen al door dit zien, wist de Yoga-beoefenaar zijn zonden weg.

 

93. De toekomst onthult zich aan hem ; zijn denken is gelouterd ; en zelfs al zou hij de vijf grote zonden begaan hebben, dan doet hij deze teniet door één moment van contempatie.

 

94.Alle hemellichamen (planeten enz.) worden hem gunstig, alle gevaar verdwijnt, alle ongelukken worden afgeweerd, succes wordt verkregen in de oorlog ; de vermogens van khecari en bhuucarî verkrijgt men, als men de maan, die in het hoofd is, schouwt. Door alleen maar contemplatie te verrichten op de maan, volgen deze resultaten ; daar is geen twijfel aan. Door constant Yoga te beoefenen wordt iemand werkelijk een adept. Waarlijk, waarlijk, en nogmaals waarlijk, hij wordt stellig mijns gelijke. Onafgebroken bestuderen van de wetenschap van Yoga schenkt de Yogîs succes.

 

       Maan ca yo’vyabhicaarena            bhakti-yogena sevate

             Sa gunaan samatietyaitaan        brahma-bhuuyaya kalpate

 

Wie zich volledig verbindt in toegewijde dienst en in geen enkele omstandigheid ten val komt, ontstijgt terstond aan de geaardheden  der stoffelijke natuur en bereikt het peil van Brahman.

 

Heel veel leesplezier toegewenst en succces bij de oefeningen.

 

Met vriendelijke groet,

 

 

Khimradj Pherai

 

 

Bron : Swami Yogeshvarananda Sarasvati

WETENSCHAP VAN DE ZIEL (Atma –Vijñâna)

Aanschouwing van de innerlijke wereld door yoga. ISBN 90-202-4084-6 geb. Versie 1.

Siva Samhitaa : ISBN 90 202 4559 9 (versie 2)

 

Zie onderstaande pagina’s voor de symbolen van chakras en overigen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het symbool van Sanatana Dharma, hebben de Joden overgenomen als of het van  hen afkomstig is. Statisch symbool  van Sanatana Dharma , wordt Davidster genoemd.