jihad

Khimradj Pherai

Bussumsestraat 153

2574 JG Den Haag –Nederland

Telefoon: 070-3235050 / mobile  0642153517

E-mail: khimradjpherai@casema.nl/ www.khimradjpherai.nl

 

 

Den Haag, 11 augustus 2014.

 

Geachte lezers,

 

Mijn artikelen zijn lang, maar zeer leerrijk. Mijn excuses hiervoor. Hier in zal ik diverse onderwerpen behandelen, die erg belangrijk zijn.

Wat wordt er precies bedoelt met het woord Jihad in de Koran? Maar een voor geschiedenis, wie zijn de hedendaagse Moslims in werkelijkheid? De uit India gevluchte Krijgers klasse en de onderdrukte lage klasse braahmanen en overige die het land hebben verlaten en zich in de Arabische en overige landen hun toevlucht hebben gezocht. Deze zijn de hedendaagse moslims broeders. Zie verder het verhaal van Parasurama die de Kshatriya 21 maal uit India heeft verjaagd en tevens vermoord.

 

Bladzijden 1 en 2 uitleg en de rol van de vrouw.

Zie bladzijden  3 en 5 over jihad en huwelijk binnen de moslims.

Bladzijden 6 en 7,5 : Ieder vrouw is Shakti

Bladzijden: 7,5 t/m8,5: het verhaal van Kunti en Anusuyaa.

Bladzijden 8,5 t/m  11;  De herkomst van de Hebreeën

Bladzijden 11 t/m 17:  Heer Parasurama vernietigt de heersende klasse  21 X. Toen Jamadagni door de zonen van Kartaviryarjuna gedood werd, bevrijdde Parasurama de wereld eenentwintig maal van alle ksatriya’s. De vader van Parasurama, Jamadagni was een zieners (braahmaan van klasse) en werd door de zonen Kartaviryarjuna gedood. Hij was een braahmaan. Parasurana nam na opleiding de gedaante van Kshatriya en na de vernietiging van de Ksatriya’s nam hij weer de gedaante van een Braahmana. Dus je moet aan de kwaliteiten van een ware braahmaan voldoen? Het geboren worden in een braahmaanse familie geeft  geen automatische recht om ook in die positie te verkeren. Je moet studeren en de weg van waarheid betreden en jouw handelingen moeten ook goed zijn. Een ander voorbeeld is van Raavana, hij was een achter kleinzoon van Brahma, de schepper. Kleinzoon Pulasya en zoon van Visrava. Hij was zeer geleerd, maar door zijn negatieve handelingen werd hij gedegradeerd tot Raakshas(Demoon).

 

  De over gebleven kshatriya’s zochten hun toevlucht in Araribische landen en juist dezen zijn, de huidige moslims. De belijders van Sanaatana Dharma, weten bijna niets hiervan en noemen zich geschrift geleerden????

 

 De zogenaamde geleerde geven een andere uitleg en vooral aan de jongeren van tegenwoordig. Het is letterlijk wat tegenwoordig gebeurd. Niemand anders dan de Kshatriya’s, die eerst door Heer Parasurama werden gedood en verjaagd uit India. Een koning van krijgersklasse had de vader van Heer Parasurama onthoofd en deze werd woedend en Hij had zijn bijl gepakt en stuk voor stuk de krijgersklasse onthoofd en zij die konden vluchten verlieten het deel van India en hadden zich in de Arabische landen gevestigd. Er is ook een geschiedenis in de gelederen van het Braahmanisme. Het braahmanisme heeft tot heden ook verschillende kasten en zij die zich toen vernederd werden verlieten India en zochten hun toevlucht in de Arabische landen. Vandaar dat zij zo strijdlustig zijn en vooral door het nuttigen van rundvlees is hun bloed verstoord en  handelen in onwetendheid.

 

 

Tot augustus 1982 was Khimradj Pherai een christen en ging elke zondag naar de kerk. Vaker werd  de bijbel door hem gelezen. Het verhaal van Adam en Eva en hun 2 zonen, Kain en Abel heeft hij ook gelezen. Kain sloeg Abel dood. Klopt dit allemaal? Adam en Eva hadden geen dochters. Manu (Adem) en Satarûpâ (Eva) hadden twee zonen en drie dochters. De twee zonen waren Priyavrata en Uttanapada.  Maar over de drie dochters Akuti, Devahutie en Prasuti wordt er in de bijbel niets geschreven. De vader, Manu, gaf zijn eerste dochter Akuti, aan de wijze Ruci, middelste Devahutie, aan de wijze Kardama(die werd geopenbaard uit Brahma’s schaduw) en de jongste Prasuti, aan de Daksa. (via hen raakte de wereld bevolkt. Wie heeft plagiaten gepleegd??????

 

In elke religie wordt de vrouw onderdrukt, en zal tot ondergang lijden.  Lees onderstaande hoe belangrijker een vrouw in het leven van een man kan zijn. Bij alle religies worden vrouwen onderdrukt en  niet te vergeten, een weduwe mag in India nooit meer trouwen en worden naar een speciale tehuis gestuurd en dan vallen zij ten prooi van de zogenaamde geboorte braahmanen (ze worden letterlijk verkracht door deze groep mannen) Schande, Foei?? Deze mannen hebben  India door hun foutieve handelingen in vervalt gebracht en zij gaan gewoon door met hun verhaal dat iemand van geboorte een braahmaan is? In welke Heilige Boek staat dit geschreven, dat iemand van geboorte een braahmaan is en waarom hebben we de kennis van Vedische astrologie en numerologie? Het is toch voor de mens gemaakt of geldt het niet voor deze zogenaamde van geboorte braahmanen?? Wel staat in Bhagavatam Puraana Boek 3 hoofdstuk 12, hoe de zonen van Brahma en overige kinderen zijn geboren en in Boek 4 hoofdstuk 1, hoe de  kleinkinderen van Manu zijn geboren. Verder staat in diverse Puraana’s hetzelfde verhaal geschreven hoe de kinderen van Brahma de schepper zijn geboren. In Padma Puraana staat  geschreven dat uit zijn mond van Brahma waarheid voort komt, uit zijn borst Hartstocht, uit de dijen hartstocht en onwetendheid en uit zijn voeten onwetendheid. De zogenaamde braahmanen zijn leugenaars en verkeren in onwetendheid. Worden zij niet geboren en gaan zij niet dood??? Het zijn Papagaaien die Hindi en Sanskriet leren om hun brood te verdienen en anderen de zogenaamde onaanraakbare (de lagere kasten) hebben geen toegang tot de Heilige Geschriften zodat deze niet weten wat er precies erin staat geschreven. Wanneer de lagere kasten ook in de gelegenheid zouden zijn gesteld om de boeken te mogen bestuderen dan zou India vandaag anders eruit hebben gezien en geen grote invloed van buiten hebben. Juist deze zogenaamde  van geboorte braahmanen en de krijgersklasse zijn altijd overlopers geweest om hun posities te behouden. Een mooie verhaal is toen Goswami Tulsidas zijn boek Tulsikriet Ramayana schreef kreeg hij tegenstand van de zogenaamde van geboorte braahmanen. Maar God Shiva verscheen en zegende zijn boek en werd in het Hindi en Sanskriet geschreven. Later werd het in verschillende talen geschreven die voor velen toegankelijk is geworden om de kennis te mogen verwerven.Tevens zijn er verschillende films hierover gemaakt. En hieruit hebben de zogenaamde van geboorte Braahmanen niets kunnen leren en gaan door met hun verdraait verhaal om zich staande te houden. Dat was de periode dat de moslims de regeermacht in India hadden. En tot slot worden heel veel zogenaamde van lage kasten hindoes moslims of christenen waar zij wel toegang hebben om de Heilige Geschriften te mogen bestuderen en zich ook op geestelijk niveau te ontplooien. Maar tevens goede positie te mogen bekleden. Moeten wij ze dan kwalijk nemen dat zij dan verlost worden van de onderdrukking van de zogenaamde van geboorte Braahmanen? Welk mens wil niet vooruit komen???

 

Eerst de rol van de vrouw.

De vrouw, haar cultus en haar mysterie.

Dit is een ware boodschap van nawratri, de negen moeders die belijders  van Sanatana Dharma aanbidden tijdens de negendagen;1- Shailapoetrie, 2—Brahmachaarinie, 3—Chandraghantaa, 4—Koeshmaandaa,–5—Skandamaataa, 6—Kaatyaayanie, 7—Kaalaraatri, 8—Mahaagaurie, 9—Siddhidaatrie.

Ter afsluiting van de nawratan mijn gegroet, namaskaar aan de negen kanyaaon (de negen meisjes) die men op de 8e of 9e dag eten moet geven varieren in de leeftijdsklasse van 2 t/m 10 jaar. Men kan eten geven aan 2 of 9 meisjes om zijn of haar wensen in vervulling te brengen.

De namen  van deze  varieren naar leeftijd: 2 jaar Koemaarie, 3 jaar Trimoerti, 4 jaar Kalyaanie, 5 jaar Rohinie, 6 jaar Kaalikaa, 7 jaar Chandikaa, 8 jaar Shaambhawie, 9 jaar Doergaa en 10 jaar Soebhadraa.

Afsluiting:1. Kaumaataryai namah,,2.Trimoertiyai namah, 3. Kalyaanyai namah, 4. Rohinyai namah,

  1. Kaalikaayai namah, 6. Chandikaayai namah, 7. Shaambhawyai namah, 8. Doergaayai namah en 9. Soebhadraayai namah.

 

`De vrouw schept het heelal, zij is het lichaam zelf van dit heelal.

De vrouw is de onderhoudster van de drie werelden, zij is het wezen van ons lichaam.

Er bestaat geen ander geluk dan dat verschaft door de Vrouw.

Er is geen andere weg dan die welke de Vrouw ons kan openen.

Er is nooit geweest en er zal nooit zijn, noch gisteren, noch vandaag, noch morgen, een ander geluk dan de Vrouw, noch een koninkrijk, noch een bedevaart, noch yoga, noch gebed, noch een magische formule (mantra), noch ascese, noch een volheid anders dan die ontplooid door de vrouw.

Shaktisangama-Tantra II.52

 

 

 

 

Betekenis van het woord Jihad, letterlijk:

 

De Jihad

 

`En strijd op de weg van Allah tegen degenen die tegen u strijden, maar overschrijd de grens niet. Waarlijk, Allah houdt niet van degenen die de grens overschrijden.’

                                                             (Soera 2:190)

 

“Degenen die geloven en emigreren en met hun goed en hun bloed strijden voor Allah’s zaak, nemen de hoogste plaats bij Allah in; en zij zijn het die zullen winnen. Hun Heer belooft hun Zijn barmhartigheid en Zijn welbehagen (…) (Soera 9:20-21)

 

Het woord `Jihad’ betekent letterlijk `strijd’ of `streven’. De gebruikelijke en zeer geliefde, maar foutieve vertaling met `heilige oorlog’stamt uit het Avondland en is ontleend aan de middeleeuwse kruistochten. Er is vrijwel geen ander (tref) woord dat in samenhang met de islam zo’n twijfelachtige bekendheid in de media geniet als `jihad’, dat telkens opnieuw graag wordt misbruikt om ongegronde angst te voeden.

 

De islam onderscheidt twee soorten strijd: de kleine jihad (jihad alasrar) en de grote jihad (jihad al-akhar). De kleine jihad is de naar buiten gerichte strijd, die echter geen aanval mag zijn, maar alleen verdediging, wat onder andere uit de eerste soera hierboven blijkt. In de samenhang met de kleine jihad citeren journalisten graag alleen de eerste helft van het volgende vers om het gewenst angstjagende schrikbeeld van een invasie van sabelzwaaiende Arabieren op te roepen:

 

 

         `En dood hen, waar u ook op hen stoot, en verdrijf hen vanwaar zij u verdreven hebben; want vervolging is erger dan doodsangst. Maar strijd niet tegen hen bij de Heilige Moskee totdat zij daar zelf tegen u strijden. Maar wanneer zij daar tegen u strijden, doodt u hen. Dat is de vergelding van de ongelovigen. Maar als zij ophouden, is Allah vergevend, barmhartig’ (Soera 2:191-192)

 

(opmerking van Khimradj Pherai: vandaag de dag worden moskeeën kapot geschoten en mensen zelf in een moskee vermoord, dit is erg treurig, je eigen gelovige broeders en zusters met andere denkwijze over religie vallen ten prooi in de naam van Allah ; Allah vergeef hen die deze misdaad laten plegen). “Allah zal niemand onzien van van zijn misdaden” In huis des Heren zullen ze gestraft worden!

 

In dit vers wordt gedoeld op de toenmalige strijd in de omgeving van Mekka; het werd geopenbaard toen Mekka nog in handen van heidense Arabieren was, die de moslims geen toestemming tot het houden van de bedevaart gaven. De eerste halve zin, `dood hen, waar u ook op hen stoot’, heeft alleen betrekking op krijgshandelingen die al benaming `ongelovige’ (kafirûn) noch jood noch christen is bedoeld; zij worden namelijk beschouwd als `mensen van de Schrift’. Bovendien gaat de islam ervanuit dat naar elk volk ooit een `waarschuwer’ is gekomen.

Andere redenen waarom deze strijd alleen als zelfverdediging en niet als aanval tot `dwangbekering’ (opmerking van Khimradj Pherai, wat in India is gebeurd en wordt nog steeds toegepast door de ISIS en overigen, is te betreuren en onmenselijk. Hetgeen wat de Joden doen is ook niet goed te praten. Onschuldige burgers worden dood geschoten voor een stuk grond/land die niet mee gaat) of iets dergelijks mag worden gevoerd, zijn eveneens in de Koran aan te treffen. Enerzijds mag niemand tot een bepaald geloof gedwongen worden, anderszijds hoort het leven van een mens tot de kostbaarste dingen:

Er bestaat geen dwang in het geloof (….) Soera 2:256)

                  `Als iemand een mens doodt, zonder dat deze een mens (met opzet) heeft gedood, of zonder dat een onheil over land is gekomen, moet het zo zijn alsof hij de hele mensheid heeft gedood (…) (Soera  5:32)

Op grond van deze verzen spreekt het vanzelf dat ook aanslagen in geen geval met de islam te verenigen zijn, vooral niet omdat bij zulke gewelddadige conflicten de burgerbevolking gespaard moet blijven en wraakzucht niet de drijveer mag zijn.

Van de kleine jihad  is bijvoorbeeld sprake als de ene islamtische staat de andere die is aangevallen, helpt zichzelf te verdedigen. Men kan hier van een militaire bondgenootschap spreken,  dat qua functie met de NAVO te vergelijken is.

De grote jihad daarentegen is de jahad daarentegen is de jihad an –nafs, waarmee de strijd van de individuele mens met zijn eigen ziel, preciezer uitgedrukt met zijn eigen zwakheden, slechte eigenschappen en gewoonten wordt bedoeld:

 

Abu Saíd vertelde. `De gezant van Allah zei: “De beste strijd is een waar woord in aanwezigheid van een onterechte machthebber.”

Tot slot wijzen ook religieuze basisplichten zoals het bidden, het vasten en de belasting voor behoeftigen alsmede de persoonlijke inzet voor het welzijn van een ander mens op de jihad an –naf, de dagelijks nieuwe strijd tegen de halfslachtigheid en de tegenwerkende krachten in de mens om zich bewust te worden van zijn eigen verantwoordelijkheid.

 

                                               Het huwelijk bij de moslims

 

`En tot Zijn tekens behoort dat Hij u huwelijkspartners uit uzelf schiep, (…) en Hij heeft tussen u liefde en barmhartigheid geplaatst. Zie, hierin zijn waarlijk tekens voor nadenkende mensen.’

                      (Soera 30:210)

 

`Zij (de vrouwen) zijn als een gewaad voor u, en u (mannen) bent als een gewaad voor hen (….)

                      (Soera 2:187)

 

Bij de islamitische bruiloft, die in het Arabisch katab kitâb (aantekening of rgestratie in het boek) wordt genoemd, zijn twee islamitische getuigen nodig. Bij die gelegenheid worden bij voorkeur de twee hierboven geciteerde koranverzen voorgelezen, omdat ze alles inhouden wat de basis van het huwelijk moet vormen: een verbintenis die is gebouwd op sympathie, respect, goedheid en begrip, en die voor de partners een sfeer van geborgenheid en bescherming vormt, wat gesymboliseerd wordt door de plastische vergelijking met het gewaad. Daaruit volgt dat het onzinnig is als ouders verlovingen en huwelijken regelen voor hun kinderen, die soms nog niet eens de puberteit hebben bereikt en nog geen bewuste interesse voor het andere geslacht hebben. Zogeheten gedwongen huwelijken, waartoe meisjes en vrouwen van bloedverwanten worden gedwongen, zijn in de islam ongeoorloofd en kunnen ongeldig worden verklaard, wat ook uit meerder hadihs blijken:

Abu Huraira deelde mede dat de profeet zei: Een gescheiden vrouw of een weduwe die gaat hertrouwen, mag alleen trouwen als ze dat zelf goedvindt. Een maagd mag pas trouwen als haar van tevoren om instemming is gevraagd. (….)

Hansa Bint Hidam Al-Ansariyya vertelede dat ze als taiyyeb door haar vader hertrouwd, en dat ze daar niet mee instemde. Daarom begaf ze zich naar de gezant van Allah en hij verklaarde haar huwelijk ongeldig.

Bij de voltrekking van het huwelijk moet de mahr, de zogeheten huwelijksgift, worden betaald:

     `En geeft de vrouwen hun huwelijksgifts cadeau (…) Soera  4;4)

De huwelijksgifts is alleen voor de bruid en niet voor haar ouders of iemand anders. Daarom is het niet juist te spreken van een koop of verkoop van de vrouw en op die manier de positie van de vrouw gelijk te stellen met die van een slavin, want zoals reeds vermeld worden vrouw en man in de islam als volledig gelijkwaardig beschouwd. De mahr geldt als financiele Westen. De morgengave, waarmee de mahr vaak wordt verward, was vroeger geschenk van de man aan de vrouw op de ochtend na de huwelijksnacht.

Een andere veelvoorkomende dwaling is de opvatting dat de man het recht heeft zijn vrouw te kastijden. Helaas moeten we erkennen dat het gedrag van sommige mannen tegenover hun vrouwen en andere vrouwelijke familieleden inderdaad aanleiding tot kritiek geeft, maar dat is – zoals hierna zal blijken – niet op het islamitische geloof terug te voeren, maar is het resultaat van ,

`(…) En ieder van wie u weerspanningheid vreest, vermaant haar, laat haar alleen in haar privé-vertrekken en straft haar (….)   (‘Soera  4;34)

Met het begrip `weerspanningheid’ (Arabisch `nusjuz’, lett, `verzet)  wordt het opzettelijk boosaardige gedrag van een vrouw tegenover haar man en dat van een man tegenover zijn vrouw bedoeld. Daartoe behoort ook wat als `psychische wreedheden’ of – wat de man betreft – fysieke mishandeling van de vrouw te beschouwen is. Daarbij hoeft het niet om banale, alledaagse conflicten te gaan; het moet een vorm van ernstige, sociaal schadelijk, misdadig gedrag zijn dat het vertrouwen schaadt, waarvan de definitieve door de rechtsgeleerden echter verschillend wordt uitgelegd. Beslissend is hier echter het woord `straffen’, dat in veel vertalingen helaas met het woord `slaan’is weergegeven. Ruwheid en lichamelijk letsel worden door alle rechtsgeleerden categorisch afgewezen. En de profeet zelf, wiens soenna zowel leidraad voor de moslims als fundament voor de islamitische wetgeving is, heeft in veel hadiths handtastelijkheden en slaan afgewen, maar heeft in het bijzonder geweld tegen vrouwen verafschuwd;

Abdullah Ibn Zumá vertelde dat de profeet zei: Niemand mag zijn vrouw als een slavin afranselen en vervolgens aan het eind van de dag ook nog eens bij haar slapen!

Abdullah Ibn Zamá vertelde dat de profeet zei: ‘(…) Hoe komt het dat een van u zijn vrouw als een os slaat, vervolgens haar misschien omarmt?

De in het Koranvers genoemde straf, die overigens alleen de laatste mogelijkheid (ultima ratio) na mislukte bemiddelingspogingen is, mag naar gelang opvatting slechts een symbolisch karakter hebben en mag ook niet pijn doen of kwellen, wat in de sjari’a ghair mubarrih wordt genoemd. Dat is enerzijds op de goddelijke wet respectievelijk principe van vergelding;

   `Wij hadden hun daarin voorgeschreven; leven om leven, oog om oog, neus om neus, oor om oor en tand om tand; en voor verwondingen rechtsmatige vergelding. (….) (Soera 5:45, 4:178=179)

Ook in een andere hadith, volgens welke een dienstmeisje een opzettelijk boosaardige daad pleefde en daardoor de profeet kwaad maakte, zei de profeet: `Als er in het hietnamaals geen rekenschap wordt gegeven, zou ik jou pijn met deze siwak hebben gedaan.1 ( een dun takje ter grootte van een tandenborstel, dat voor de tandverzorging wordt gebruikt).

 

Tot ver zo, omdat de regels ontrecht door de moslims worden gebruikt. En tot slot.

 

 

`(…) En als u zich verzoemt en godsvruchtig bent, dan is Allah waarlijk vergevend, barmhartig.’

           (Soera  4:129`)

 `En als zij (de echtgenoten) tot tweedracht vervallen en scheiden, zal Allah vanuit Zijn volheid en genade voor elk van hen zorgen. En Allah is alomvattend, wijs.’ (Soera 4:130)

 

Iedere vrouw is Shakti

Moeder-godin, baanbreekster, oorsprong van alle leven, bron van genot, weg naar de transcendentie: de vrouw en haar mysterie liggen in het hart van tantra, het wezen van haar duizendjarige boodschap.

Ongetwijfeld schijnt deze hoogdravende opsomming geen gelijkenis te vertonen met onze moeder, zusters, echtgenote, eventuele maîtresses, kortom met al de vrouw van vlees en bloed die we in levenden lijve hebben ontmoet: waar zit in haar het mysterie van de vrouw verborgen?

Het is in feite heel het tantrisme dat toegang geeft tot de onpeilbare aspecten van de Vrouw, verscholen in de reële, alledaagse vrouw. De Kaulavali-Tantra zegt:`Men moet voor iedere vrouw een voetval doen, ongeacht of ze een jong meisje in haar jeugdige luister of een oude vrouw is, of zij mooi of lelijk, of goed of slecht is. Men moet haar nooit misbruiken, noch over haar kwaadspreken, noch haar pijn doen, en haar nooit slaan. Zulke daden makedn ieder siddhi (vervulling) onmogelijk.’

De cultus die tantra aan de vrouw wijdt, overtreft—verre – hetgeen de vrouwenbewegingen eisen. Dit is geen kritiek op deze bewegingen, die nodig geworden zijn in onze patriarchale maatschappij, en die haar ten minste als de gelijke van de man doen erkennen—wat niet synoniem is met ìdentiek’. Voor tantra is het vóór alles essentieel dat de Vrouw uitrijst boven de vrouw, dat deze verwerkelijkt wat zij werkelijk is, dat zij overbrengt in de kijk op zichzelf en de wereld, dat zij het in haar leven integreert.

De boodschap van tantra heeft evenzeer betrekking op de vrouw als op de man. Iedere tantrische shaktie (energie) is een echte vrouw, of tracht dat te worden, die de diepten van haar wezen durft te verkennen om daar haar uiteindelijke fundamenten te ontdekken.

Zij is de godin, dat wil zeggen de belichaming van een hoogste,  levende en aanwezige kosmische energie, zelfs als zij het niet weet. Het is dus niet alleen de man die zijn houding moet veranderen, maar ook de vrouw moet dat ten opzichte van haar eigen mysterie, dat zij  over het algemeen nauwelijks waarneemt: Ìk ben noch mysteries, noch goddelijk,’denkt zij. Voor de man is het mysterie van de vrouw haar onberekenbare, irrationele, onvoorspelbare aard, die haar ongrijpbaar maakt. Wenu, haar ware mysterie is dat van het leven,  want , of we nu man of vrouw zijn, ons persoonlijk leven is begonnen in de buik van onze moeder. Maar wat rest er tegenwoordig nog, dankzij de genetica en de biologie, van dit zogenaamde mysterie van het leven?Als voor primitieve volkeren de conceptie en de geboorte een  mysterieuze aureool hadden, dan is dat niet meer het geval, zelfs niet voor kinderen: het verhaal van de ooievaar of de kool is wel verleden tijd. Vanaf dat zij naar school gaan, legt men hun uit hoe het spermatozoön de eicel bevrucht, en hoe daarna het embryo in de baarmoeder groeit. De genetica heeft dus de geheimen van de erfelijkheid gedemystificeerd- of gedesacraliseerd?, voora; sinds wij ongegeneerd de genen manipuleren.

De moeder is oneindig veel meer dan een wandelende couveuse, zelfs als haar kleine bewuste –ik er nauwelijks aan denkt. Haar mysterie is de scheppende kracht die in haar woont. De beoefenaar van tantra (een uitdrukking waarmee  evengoed een man als een vrouw aanduid) neemt waar dat in de buik van de vrouw, ‘datgene’dat de eicel voortbrengt, de uiterste scheppende krachtis. Daar, in de warme duisternis van haar buik, komen de kosmische oerkrachten op, en wordt de eicel al of niet bevrucht. Begrijpen wat werkelijk gebeurt in de baarmoeder, is het mysterie van het heelal begrijpen. Deze fantastische scheppende dynamiek, die atomen en melkwegstelsels onderhoudt, graan doet kiemen en bacteriën zich doet vermeningvuldigen, is niet alleen gedurende de zwangerschap maar ieder ogenblik aanwezig en actief in iedere vrouw, in ieder vrouwelijk wezen. Is het lyriek om deze grootse werkelijkheid uit te spreken en te aanbidden? De vrouw maakt het kind: zij stelt zich er niet tevreden mee het in haar te laten groeien.

 

In de vorm van haar voortplantingsvermogen draagt de  vrouw de soort, de scheppende natuur, die in haar besloten is. Maar draagt de man niet ook de helft van het genetisch vermogen? Zijn dezelfde krachten als die van de vrouw niet ook in hem werkzaam? Produceert hij niet iedere dag miljoenen van die erfelijkheidstorpedo’s, die de spermatozoa zijn? Ja, ma rondpatroon van iedere soort, inclusief de mensheid, is biologisch gesproken vrouwelijk. De mens is fundamenteel vrouwelijk, terwijl de man slechts ùitgevonden’is om de genen uit te zaaien.

De Vrouw is de eerste religie van de mens geweest, en zijn eerste godheid was de moeder-godin. Was, of is? Laten we daarover nog niet beslissen: laten we alleen vaststellen dat zij overal in de prehistorische wereld terug te vinden is. Zij is het, waar de eerste onhandige sculpturen die een menselijk wezen voorstellen, aan doen denken. Als moeder-godin belichaamt zij ook het beginsel van de eros. Ze is de Shakti, de oer-energie, waaruit het gemanifesteerde heelal oprijst.

Wie zegt: religie van de vrouw, zegt ook priesteres en tovenares, dat wil zeggen kosmische tussenpersoon. Het mysterie van de vrouw is niet beperkt tot haar geslachtelijkheid: het doordringt haar gehele  wezen, met inbegrip van (misschien vooral) haar psyche. De vrouw is intuïtief omdat ze ontvankelijk is en in harmonie met de kosmische ritmen die zij opvangt. Zij kent de geheimen van het leven en van de gezondheid, van de planten en de bloemen. Bij de volkeren uit de oudheid is het over het algemeen de vrouw, di zich met landbouw bezighoudt, vooral omdat men gelooft dat haar bevruchtend vermogen inwerkt op de vruchtbaarheid van de bodem. Zij begrijpt de diepten van de menselijke ziel: in en door haar onbewuste staat zij in rechtstreeks contact met de grote psychische stromen die ons dragen en ons meenemen. Zij verlokt en terroriseert tegelijkertijd.  Elke man draagt een signalement van de absolute vrouw in zich mee, en als hij haar in haar los kunnen maken: dat zou de absolute liefde op het eerste gezicht zijn. Trouwens zolang zijn leven duurt, zoekt de man haar rondom zich. Zeer zeldzaam zijn zij die haar ontmoeten, en men zou bijna kunnen zeggen: gelukkig maar! Het is die droom, dat ontoegankelijk ideaal, dat hij bijvoorbeeld  projecteert in filmsterren:

 

Maar dan nog, de ware vrouw, wat is dat? Wie is dat? Dat is de grote vraag. Hoewel ieder vrouw de belichaming is van het ultiemevrouwelijke beginsel en de eros, wordt de echte Shakti steeds zeldzamer. Wie moet men daarvan de schuld geven? De vrouw, of het patriarchaat dat heer onderdrukt? Tegenwoordig zijn onze vrouwen zombies, aangenaam ogende karikaturen van de ware vrouw. In het matriarchaat kan de vrouw zich ontplooien… en ook  de man, want hij kan slechts evolueren in het contact met de ware vrouw: door haar te ondrukken verstikt hij zichzelf. Gedurende heel de prhistorie heeft het matriarchaat geheerst van het gebied van de Middellandse Zee tot het Dravidische Indië, waar het in bepaalde streken, zoals Kerala, nog is blijven voortbestaan.

Buiten India zijn de Trobriandezen, die goed bestudeerd zijn, een van de gelukkigste volkeren ter wereld: ondanks – of dankzij: -hun matriarchale structuur worden de mannen noch gesard noch uitgebuit,  en zijn de vrouwen vrij en ontwikkeld.

 

De natuur is matrifocaal, dat wil zeggen dat de moeder er het brandpunt is: jonge poesjes die hun moeder al spinnend kopjes geven, hebben maling aan de kater die hen verwekt heweft!. En de oude kater die zijn neus in een deken stopt of in een vacht die hij met overtuiting en genot kneedt, wat doet hij anders dan het herhalen van zijn gebaren van jong katje dat zich tegen de warme buik van zijn moeder aan vlijt, die nog in hem aanwezig is. Wat betreft zijn verwekker….

Weten wie de moeder is, is makkelijk en niet voor discussie vatbaar: voor wat betreft de vader is dat een ander zaak! Onder een patriarchaal stelsel gaat de lijn van de vader op zoon; de goederen vallen toe aan de oudtse zoon, zoals in onze streken tot aan de hervorming het gebruik was. Dat is in het matriarchaal stelsel niet zo. Een citaat van Alain Daniélou:`Het matriarchale stelsel, waarin alle familiebezittingen aan de vrouw toebehoren en waar het de dochter is die van de moeder erft, is tot heden nog het stelsel gebleven dat gebruikt wordt in Kerala, in het zuiden van India. Zelfs in koninklijke families gaat de  troon over van moeder op dochter, en is de koning slechts een prinsgemaal. Dit gebruik wordt beschouwd als de enige doeltreffende manier om de overdracht van het koninklijk bloed te garanderen. Een oud Indisch gezegd luidt:“Wanneer een vader zegt: dit is mijn zoon dan is dat geloven; wanneer een moeder dat zegt, is dat weten”; welnu de maatschappelijke instellingen moeten berusten op zekerheden en niet op geloof.

 

 

Mozes en de kinderen Gods

 

Wie was Mozes? Dit verhaal komt overeen met Karna, zoon van Kunti en Surya (Zon) en oudere broers van de Pandava’s. Toen Kunti nog 16 jaar oud was liep zij in het bos en voor haar verscheen, de incarnatie van Shiva, Doerwasarishi (zoon van Atri en Anoesuyaa). Hij gaf aan Kunti magische krachten en hij zei wie je in gedachten zal hebben van Hem zal je een zoon baren. Ze was nauwelijks 16 jaar oud en had de mantra uitgeprobeerd en had zich tot de Zon gericht. De Zon verscheen voor haar en zij was van Hem in verwachting geraakt. Na het baren van het kind werd ze radeloos en wist niet wat zij met het kind moest doen. Ze zocht een baskiet en had het kind daarin gelegd en liet het door water stromen en werd gevonden door een man die hem had opgevoed. Kreeg de Karna, die in de bijbel Mozes is genoemd, waarin het verhaal van Meriaam ook voorkomt. Voor de aanvang van de Mahabhaarata ging Kunti naar Karna en verzocht hem, O zoon vecht niet tegen je broers en hij zei moeder, Doeryodhana heeft mij tot koning gemaakt en mijn eigen broers noemde mij dat ik van lage afkomst ben. U zult 5 zonen blijven behouden, in de strijd zal Arjuna of ik Karna sneuvelen, maar laat dit niet aan mijn jongere broers weten, anders zal de Mahabharata zijn voortgang niet vinden en de wil van de Heer Krishna zal niet volbracht worden moeder Kunti! Indien de vijf Pandava’s dit hadden geweten, dat Karna hun oudere broers was, dan zouden zij niet hebben gevochten tegen hun neven en ooms. Nooit zouden zij de wapens opnemen tegen hun oudere broer Karna.

 

Anoesuyaa had Brahma, Vishnu en Shiva tot haar zonen gemaakt, omdat deze anoesuyaa op de proef wou stellen van haar magische krachten die zij had ontwikkeld door meditatie. Zij gingen in de gedaante van zieners bij haar en zeiden tot haar, we hebben honger, geeft ons eten. Maar u moet naakt het eten aan ons scheppen. Anoesuyaa had erin toegestemd om hun zo het eten aan hun te bedienen.

Zij had het door wie de drie waren en zij stemde toe om hen naakt eten te scheppen. Door haar magische krachten had zij alle drie tot baby’s gemaakt en gaf ze borstvoeding.

Anoesuyaa was de dochter van Dewahuti en Kardamamuni (zoon van Brahma de schepper). Dewahuti was de dochter van Manu en Saataruupa. Zij had door meditatie krachten in haar opgewekt en tevens had zij de vrouw Heer Shri Raama, maataa Sitaa onderricht. Later kwamen Lachmi, Saraswatie en Parwatie hun echtgenoot zoeken en vroegen aan Anoesuyaa, waar hun man waren en ze zei kijk daar, het zijn mijn kinderen geworden. Maar moeder Anoesuyaa was zo aan ze gehecht dat zij bij het vertrek van Brahma, Vishnu en Mahesh  begon te huilen en vroeg aan de drie om  bij haar als haar kinderen geboren te worden en zo was het ook gebeurd.  Dattatriya, werd incarnatie van Vishnu, Brahma en Shiva, Soma werd incarnatie van Brahma, Doerwasa werd incarnatie van Shiva. Soma was getrouwd met 27 dochters van Daksa (Daksa was ook een zoon van Brahma, die uit zijn duim was geboren. De namen van de dochters van Daksa naar hen zijn de 27 maanconstellatie of nakshatras genoemd.

 

 

 

De herkomst van de Hebreeën

In het recente onderzoek neemt men aan dat een zekere Abraham, stamvader van de Hebreeën, inderdaad  geleefd heeft en omstreeks het jaar 1700 voor het begin van onze jaartelling geboren werd.

 

De God Jahwe  beveelt hem: `Ga uit uw land en uit uw maatschap en uit  uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal.’ (Gen.12:1) Maar waar was het land van herkomst van vader Abraham?

De vroege semitische talen zijn volgens Blavatsky ontstaan uit de eerste fonetische verworming van de oude Indische taal, het Sanskriet. Zo betekent bijvoorbeeld het woord Adamis of Adima in het Sanskriet `de eerste mens’ en Hava of Heva `dat wat leven volledig maakt’. In haar boek `De geheime leer toont H.P.Blavatsky  aan dat de Hebreeën afstammen van de chandala’s, de buiten de kasten staande Indiërs. Velen van hen waren ex-brahmanen, die in Sindh, in Chaldea en in aria (Iran) hun toevlucht zochten, en die al ongeveer achtduizend jaar voor Christus.

 

Voor onze jaartelling tot de A-Bra(h)m, de niet – brahmanen, behoorden. Deze Abrahm hadden zich dus al vroeg tegen de onmenselijkheden van het kastenstelsel gekeerd, maar konden zich niet staande  houden tegen de heersende brahmanen. Uiteindelijk bleef alleen de mogelijkheid over om weg te trekken. Volgens Gen.29 begeeft Abrahams zoon Jakob zich naar Laban in het land van de `zonen van het Oosten’. In het boek Jozua is eveneens beschreven dat de patriarchen van het volk Israël oorspronkelijk uit het Oosten kwamen: `Zo zegt de Here, de God van Israël: aan de overzijde der Rivier hebben oudtijds uw vaderen gewoond, Terach, de vader van Abraham en de vader van Nachor, en zij hebben andere goden gediend. Maar Ik  nam uw vader Abraham van de overzijde der Rivier, en leidde hem door het gehele land Kanaän; Ik maakte zijn nakomelingschap talrijk en schonk hem Isaak.’(Joz.24:2-3) Een aantal plaatsen in Genesis wijzen het gebied rond Haran aan als eigenlijke vaderland van Abraham. Volgens Genesis 11:32  kreeg Abraham van God  het bevel om uit zijn vaderland te vertrekken toen hij in Haran woonde. De huwelijksbemiddelaar die Abraham  uiteindelijk voor zijn zoon Isaak uitstuurt, stuurt hij naar Haran `naar mijn vaderland en naar mijn  verwanten’ (Gen.24). Dit Haran vermoedt men tegenwoordig  in het dorp Eski-Chârran in het laagland van Mesopotamië.

 

Maar tot op de dag van vandaag is er in Noord-India een kleine stad die Haran heet, een paar kilometer ten noorden van de Kashmirse hoofdstad Srinagar, waar  archeologen resten van fundamenten blootgelegd hebben  die al voor Christus gedateerd kunnen worden. Het is niet meer mogelijk de omzwervingen van deze nomadenstammen na te gaan, maar de som van alle vergelijkbare aanwijzingen laat een ondubbelzinnige conclusie toe: omstreeks 1730 voor onze jaartelling begonnen deze nomaden onder leiding van Jakob in de richting van Egypte te zweren.

De Egyptische priester en geschiedschrijver Manetho vertelt: `Uit het Oosten verschenen onverwacht mensen van lage afkomst, die moedig ons  land binnentrokken en het met  geweld in bezit namen, zonder op ernstig verzet te zijn gestoten.’ Wandschilderingen in Egyptische grafkelders tonen deze verovers duidelijk met een lichte huidkleur en zwart haar. (III.5 en 6)

De prediking van Stefanus in het evangelie De Handelingen der apostelen (Hand.7) vormt een kort overzicht dat toont hoe Abraham, de imaginaire stamvader van de joden, naar een land moest trekken dat de God van de Heerlijkheid hem wilde tonen. Via Mesopotamië `trok hij weg uit het land der Chaldeeën en vestigde zich in Haran’. Mogelijk noemden de nomadenfamilies rond Abraham de plaats in noordwest Mesopotamië, waar ze eerst voor korte tijd woonden, naar hun plaats van herkomst. Door de honger gedreven trekt de groep tenslotte verder naar Egypte, omdat Abrahams zoon Jakob gehoord had `dat er graan was in Egypte’, maar men moest al snel naar Palestina terugkeren. Hoewel Abrahams zonen Isaak, Ezau en Jacob hevige ruzie met elkaar hadden, werd de familie in de volgende generatie een stam. Jacobs twaalf zonen drongen echter vanwege een hongersnood Egypte weer binnen, waar in die tijd de Hyksos-dynastie heerste. De emigranten vestigden zich eerst alleen in de provincie Goshen.

Een semitische kolonisatie van het noordoostelijke Nijldal in die tijd is bewezen. De Hebreeën bevolken al snel het hele land en krijgen geld, invloed en macht. De uitdrukking `Hebreeërs’ betekent in bronnen uit de dertiende en veertiende eeuw voor onze jaartelling geen nationale of volksgroep, maar  onaanzienlijke mensen met minder rechten, die door de Egyptenaren uiteindelijk in dienst genomen werden en later zelfs tegen hun wil als goedkope arbeidskrachten vastgehouden  werden. Toen de Hyksos-dynastie in 1583 v. C. moest aftreden, schijnt de positie van de Hebreeën door innerlijke degeneratie en door onenigheid  sterk te zijn verslechterd. De concrete beweringen in Ex. 1:11, waar de voorvaderen van de Israëlieten aangetrokken werden voor de bouw van de steden Pithom en Ramses, laten de conclusie toe, dat Rames II (1301-1234) de farao van deze onderdrukking was. Omstreeks deze tijd verlaat dus een aantal semitische stammen onder leiding van Mozes Egypte, op zoek naar het land der vaderen, het door de God Jahwe beloofde land.

 

Manu – Manes – Minos  – Mozes

Degene die in de oertijd de Indiërs hun politieke en religieuze wetten gaf, heette Manu. De wetgever van de Egyptenaren heeft de naam Manes.

De Kretenzer die Egypte ging om de wetten te bestuderen die hij de Grieken wilde geven, was Minos.

De leider van de Hebreeuwse volkstammen en verkondiger van de tien geboden noemde zich Mozes.

Manu, Manes, Minos en Mozes  veranderden de gehele wereld. Alle vier stonden aan de wieg van invloedrijke volkeren, alle vier gaven de van dan af geldende wetten en vormden priesterlijke en theocratische samenlevingen. Dat ze alleen naar hetzelfde archetypische voorbeeld te werk gegaan zijn, wordt niet alleen door de gelijkluidende namen en de gelijkenis van de door hen gecreëerde instellingen duidelijk.

Manu betekent in het Sanskriet: een voortreffelijke man, de wetgever. De vier  namen wijzen op dezelfde Sanskrietstam. Aan het begin van elke zich ontwikkelende beschaving staan mannen die tot iets groters geroepen zijn dan hun medemensen, die de massa imponeren en superieur handelen met het oog op vooruitgang of heerschappij. Tegenover het naakte geweld dat voor de onontwikkelden als hoogste wet geldt, zoeken die geestelijke leiders het fundament van hun macht alleen in het navolgen van het hoogste wezen, dat in het geweten van allen aanwezig is. Deze mannen werden omgeven met een geheimzinnige nimbus, en hun herkomst werd verheerlijkt. `Profeten’ of `van God gezondenen’ werden ze genoemd, en ze herriepen zich op de duistere openbaringen uit de vroegste geschiedenis, die alleen zij konden verklaren. Alle fysieke verschijnselen werden onder hun bekwame handen tot verkondigingen van de hemelse macht en de toorn Gods, die ze naar wens oproepen of bedwingen. Net als Mozes beheerste ook Manu de magie – bijvoorbeeld een slang in een catatonische (bewegingloze) toestand brengen, als staf tonen en weer terug veranderen: Indische fakiers doen dit nu nog.

Manu, die zich met de brahmanen (invloedrijkste kaste) en de priesters verbond om de maatschappijstructuur van de Veda’s omver te werpen, was de  oorsprong van de neergang en vernietiging van zijn volk, dat verstikte in de verdoven heerschappij van het priesterdom.

 

 

 

Hierover heb ik reeds  eerder geschreven.

De etymologie van de naam Mozes is omstreden. In het Egyptische betekent `mos’ kind of woordelijk `…… is geboren’ (b.v. Thut-moses). Bij een andere verklaring, in het Hebreeuws, kan men de naam herleiden op `mo’ (= water) en `useh’ (= redden), wat overeen zou komen met de legende van Mozes in het biezen mandje (Ex.2:10). Het is niet mogelijk een duidelijk beeld van de historische persoon te krijgen, en de overlevering levert ons een paar raadsels op. Het historische onderzoek van het Oude Testament heeft aangetoond dat Mozes in geen geval de auteur van de vijf eerste Bijbelboeken is.

De Pentateuch werd via eeuwen van mondelinge en schriftelijke overlering in zijn bekende vorm samengesteld. De niet overeenkomende woordkeus, tegenspraken, herhalingen en de verschillende theologische opvattingen doen het bestaan van meerdere bronnen vermoeden. Al schijnt ook veel in het duister van de millennia vervaagd, we weten tegenwoordig toch dat de figuur van Mozes historisch is.  We mogen aannemen dat hij aan het koninkrijk hof opgegroeid is, door priesters opgevoed werd, een hoge graad van ontwikkeling bereikte

En dat zijn invloed als staatsambtenaar tot in alle hoeken reikte. Mozes bediende zich van een merkwaardig mengsel van zuivere doctrine en merkwaardige, magische praktijken, waarin de leringen uit de Veda’s vermengd zijn met de Egyptische afgodendienst.

 

 Heer Parasurama vernietigt de heersende klasse

Toen Jamadagni door de zonen van Kartaviryarjuna gedood werd, bevrijdde Parasurama de wereld eenentwintig maal van alle ksatriya’s.

 

Toen Jamadagni’s vrouw Renuka, water ging halen uit de Ganges en daar de koning van de Gandharva’s zich zag vermaken in het gezelschap van Apsara’s, raakte ze tot hem aangetrokken en werd een moment overmand door het verlan­gen om met hem samen te zijn. Vanwege dit zondige verlangen werd ze door haar echtgenoot gestraft. Parasurama doodde zijn moeder en broers, maar ze werden later weer tot leven gewekt dankzij de kracht van Jamadag­ni’s ascese. De zonen van Kartaviryarjuna waren de dood van hun vader echter niet vergeten en wilden wraak nemen op Heer Parasurama. Toen ze hem niet in de asrama vonden, doodden ze Jamadagni, die op de Allerhoogste Godspersoon aan

het mediteren was. Toen Parasurama naar de asrama terugkeerde en zag dat zijn vader gedood was, was hij erg bedroefd en nadat hij zijn broers gevraagd had om voor het stoffelijk overschot te zorgen, trok hij er vastberaden op uit om alle ksatriya’s van het aardoppervlak weg te vagen.

Met zijn bijl in de hand begaf hij zich naar Mahimatipura, de hoofdstad van Kartaviryarjuna en doodde alle zonen van de koning, zodat hun bloed een grote rivier vormde. Nadat Parasurama de zonen van Kartaviryarjuna gedood had, voelde hij zich echter nog niet voldaan en toen de ksatriya’s later lastig begonnen te worden, doodde hij ze eenentwintig keer, zodat er geen ksatriya’s meer op aarde waren.

 

Vervolgens zette hij het hoofd van zijn vader weer terug op diens levenloze lichaam en bracht verschillende offers om de Allerhoogste Heer tevreden te stellen. Zo kwam Jamadagni’s lichaam weer tot leven en werd hij later bevorderd naar het hogere planetenstelsel dat bekendstaat als Saptarsi-mandala. Parsurama, de zoon van Jamadagni, leeft nog steeds in Mahendra-parvata. In het volgende manvantara zal hij een prediker van de vedische kennis worden.

 

In de dynastie van Gadhi werd de bijzonder machtige Visvâmitra geboren, die door middel van ascese en boetdoeningen een brahmana werd. Hij had hon­derdéén zonen, die bekenstonden als de Madhucchanda’s. De zoon van Ajigarta, Sunahsepha genaamd was bestemd om geofferd te worden in het offerperk van Hariscandra, maar werd door de genade van de prajapatis’ vrijgelaten. Daarna werd hij Devarata in de dynastie van Gadhi. De vijftig oudste zonen van Visvamitra aanvaardden Sunahsepha echter niet als hun

oudere broer en daarom vervloekte Visvamitra hen om mlechha’s te worden, mensen die de vedische beschaving niet trouw zijn. Visvamitra’s eenenvijf­tigste zoon en zijn jongere broers aanvaardden Sunasep­ha echter wel als hun oudste broer en daarom zegende hun vader, Visvamitra, hen. Zo werd Devarata opgenomen in de dynastie van Kausika,

die daardoor verschillende takken heeft.

 

viaslpyaivam pitur deham           nidhaya bhratrsu svayam

pragrhya parasum ramah             ksatrantaya mano dadhe

 

VERTALING

 

Aldus weeklagend, vertrouwde Heer Parasurama de stoffelijke resten van zijn vader aan zijn broers toe en nam zelf zijn bijl ter hand, vastbesloten om alle ksatriya’s van het aardoppervlak weg te vagen.

 

 

gatva mahismatim ramo              brahma-ghna-vihata-sriyam

tesam sa sirsabhi rajan            madhye cakre maha-girim

 

VERTALING

 

O koning, Heer Parasurma begaf zich naar Mahismati, dat al verdoemd was vanwege de zonde van het doden van een brâhmana. Daar maakte hij in het midden van de stad een berg van de afgehakte hoofden van de zonen van Kartaviryarjuna.

 

 

tad-raktena nadim ghoram           abrahmanya-bhayavaham

hetum krtva pitr-vadham            ksatre mangala-karini

 

trih-sapta-krtvah prthivim         krtva nihsatriyam prabhuh

samanta-pancake cakre              sonitodan hradan nava

 

 

VERTALING

Met het bloed van de zonen van Kartaviryarjuna schiep Heer Parasurama een

gruwelijke rivier, die de koningen geen respect hadden voor de brahmaanse cultuur grote angst aanjaagde. Omdat de ksatriya’s, die aan het hoofd van de regering stonden, zich schuldig maakten aan zondige activiteiten, vaagde Heer Parasurama ze eenentwintig maal van de aarde onder het voorwendsel dat hij wraak wilde nemen voor de moord op zijn vader. Voorwaar, in Samanta- pancaka maakte hij negen meren gevuld met hun bloed.

 

 

pituh kayena sandhaya              sira adaya barhisi

sarva-decvamayam devam             atmanam ayajan makhaih

 

VERTALING

 

Daarna zette Parasurama het hoofd van zijn vader op diens dode lichaam en legde dit in zijn geheel op kusa-gras. Vervolgens verrichtte hij offers om Heer Vasudeva te vereren, die de alomtegenwoordige Superziel van alle halfgoden en ieder levend wezen is.

 

 

dadau pracim disam hotre           brahmane daksinam disam

adhavaryave praticim vai           udgatre uttaram disam

 

anyebhyo vantata-disah             kaysapaya ca madhyatah

aryavartam upadrastre              sadasyebhyas tatah param

 

VERTALING

 

Nadat Heer Parasurama het offer voltooid had, schonk hij het oosten aan de  hota, het zuiden aan de brahma, het westen aan de adhvarya, het noorden aan de udgata en de vier hoeken – noordoost, zuidoost, noordwest en zuidwest – aan de andere priesters. Hij gaf het midden aan Kasyapa en het gebied Aryavarta aan de upadrasta. Alles wat er overbleef verdeelde hij onder de sadasya’s, de hulppriesters.

 

aste dyapi mahendradrau            nyasta-dandah prasana-dhih

upagiyamana-caritah                 siddha-gandharva-caranaih

 

VERTALING

 

Heer Parasurama woont nog steeds als een intelligente brahmana in het bergachtige gebied dat men Mahendra noemt. Hij is volkomen voldaan, heeft afstand gedaan van alle wapens van een ksatriya en wordt om zijn verheven karakter en activiteiten voortdurend vereerd, bewonderd en aanbeden door hemelse wezens als de Siddha’s, Carana’s en Gandharva’s.

 

evam bhrgusu visvatma              bhagavan harir isvarah

avatirya param bhram               bhuvo ‘han bahuso nrpan

 

VERTALING

 

Op deze wijze daalde de allerhoogste ziel, de Allerhoogste Godspersoon, de Heer en de allerhoogste bestuurder, als incarnatie neer in de Bhrgu- dynastie en verloste het universum van de last van ongewenste koningen door ze vele malen te doden.

 

gadher abhun maha-tejah            samiddha iva pavakah

tapasa ksatram utsrjya             yo lebhe brahma-varcasam

 

VERTALING

 

Visvamitra, de zoon van Maharaja Gadhi, was even machtig als de vlammen van het vuur. Door boetedoening en asces te beoefenen wist hij vanuit de positie van een ksatriya de positie van een machtige brahmana te bereiken.

 

 

 

BETEKENIS

 

Nadat Sukadeva Gosvami de geschiedenis van Heer Parasurama uiteengezet heeft, vertelt hij over Visvamitra. Uit de geschiedenis van Heer Parasurama kunnen we opmaken dat hoewel Parasurama tot de klasse der brâhmana’s behoorde, hij door omstandigheden gedwongen werd om als ksatriya op te treden.

Later, toen hij zijn taak als ksatriya volbracht had, werd hij weer een brahmana en keerde terug naar Mahendra-parvata. Op dezelfde manier kunnen we zien dar Visvamitra, die in een ksatriya-familie geboren was, dankzij zijn asces en boetedoening de positie van een brahmana wist te bereiken.

Deze beide geschiedenissen bevestigen de uitspraken in de sastra dat een brâhmana een ksatriya kan worden, een ksatriya een brahmana en een vaisya een brâhmana, wanneer men zich de vereiste eigenschappen eigen maakt.

Iemands status is niet afhankelijk van zijn geboorte. Dit wordt door Narada in het Srîmad-Bhâgavatam (7.11.35) als volgt bevestigd:

 

yasya yal laksanam proktam         pumso varnabhivyanjakam

yad anyatrapi drsyeta              tatr tenaiva vinirdiset

 

“Als iemand de kenmerken van een brâhmana, ksatriya, vaisya of sudra vertoont, moet hij als zodanig aanvaard worden, ook al is hij in een andere klasse geboren.” Om te weten wie een brâhmana en wie een ksatriya is, moet men afgaan op zijn eigenschappen en zijn werk. Als alle ongekwalificeerde sudra’s zogenaamd brâhmana’s en ksatriya’s worden, zal de maatschappelijke orde onmogelijk gehandhaafd kunnen worden. Daardoor zal er verdeeldheid ontstaan en de menselijke samenleving in een samenleving van dieren

verande­ren en zo zal er overal ter wereld een helse toestand heersen.

 

visvaamitrasya caivaasan              putraa eka-satam nrpa

madhyamas tu madhucchandaa         madhucchandasa eva te

 

VERTALIING

 

O koning Pariksit, Visvâmitra had honderdeen zonen, waarvan de middelste Madhucchandâ heette. Hierdoor stonden alle andere zonen bekend als de Mudhacchandâ.

 

putram krtvaa sunahsepham          devarâtam ca bhârgavam

âjigartam sutân âha                jyestha esa prakalpyatâm

 

VERTALING

 

Visvâmitra adopteerde de zoon van Ajîgarta, Sunahsepha, die in de Bhrgu- dynastie geboren was en ook Devarâta genoemd werd. Hij beval zijn andere zonen om Sunahsepha als hun oudste broer te aanvaarden.

 

yo vai hariscandra-makhe           vikrîtah purusah pasuh

syutvâ devân prajesâdîn            mumuce pâsa-bandhanât

 

VERTALING

 

Sunahsepha’s vader verkocht Sunahsepha om als mensdier geofferd te worden tijdens het yajna van koning Hariscandra. Toen Sunahsepha het offerperk binnengeleid werd, bad hij de halfgoden om vrijgelaten te worden, wat door hun genade gebeurde.

 

BETEKENIS

 

Hier volgt de geschiedenis van Sunahsepha. Toen Hariscandra op het punt stond om zijn zoon Rohita te offeren, wist deze zijn leven te redden door Sunahsepha van diens vader te kopen om in zijn plaats geofferd te worden.

Sunahsepha werd aan Mahârâja Hariscandra verkocht omdat hij de middelste zoon was, tussen de oudste en de jongste in. Hieruit blijkt dat het offeren van de mensen bij wijze van offerdier zeer lange tijd gangbaar is geweest.

 

yo râto deva-yajane               devair gâdhisu tâpasah

deva-râta iti khyâtah             sunahsephas tu bhârgavah

 

VERTALING

 

Hoewel Sunahsepha in de Bhârgava-dynastie was geboren, was hij bijzonder vergevorderd in het geestelijk leven. Dat was de reden waarom hij door de halfgoden die bij het offer betrokken waren, werd beschermd. Daarom genoot hij ook bekendheid als de nakomeling van Gâdhi, Devarâta genaamd.

 

ye madhucchandaso jyesthâh        kusalam menire na tat

asapat taan munih kruddho         mlecchâ bhavata durjanâh

 

VERTALING

 

Toen de vijftig oudste Madhucchandâ’s, de zonen van Visvâmitra, door hun vader verzocht werden om Sunahsepha als hun oudste broer te aanvaarden, weigerden ze dit te doen. Visvâmitra was hier erg boos over en vervloekte hen met de woorden: “Slechte zonen die jullie zijn, dat jullie allemaal mleccha’s mogen worden, want jullie zijn gekant tegen de principes van de vedische cultuur”. (Mleccha’s zijn degenen die de vedische principes niet volgen).

 

 

sa hovâca madhucchandâh          sârdham pancâsatâ tatah

yan no bhavân sanjânîte          tasmims tishhâmahe vayam

 

VERTALING

 

Toen de vijftig oudste Madhucchandâ’s vervloekt waren, gingen de vijftig jongste zonen en Madhucchandâ zelf naar hun vader toe en stemden met zijn verzoek in. “Beste vader,” zeiden ze, “wij leggen ons neer bij iedere maatregel die u treft.”

 

jyestham mantra-drsam cakrus       tvâm anvanco vayam sma hi

visvâmitrah sutân âha              vîravanto bhavisyatha

ye mânam me ‘nugrhnanto           vîravantam akarta mâm

 

VERTALING

 

Zo aanvaardden de jongere Madhucchandâ’s Sunahsepha als hun oudste broer en zeiden tot hem: “We zullen je bevelen opvolgen.” Daarop zei Visvâmitra tot zijn gehoorzame zonen: “Ik ben erg tevreden dat jullie Sunahsepha als jullie oudste broer aanvaard hebben. Door mijn bevel te gehoorzamen, hebben jullie mij een vader van waardige zonen gemaakt en daarom geef ik jullie allemaal de zegen dat jullie ook vaders van zonen zullen worden.

 

esa vah kusikâ vîra              devarâtas tam anvita

anye câstaka-hârîta              jaya-kratumad-âdayah

 

VERTALING

 

Visvâmitra zei: “O Kusika’s [nakomelingen van Kausika], deze Devarâta is mijn zoon en daarmee is hij ook een van jullie. Wees hem alsjeblieft gehoorzaam. “O koning Pariksit, Visvâmitra had vele andere zonen, zoals Astak, Harita, Jaya en Kratuman.

 

evam kausika-gotram tu             visvamitraih prthag-vidham

pravarantaram apannam              tad dhi caivam prakalpitam

 

VERTALING

 

Visvâmitra vervloekte sommigen van zijn zonen, zegende de anderen en adopteerde ook een zoon. Zo bestonden er heel wat verschillen in de Kausika-dynastie, maar van alle zonen werd Devarata als de oudste beschouwd.

 

Er zijn mensen die beweren dat de wereld onwerkelijk is en nergens op berust en dat er geen god is die alles bestuurt; ze komt voort uit seksueel verlangen en kent geen andere oorzaak dan lust. BG. XVI. 8

 

Omdat je Mijn zeer dierbare vriend bent, onthul Ik je dit vertrouwelijkste deel der kennis. Neemt het van Me aan, want Ik zeg het je voor je bestwil. BG. XVIII. 64.

 

Heel veel leesplezier en wijsheid toegewenst,

 

Met vriendelijke groeten,

 

 

Khimradj Pherai