boek vedische astrologie

Khimradj Pherai

Bussumsestraat 153

2574  JG  Den Haag

Tel: 070 -3235050  of mobiel  0642153517

E-mail:khimradjpherai@casema.nl

 

33.1        Het moderne rekensysteem

 

De Westerse wereld moest tot in de middeleeuwen wachten voor dit principe in concept van de Arabieren kon worden overgenomen, die het weer te danken hadden aan de geleerden van India. Omstreeks de vijfde eeuw na Chr. wordt in het noorden van India de basis gelegd voor het moderne notatiesysteem van de geschreven cijfers zoals wij dat tegenwoordig gebruiken.

 

De mogelijkheden van dit systeem werden in de antieke wereld echter nog niet op volle waarde geschat en begrepen. Men kon er nog niet mee rekenen zoals wij dat in de huidige tijd doen.

 

Voor zeer grote getallen gebruikte men de telwoorden uit het Sanskriet. Het Sanskriet is de Heilige taal van India, die al heel lang ontwikkelde mensen en geleerden uit de verschillende taalgebieden met elkaar verbond. In deze taal kon men getallen uitdrukken in ‘letters’: zo staan voor eka, dvi, tri, catur, panca, sat, sapta, asta en nava de getallen 1 tot met 9:

 

eka         1             catur      4             sapta      7

dvi          2             panca    5             asta        8

tri            3             sat          6             nava      9

 

De daarbij behorende telwoorden schreven zij als:

 

dasa                       10

sata                        100

shasra                    1.000

enzovoort tot en met: padma          1.000.000.000

 

Schreven zij bijvoorbeeld het getal 636, gelezen van rechts naar links, dan werd dit alsvolgt genoteerd: sat tri dasa sat sata (6 + 3 x 10 + 6 x 100)

 

In de vijfde eeuw na Chr. ondergaat dit systeem een belangrijke wijziging en besluiten Indische wiskundigen en sterrenkundigen de telwoorden uit de notatie weg te laten.

7629, van rechts naar links gelezen, wordt genoteerd als: nava dvi sat septa (9 + 2 x 10 + 6×100 +7×1000)

 

Hier is dus sprake van de toepassing van het positionele systeem op gesproken getallen.

 

De Sanskriet-telwoorden voor de eerste negen enkelvoudige eenheden ontleenden dus voortaan hun waarde aan de plaats die zij in het totale getal innamen. Zo wordt nu het getal: 321: een twee drie

Maar moeilijk wordt het bij het getal: 301 Daar vonden de geleerden het volgende 3 op: waar de NUL moet worden gesproken, geven ze het woord ‘leeg'(sunya) een plaats. Dus wordt het getal 301: een lege drie eka sunya tri

 

Na de Babyloniërs en in dezelfde tijd de Maya’s vonden dus ook de Indiërs de NUL uit. Daarmee hadden zij alle ingrediënten gevonden om de moderne manier van tellen te creëren:

  • duidelijk te onderscheiden cijfers voor eenheden van een tot en met negen
  • de kennis van het positionele principe
  • de uitvinding van het begrip NUL

 

Dit gegeven werd echter nog alleen toegepast op de gesproken getallen en niet op de cijfernotatie.

 

Toen men deze drie ideeën echter ging samenvoegen, vond Het Grote Wonder plaats! De eerste voorbeelden hiervan zijn te vinden in een verhandeling over kosmologie met de titel ‘Lokavibhaaga’, geschreven door de leden van de religieuze Jain-beweging en gepubliceerd op 23 augustus 458. Men schrijft dan 13 107200000 als volgt:

 

sunya sunya sunya sunya sunya dvi sapta sunya eka tri eka

(leeg leeg leeg leeg leeg twee zeven leeg een drie een),

 

waarbij bij elk van de reeks de toelichting ‘sthaanakramaad’ (= in de volgorde van plaatsing) te vinden is.

 

Kennelijk was het werk bedoeld voor een groter publiek. Het bevat eenvoudige terminologie en niet veel technische details. In dit werk werd de wetenschap en de religieuze leer van de Jain-beweging uiteengezet. Het vond een warm onthaal bij wiskundigen en sterrenkundigen.

 

Deze methode verspreidde zich in de zesde eeuw ook buiten India. Dit kunnen we zien aan inscripties die gevonden zijn in Cambodja, Zuidoost- Vietnam en op Java, die werden gebruikt om data aan te geven. Dit was niet zo verwonderlijk, omdat oude culturen van India-China en Indonesië al sinds het begin van onze jaartelling door India’s beschaving werden beïnvloed. Door verspreiding en verering van de leer van Shiva en het Boeddhisme speelden die landen een bemiddelende rol in de handel in specerijen, zijde en ivoor tussen India en China.

 

Dichters deden een beroep op de vele synoniemen die het Sanskriet kende voor de telwoorden. Men kon dan ook die telwoorden op talrijke manieren benoemen. Zo kon eka (=1) ook synoniem zijn voor âdi (= begin) of pitaamaha (eerste Vader, Brahma), enzovoort. Door dit synoniemgebruik ontstonden er allerlei spelletjes en bespiege­lingen, meestal in lyrische vorm. Een beroemd voorbeeld uit de zevende eeuw is een rekenkundige probleem dat men op een dergelijke wijze vorm geeft, zoiets als onze tien kleine Hindoestaantjes: Een halsketting brak tijdens het liefdespel.

Een snoer parels rolde weg.

De zesde daarvan viel op de grond.

De vijfde bleef liggen op het bed.

De derde werd door de jonge vrouw in veiligheid gebracht.

De tiende door haar geliefde.

Zes parels zaten nog aan het koord.

Zeg mij lezer, hoeveel parels telde het snoer van de geliefden.

 

Een dergelijke opsomming bood naast esthetisch raffinement ook praktische voordelen. Zoals Roger Billars zegt: ‘Omdat” de Indische sterrenkundige teksten altijd in versvorm waren en men de keuze had uit een aantal synoniemen met het vereiste ritme, maakte het symbool deel uit van het metrum. Wanneer de rekenkundige – los van elke reken­kundige handeling – de verzen voor zichzelf opzegde, lag het getal waarvoor het staat dus even vast verankerd in de tekst als in het geheugen.’ De poëtische vorm van symboolwoorden , als gevolg van het metrum, sloten risico en verwarring uit, die gemakkelijk konden ontstaan wanneer men de cijfersnotitie gebruikte. Deze was nog niet universeel en werd overal anders toegepast. Maar men kon er nog steeds geen berekeningen mee maken.

 

In het jaar 662 na Chr. leefde in een Syrisch klooster in Qesnesre aan de over van de Eufraat een monnik, Severius Sebokt genaamd. Hij studeerde wijsbegeerte, wiskunde en sterrenkunde en kende de wetenschappelijke prestaties van de Grieken (voorheen was het een deelstad van Bharata), zie naar naam PHERAI), Babyloniërs en Indiërs. Hij schreef een artikel waarin hij uiteenzette dat de Syriers de uitvinders waren van de sterrenkunde en trok de volgende conclusie: “De wetenschap behoort aan alle volkeren en moet toegankelijk zijn voor iedereen en niet een exclusief voorrecht van de Griekse beschaving (Vedische-beschaving).

 

Hij brak een lans voor de wetenschap van de Hindoes, die zelfs geen Syriërs zijn, over hun subtiele ontdekkingen op het gebied van de astromie (vernuftiger dan die van de Grieken en de Syriërs); hun vlotte wijze van rekenen en hun tijdrekeningen, enzovoort.

 

De grondslagen van deze Indische rekenkunde vormen dus de basis voor de latere rekenkundige methoden. Het abstracte concept van de NUL moet echter nog geperfec­tioneerd worden, maar de basis voor de moderne rekenkunde was inmiddels gelegd.

Nul moest een rekenkundig begrip worden. Tot die tijd was de NUL bekend in de betekenis van ‘leegte’ en ‘open ruimte’, met als doel het opvullen van het ontbreken van een bepaalde orde.

 

Wanneer we nu 1900 in woordsymbolen schrijven volgens het oude systeem van kolommen, dan krijgen we bijvoorbeeld:

 

atmosfeer             leegte     openingen             maan

0                          0                9                         1

 

Bij de volgende stap verdwijnen de kolommen en gaat men de cijfers een waarde toekennen, die afhankelijk is van de plaats die zij innemen in de numerieke weergave.

 

Het getal 1900 wordt dan niet langer geschreven van rechts naar links, zoals dat gebruikelijk was, maar in de volgorde zoals wij die ook kennen in ons huidige systeem:

 

maan     openingen             leegte     atmosfeer

1                9                           0               0

 

Deze rekenkundige methode werd door de Arabieren, die bemiddelend optraden tussen India en het Westen, in Europa geintroduceerd. Rond het jaar 1000 kwam een Franse monnik, Gerbert d’Aurillac, geboren in 945 in Aquitqnië, in aanraking met wiskunde en sterrenkunde. Hij legde een grote voorliefde aan de dag voor deze studies en onderscheidde zich zodanig dat men hem in het jaar 999 tot Paus koos: Sylvester II.

 

De legende vertelt het volgende:

‘De toekomstige Paus van het jaar 1000 was naar Sevilla en Cordoba gereisd en had zich – vermomd als moslim op bedevaart – toegang verschaft tot de Arabische universiteit.’  Maar veel waarschijnlijker is het dat hij in het Christelijke gedeelte van Spanje verbleef in het klooster Santa Maria van Ripoli (een Catalaans stadje), dat een grenspost was tussen de Christelijke en Islamitische wereld. Zeker is dat hij van 972 – 982 te Reims hof hield. Bij zijn terugkeer in Frankrijk beheerste Gerbert in ieder geval de wetenschap van de numerieke notatie, de rekenmethoden en het gebruik van het Astrolabium (hoekmeter). Hij gaf onderricht en introduceerde als eerste de Arabische cijfers in onze cultuur. Maar nog geen begrip NUL en geen uit India afkomstige rekenmethode.

 

Dat kan hem echter niet verwijten. Bij elke poging die hij deed om de Indisch-Arabische methode door te voeren stuitte hij op grote weerstand. De klerken van die tijd beschouwenden zich als waardige en trouwe erfgenamen van de ‘grote’ Romeinse traditie en ze konden deze superioriteit niet zo maar opgeven voor een andere methode. Zo was de tijd nog niet rijp voor een dergelijke revolutie.

 

Dat kan men hem echter niet verwijten. Bij elke poging die hij deed om de Indische-Arabische methode door te voeren stuitte hij op grote weerstand. De klerken van die tijd beschouwden zich als waardige en trouwe erfenamen van de ‘grote’ Romeinse tradie en ze konden deze superioriteit niet zo maar opgeven voor een andere methode. Zo was de tijd nog niet rijp voor een dergelijke revolutie.

 

De rekenmethoden die in die tijd gangbaar waren, bestonden uit hoornen schijfjes waarin Arabische cijfers waren gegrift. Elk schijfje kreeg een naam.

 

1   Igin                   4   Arbas               7   Zenis

2   Andras             5   Quimas            8   Temenias

3   Ormis               6   Caltis                9   Celentis

 

Men werkte nog steeds met een abacus (=rekentafel) en kolommen en vulde voor de honderdtallen, de NUL dus, niets in: men liet de ruimte leeg.

 

De eerste verspreiding van cijfers heeft dus niet door middel van boeken plaats gevon­den, maar was te danken aan het gebruik van deze hoornen schijfjes. Ze waren voorbe­houden aan een kleine groep ingewijden: alleen specialisten konden er mee overweg (tiende tot twaalfde eeuw).

 

Dus helaas bleef het bij een dagdroom dat deze Paus van het jaar 1000 Europa een heel nieuw tijdperk binnengeleid zou hebben en dat de Christenen dankzij het uit de Islamitisch-Arabische wereld geïmporteerde systeem al snel grote vooruitgang boekten. Er heerste nog een grote onwetendheid en een absoluut conservatisme.

 

Men noemde de Islamitisch-Arabische tekens ‘de diabolische tekens van die satanskinderen die de Arabieren zijn!.’ En men fluiisterde zelfs dat Gerbert een ‘magïer en alchemist’ was en dat dat hij, om te kunnen proeven van de wetenschap, zijn ziel aan Lucifer had moeten verkopen. Zo opende men in 1648 het graf van Paus Sylvester II, omdat men er zeker van wilde zijn dat zich daarin niet langer duivels uit de hel bevonden.

 

Dit alles vond plaats ten tijde van Richard Leeuwenhart en de kruistochten. Het doel van deze kruistochten was beslist niet het veroveren van wetenschap, maar dit wel uitein­delijke resultaat. In de jaren 1095-1270 trachten Christelijke ridders hun tradities en geloof met geweld op te leggen aan de ongelovigen van het oosten. De kruisridders keerden echter verrijkt terug door de cultuur die zij in het Heilige land hadden willen bestrijden en men ontdekte met name de rekenmethode van Samanides al-Khowarizmi door cijfers in het zand te trekken in plaats van het van de met zand bestrooide abacus.

 

Deze ‘Algoristen’, zoals zij genoemd werden, moesten echter wel een NUL gebruiken om de orde van eenheden weer te geven. Zo doordrong dus het systeem van de Arabische cijfers plus NUL en ook de Indische rekenmethode het westen. Door contacten tussen Christen en Moslims rond de Middellandse Zee ontstond er een weder­opbloei van de wetenschap.

 

In Spanje viel er al sinds het einde van de elfde eeuw een toenemende activiteit te bespeuren van vertalers en compilatoren rond vertalingen van Arabische, Grieks en Indische werken. Toen de culturele contacten tussen de twee werelden intensiever werden, wilden de Europeanen zich bekwamen in wiskunde, astronomie, natuur­wetenschappen en wijsbegeerte. Het Europa van de twaalfde en dertiende eeuw raakte op de hoogte van Euklides, Ptolemaios, Aristoles, al-Khowarizmi en al-Biruni, en vele anderen. De Christenen begonnen alles waar ze hand op konden leggen in het Latijn te vertalen.

 

Zo maakten de kruisridders het door hun enthousiasme voor de nieuwe methoden van rekenen dus mogelijk dat de oude rekentafels overboord werden geworpen. Alles raakte in het begin van de dertiende eeuw in een stroomversnelling onder invloed van een Italiaans wiskundige:

 

Leonardo van Pisa (1170-1250), beter bekend als Fibonacci. Deze bezocht Islamitisch Afrika en reisde naar het Nabije Oosten, bezocht Arabische meesters en liet zich hun numerieke systemen uitleggen, evenals algebraïsch rekenen en de principes van de meetkunde. Zijn Tractaat uit 1202 leverde een grote bijdrage aan de verspreiding van de algebra.

 

Toch was er nog steeds van fel verzet tegen de nieuwe methoden. Men zag zich in de broodwinning bedreigd en moest oude vertrouwde tradities loslaten. Dat gaf angst. Ook vanuit de kerk, die sinds de wederopbloei in Europa de wetenschap en de wijsbegeerte onder haar hoede had genomen, probeerde men aan de in die tijd heersende sfeer van dogmatiek, mystiek en dienstbaarheid aan de heilige schrift – met als voornaamste doctrines: zonde, hel en zieleheil – vast te houden. Zij eiste dat de ontwikkeling totaal onderworpen bleef aan het Absolute Geloof in haar dogma’s. Studie moest gedaan worden conform haar theologie. Wanneer dit niet gebeurde zou de kerk haar macht kwijtraken, omdat tot dan toe het monopolie op het onderwijs binnen haar gelederen rustte. Onder andere om deze reden werd democratisering van het rekensysteem tegengegaan.

 

Wilde men met deze rekenmethode omgaan, dan moest men allerlei omwegen maken, zoals geheime codes ontwikkelen en namen bedenken voor het nieuwe systeem. Oorspronkelijk werd de NUL door Leonardo van Pisa in zijn boek ‘Liber Abaci” aangeduid als Zephirum. Het woord onderging in de loop der tijd enkele wijzingen en werd tenslotte verbasterd tot ZERO, de vorm waarin het sinds 1491 wordt gebruikt. Ook de woorden SIFRA, CIFRA, CYFRA, CIFRE, enzovoort hadden deze oorspronkelijke betekenis.

Wanneer je uitgemaakt werd voor ‘Cifre en Algorisme’, dan was dat een grote belediging. Je werd dan namelijk uitgemaakt voor ‘een man (of vrouw) van niets’!

 

In de Duitse taal kende men ‘die Null’, evenals in het Nederlands: Nul, hetgeen is afge­leid van het Latijnse ‘nulles’ = geen.

 

Wanneer we het woord ‘cijfer’ figuratief gebruiken, brengt dit ons terug in die chaotische tijd in de Europese geschiedenis waar dit woord de betekenis heeft van ‘geheimschrift’, een gecodeerd schrifte waarin de codes en tekens bijna altijd worden weergegeven door cijfers, in werkelijke zin!

 

Tot in de achttiende eeuw bleef het rekenen met de schijfjes en kolommen in zwang. Pas bij het uitbreken van de Franse Revolutie wist men de mensen ervan te overtuigen dat rekenen met behulp van cijfers uitstijgt boven het gebruik van de rekentafel. Dat is het moment waarop het gebruik van telramen en rekentafels op scholen en bij de overheid werd verboden.

 

Het metrieke stelsel bleek een in alle opzichten samenhangend en geschikt systeem te zijn voor het rekenen met cijfers en werd tijdens de Franse Revolutie in het jaar 1792 aangeboden aan alle tijden en alle volkeren tot hun grotere voordeel om alle verschil­lende bestaande stelsels te vervangen.

 

De wiskundige Carl Jacobi (1804-1851) vat in zijn werk Discours sur Descartes op schitterende wijze de periode samen die bekend zal worden als Europese Renaissance. Deze periode wordt gekenmerkt door de wederkomst van het Weten en de opbloei van grote universiteiten in West-Europa. Hierin past de tweede kennismaking met de Arabische cijfers, die ditmaal leidde tot algemene verbreiding en tot triomf van de oorsprong Indisch rekenkunst.

 

Conclusie

 

Getallen hebben nooit een toren van Babel gekend. Iedereen begrijpt elkaar direct zodra we het over getallen hebben; ze worden over de gehele wereld op dezelfde wijze opgevat. Ook al zijn we niet in staat via de taal een woord met elkaar te wisselen, door middel van het getal vinden we elkaar. Het is op dit ogenblik de enige werkelijke universele taal, door mensen te verstaan, en is dus een begrip van grote menselijke orde.

 

De Duitser Leopold Krone zei: ‘God heeft het gehele getal geschapen, de rest is het werk van de mens.’ Een de Duitse wijsgeer Lichtenber formuleerde het zo: ‘De mens is begonnen met de principe: elke grootheid is gelijk aan zichzelf en woog tenslotte de zon met de sterren.’

 

Zoals je uit het voorgaande stuk waarschijnlijk hebt begrepen, zijn getallen zoals wij die heden ten dage kennen pas in de negentiende eeuw gemeengoed geworden. In de numerologie maken we dan gebruik van dit metrieke stelsel. We kunnen met ons huidige numerologische systeem dus geen numerologsiche beschrijving maken van iemand die daarvoor leefde.

 

Numerologie in woord, beeld en getal

Danka en Hans Hüsken

Copyright @ 1998 UItgeverij Akasha, Eeserveen, The Netherlands/

Danka en Hans Hüsken, Amstelveen, The Netherlands.

 


33.2        INLEIDING IN DE NUMEROLOGIE

 

Numerologie is de basis van alle esoterische wetenschappen. De astrologie, de Tjing, de Tarot, enzovoort zijn alle te herleiden tot getallen. Alles in ons bestaan is dus te herleiden tot getallen en deze getallen weer tot binaire eenheden. Numerologische bere­keningen moeten daarom ook in samenhang gebruikt worden bij iedere (astrologische) analyse, omdat ze ons essentiële aanvullende informatie geven over iedere manifestatie in de natuur: over een voorwerp, een gebeurtenis of een persoon. Het hangt er wel vanaf hoe goed men de symbolen die op het moment aan de orde zijn kan herkennen, combineren en interpreteren. Ieder moment heeft nl. zijn eigen symbolen. Deze waarneembare symbolen kan men herleiden tot getallen en zijn voor interpretaties die te algemeen zijn om precieze voorspellingen te kunnen doen. Met systemen die gedetail­leerder rekenen, zijn deze voorspellingen wel mogelijk. Een voorbeeld dat we ooit op de goede weg waren met het ontwikkelen van zo’n systeem is het systeem van Pythagoras. De naam Pythagoras is afgeleid van het woord Pitaguru. De Grieken zijn de gevluchte Kshatriya’s uit India.

 

Zie onderstaand bewijs:

Pulinda: We vinden hiervan een vermelding in het Bhisma-parva (Adiparva 174:38) waar gesproken wordt van de bewoners van de provincie Pulinda. Dit gebied werd veroverd door Bhimasena en Sahadeva. De Grieken staan als Pulinda’s bekend en in het Vana-parva van het Mahabharata wordt verklaard dat het niet-Vedische ras van deze streek over de wereld zou komen te heersen. Het Pulinda-gebied behoorde tot de provin­cies van Bharata en de inwoners werden als Kshatriya-vorsten en de hunnen beschouwd. Later evenwel, als gevolg van hun verzaking aan de Brahmaanse cultuur, werden ze als Mlechha’s aangemerkt. Namens de Pulinda’s veroverde Alexander de Grote India en namens de Abhira’s deed Mohammed Ghori hetzelfde. Deze Abhira’s waren eertijds in de Brahmaanse cultuur Kshatriya’s, maar maakten zich daarvan los. De Kshatriya’s die bang waren voor Parasurama en zich in het heuvelgebied van de Kaukasus hadden verscholen, raakten bekend als de Abira’s en men kende de streek die ze bewoonden als Abhiradesa.

 

De Hindoes hebben de wiskunde uitgevonden

 

KOSMISCHE ANALOGIEËN

 

De waarde van Pi(n)= 3.14159 is vervat in de som een eeuw, een jaar en een dag van Brahma.

 

Een eeuw van Brahma

3.110.400.000.000

jaren
Een jaar van Brahma

31.104.000.000

jaren
Een dag  van Brahma

86.400.000

jaren
 

3.141.590.400.000

jaren

 

PYTHAGOREESCHE NUMEROLOGIE

 

Pythagoreesche numerologie is een gedetailleerd numerologisch systeem, dat werd ontworpen door Pythagoras. Het gaat uit van 78 getallen, in tegenstelling tot andere numerologische berekeningssystemen die slechts werken met de grondgetallen (1-9). Het geeft een gedetailleerd beeld van de levenscyclus van de mens. Hierdoor krijgen we een redelijk inzicht in ‘het schaakspel van de hogere machten’ (dit werd in oude tijden door de koningen van India gespeeld en heet tot nu toe shatrandj); een spel om onze innerlijke prestaties te vergroten door onze reacties op bepaalde ‘valstrikken’ of juist op tegenovergestelde situaties. We worden allen op een bepaalde datum, een bepaald uur en een bepaalde minuut in het aardse energieveld geboren. De voorwaarden en trillingen van dit energieveld bepalen voor een groot deel de speciale acties en reacties die ons gehele leven kenmerken. Pythagoreesche numerologie verschilt van andere numerolo­gische systemen, omdat het duidelijk maakt dat b.v. weliswaar u een 9e persoon bent, maar preciezer een 54/9, met de 4 werkend door 5 om tot het grondgetal 9 te komen. Zie overige voorbeelden. Dit geeft een veel diepere betekenis aan het type 9-mens dat u bent.

 

33.3        Bhagavad Gîtâ IX.2

 

râja-vidyâ râja-guhyam       pavitram idam uttamam

pratyaksâvagamam dharmyam    susukham kartum avyayam

 

“Deze kennis is de bekroning van alle onderricht, het geheimste van alle geheimen. Het is de zuiverste kennis en omdat ze door realisatie rechtstreeks inzicht geeft in het zelf, is ze de vervolmaking der religie. Ze is onvergankelijk en wordt met vreugde toegepast”. (B.g., 1X.2)

 

Een tijdperk of uiting van universele manifestatie wordt Brahmanda genoemd, dit is een geheel leven van Brahma, en Brahma’s leven is samengesteld uit zijn dagen en jaren, die omdat ze kosmische zijn, elk op zichzelf een zeer lange duur hebben. Zijn dag bestaat evenals die van een mens uit circa 24 uren, zijn jaar uit circa 360 dagen; het aantal van zijn jaren is 100. Ons nu bepalende tot deze bol- daar we bij geen andere betrokken zijn – de leiding en evolutie ervan vinden plaats onder Manu of mens en daarvan is de term Manvantara (’tussen twee Manu’s’) afkomstig. Het verloop van de evolutie is verdeeld in vier Yuga’s, voor ieder ras in zijn eigen tijd en wijze.

 

Deze Yuga’s gelden niet voor de gehele mensheid op hetzelfde ogenblik, omdat som­mige rassen zich in één van de Yuga’s bevinden, terwijl andere in een verschillende cyclus zijn. Zo bevinden de Indianen zich bijvoorbeeld aan het einde van hun stenen tijdperk, terwijl de Ariërs in een geheel andere toestand verkeren.

 

Deze vier Yuga’s zijn:

Krita of Satya Yuga,         de gouden Yuga

Treta Yuga,                         de zilveren Yuga

Dvapara Yuga,                   de koperen Yuga

Kali Yuga,                            de ijzeren of zwarte Yuga

 

Het tegenwoordige tijdperk voor het Westen en India is de Kali Yuga, in het bijzonder met betrekking tot de morele en geestelijke ontwikkeling. Het eerste tijdperk verloopt in vergelijking met de overige langzaam en het tegenwoordige – Kali – verloopt zeer snel; de beweging ervan wordt op dezelfde wijze versneld als zekere astronomische perioden ten opzichte van de Maan, die nu wel bekend maar niet ten volle uitgewerkt zijn. De eerste 5.000 jaren van Kali Yuga zullen eindigen tussen 1897 en 1898. Deze Yuga begon ongeveer 3.102 jaar voor de Christelijke era, in de tijd toen Shri Krishna deze stoffelijke wereld verliet. Voor zijn toegewijden is Shri Krishna altijd in de geestelijke wereld aanwezig en in ieders hart als Superziel. Omdat 1897-98 niet ver verwijderd zijn, zullen de hedendaagse mannen van de wetenschap de mogelijkheid hebben om te zien of het einde van de cyclus van vijfduizend jaar voorafgegaan of gevolgd zal worden door beroeringen of wijzigingen op politiek, wetenschappelijk of natuurkundig gebied of op alle tegelijk. Cyclische veranderingen doen zich nu voor, daar zielen uit vroegere beschavingen zich jaar op jaar incarneren in dit tijdperk, waarin vrijheid van denken en handelen in het Westen niet zo door dogmatisch religieuze vooroordelen en dweepzucht beperkt worden als in het verleden. En we verkeren thans in een cyclus van overgang waarin, zoals van een overgangsperiode te verwachten valt, alles in de filosofie, de godsdienst en de maatschappij aan wijziging onderhevig is. In een overgangstijdperk worden de juiste en volledige cijfers en regels betreffende de cyclussen niet bekend gemaakt aan een generatie die aan niets anders denkt dan aan geld en de spot drijft met de geestelijke kijk op de mens en natuur.

 

De Bhagavad-gita  V111. 17

 

sahasra -yuga-paryantam    ahar yad brahmano viduh

râtrim yuga-sahasrântâm    te’ ho -râtra-vido janâh

 

VERTALING

 

Naar menselijke berekening hebben duizend tijdperken tezamen de tijdsduur van een dag Brahma. En zijn nacht duurt even lang.

 

BETEKENIS

 

Een tijdsduur van het stoffelijk universum is beperkt. Het openbaart zich in kringloop van Kalpa’s. Een kalpa is een dag van Brahma en een dag van Brahma bestaat uit duizend kringlopen van vier yuga’s of tijdperken: Satya, Treta, Dvapara en Kali.

 

Satya-yuga wordt gekenmerkt door deugd, wijsheid en religie, terwijl er vrijwel geen onwetendheid en slechtheid zijn; deze yuga duurt 1.728.000 jaar.

 

In Treta-yuga verschijnt het kwaad; deze yuga duurt 1.296.000 jaar.

 

In Dvapara-yuga gaan deugd en religie verder achteruit, terwijl het kwaad toeneemt; deze yuga duurt 864.000 jaar.

 

In Kali-yuga tenslotte (het yuga dat we de afgelopen 5000 jaar hebben meegemaakt) is er een overvloed aan twist, onwetendheid, goddeloosheid en kwaad, terwijl er vrijwel geen ware deugd meer bestaat en deze yuga duurt 432.000 jaar. In Kali-yuga stijgt het kwaad tot zulke hoogte, dat aan het einde ervan de Allerhoogste Zelf verschijnt als de avatara Kalki, de demonen verslaat, Zijn toegewijden redt en een nieuw Satya-yuga laat beginnen, waarmee alles weer van voor af aan begint. Duizend (1000) van deze kring­loop van wier yuga’s omvatten een dag van Brahma, de schepper van het universum, en een even groot aantal omvat een nacht van Brahma. Brahma leeft honderd “jaren” die uit zulke dagen en nachten bestaan. Deze “honderd jaar” belopen naar aardse maatstaven in totaal 311 biljoen 40 miljard (311.040.000.000.000) zonnejaren. Zo berekend, schijnt het leven van Brahma fantastisch en eindeloos lang, maar bezien vanuit het gezichtspunt der eeuwigheid duurt het even kort als een bliksemflits. In de oceaan der oorzaken verschijnen en verdwijnen ontelbare Brahma’s als schuimbelletjes in de branding.

 

Brahma en zijn schepping maken beide deel uit van het stoffelijk universum en zijn derhalve in voortdurende overgang. In het stoffelijk universum is zelfs Brahma niet vrij van het proces van geboorte-ziekte -ouderdom-dood. Brahma is echter als bestuurder van dit universum rechtstreeks in dienst van de Opperheer – en daarom wordt hij meteen verlost. Verheven Sannyasi’s worden bevorderd naar Brahma’s eigen planeet, Brahmaloka, welke de hoogste planeet van het universum is en dit planetenstelsel, maar te bestemder tijd worden ook Brahma en alle bewoners van Brahmaloka onderworpen aan de dood, zoals de wet der natuur het wil

 

 

TABEL 55

 

YUGA’S AARDSE JAREN
Circa  360 aardse dagen vormen:  
Krita  of Satya Yuga 1.728.000
Treta Yuga 1.296.000
Dvapara Yuga    864.000
Kali Yuga    432.000
Maha Yuga is de som der 4 voorafgaande Yuga’s en regeert 1 Manu 4.320.000
   
1 Manu regeert over 71 Maha Yuga’s = 71 x 4.320.000 =306.720.000
   
14 Manu’s zijn 4.294.080.000
   
Voeg daaraan toe de schemeringen tussen elke Manu 15 x 1.728.000 (Satya-yuga)  

25.920.000

   
Te zamen vormt dit 1000 Maha Yuga’s, een Kalpa of een Dag van Brahma 4.320.000.000
   
Brahma’s Nacht is gelijk aan zijn Dag: 8.640.000.000
   
360 van deze dagen vormen Brahma’s jaar 3.110.400.000.000
   
100 van deze jaren vormen Brahma’s leven 311.040.000.000.000

 

33.4        De historie en de astronomie

 

De Kali Yuga begon 3102 jaren voor de geboorte van Jezus Christus, zoals reeds hierboven vermeldt, waarna men thans al 2000 jaar verder leeft; telt men 3102 + 2000 bij, dan verkrijgt men de rekenkundige (historische) duur van de Kali Yuga welk neerkomt op een totaal van 5102 jaar. Bij de astronomische berekening komt echter nog 32 jaar erbij en dat is 5102 + 32 = 5134 jaar voor de Kali Yuga in 2000.

 

Uitgaande van de Christelijke jaartelling volgen enkele geschiedkundige tijdstippen:

1. De Kali Yuga begon                                     3102 voor Christus

2. De Maha Bharata: 137 jaar erna                             2965     ”       ”

3. De Yudhisthirdynasty te Hastinapur        2965     ”       ”

4. Het ontstaan van het Jainisme                  1300     ”       ”

5. Panini schreef “De Nirukt”                            700     ”       ”

6. De geboorte van Wardhman Mahabir       599     ”       ”

7. De prediking van Wardhman Mahabir      567     ”       ”

8. Cyprus verovert een deel van Punjab        571 voor Christus

9. Dahir verovert Griekenland en Egypte     510     ”       ”

10  Alexander versloeg de Puruvorst              327     ”       ”

11  Ashoka koos Patna tot zetel                     273     ”       ”

12  Sankar Acharya citeerde de Vedas         300     ”       ”

13  Het begin van de Wikrami jaartelling       57     ”       ”

14. De geboorte van Jezus Christus                                   0     ”       ”

 

In de Hindi literatuur ” Satpath Brahman” is te lezen, dat de Rigveda 12000 Chands à 36 letters = 432.000 letters bevat, die de duur van de Kali Yuga in jaren weergeven. Verder beschikt de Yayurveda 8.000 chans en de Samaveda op haar beurt 4.000 chands (hymnen) die tezamen  8.000 + 4.000 chands à 36 letters eveneens 432.000 letters bevatten om de periode van de Kali Yuga te realiseren.

 

De “Kali Yuga” is astronomisch beschouwd als maatstaf voor de tijdsberekening van planeten (grahs) en andere natuurobjecten bijvoorbeeld de oermens – de aarde – het gesteente enzovoorts.

 

In vergelijking met de andere wetenschappen is de astronomie (jyotisch) een vrij oude techniek om lange perioden te benaderen: dit doet men aan de hand van de loop(baan) van een 7 tal (tegenwoordig zijn er ongeveer 13 waarmee de astrologen ermee werken; de Drakekop, Rahu en Drakestaart, Ketu zijn erg belangrijk om de negatieve of positieve invloeden in combinatie te bepalen) hemellichamen of planeten, die ten opzichte van elkaar in beweging zijn.

 

De astronomie heeft uitgerekend, dat deze 7 planeten uit een beginpunt aan de hemel zich verplaatsen en na verloop van zo’n periode wederom bij elkaar komen: (Deze zeven planeten stellen ook de zeven werkdagen voor, teweten:

zondag                  – Zon of Surya

maandag              – Maan of Chandra

dinsdag                 – Mars of Mangal

woensdag             – Mercurius of Boedh

donderdag            – Jupiter of Brihaspati (guru)

vrijdag                  – Venus of Shukra

zaterdag                               – Saturnus of Shani

dit duurt wel 432.000 jaar en in de Vedische-wetenschap noemt men het samenspel van de planeten de duur van de Kali Yuga.

 

Als men het goed beseft, is het planetenstelsel (banen) voor de aardbewoner een ware almanak (kalender) om alle mogelijke periode voor de toekomst (maha dashaperioden) alsook van het verleden te bepalen.

 

De astronomen hebben voor ons reeds vastgesteld, dat de aarde waar wij op leven wel enkele miljard jaren oud zou zijn; welk aldus werd uitgerekend door Bharata (India) en Chaldeëen (voormalig Iran).

De astronomie heeft uitgerekend, dat de aarde van de nevelmassa tot de huidige situatie welke wij meemaken, als volgt in cijfers is uitgebeeld.

 

Er zijn inmiddels verstreken:                           27 x 4.320.000 = 116.640.000 jaar

incl. 1 satya-, 1 treta-, 1 dvapara of (4+3+2)                 9 x    432.000 =     3.888.000 jaar

De Kali duurde  tot heden                                                                         5.133 jaar

De bestaansduur van onze aarde is                                                             120.553.133 jaar

 

De 28 -ste Mâhayuga waar wij in leven moet nog duren: 432.000 – 5.133 jaar = 426.867 jaar.

 

Men dient te weten, dat er een tijd van 32 jaar nodig is voordat elke planeet weer in haar eigen baan komt en om die reden wij in de rekenkunde een verschil met de astronomie te werken hebben: In de astronomie is de dag exact 29,5 dag die men heeft afgerond tot 28, 30, 31 en eens in de 4 jaren 29 dagen voor de duur van een maand (het schrikkel­jaar).

 

33.5        KOSMISCHE ANALOGIEËN

 

De waarde van Pi(n-) = 3.14159 bevat is in de som een eeuw, een jaar en een dag van Brahma. Ik zou niet kunnen bewijzen, dat de oude Hindoes bij het instellen dezer tijdperk enig begrip hadden van de mathematische verhouding tussen de omtrek en de straal van de cirkel 1), (Daarvan en van nog veel meer diepzinnige dingen bezaten zij een zeer juiste en veelomvattende kennis, die echter esoterisch was), maar het zou mij niets verwonderen, als men vond, dat al hun grote tijdperken slechts veelvouden waren van enkele, die algemeen in de sterrenkunde waargenomen zijn. Het blijft een merkwaardig feit, dat de wet van Keppler, dat de afstand der planten geregeld wordt door hun snelheid, zodat zij door hun vectors gelijke oppervlakten in dezelfde tijd beschrijven, direct verband houdt met de waarde n-A2, die de oppervlakte van de cirkel voorstelt. Hier gebruiken wij de waarde = 3.14159 en deze is, naar wij gezien hebben, vervat in de volgende tijdperken:

 

Een eeuw van Brahma

3.110.400.000.000

jaren
Een jaar van Brahma

31.104.000.000

jaren
Een dag  van Brahma

86.400.000

jaren
 

3.141.590.400.000

jaren

 

Dit schijnt in direct verband te staan met de opvatting der Hindoes, wat de reeds genoemde tijdperken of Yuga’s betreft, het Gouden, Zilveren, Koperen en IJzeren tijdperk of de Satya, Treta, Dvapara en Kali-Yuga.

 

Ook merken wij op, dat de helft van het Grootjaar van Plato (25.920 jaren) is 12.960 jaren, hetgeen het honderdste deel is van de Treta Yuga. Zodat er weinig twijfel bestaat over het feit, dat al deze astronomische tijdperken der ouden onderling verbonden zijn op zulk een wijze, dat zij een volledig stelsel van astronomische tijdrekenkunde vormen. De moeilijkheid is, deze getallen tot hun bron op te sporen. Men heeft natuurlijk waargenomen, dat zij volgens de progressie van 1+2+3+4 = 10 gevormd zijn en dat de som der vier tijdperken tienmaal de waarde van het laatste is, dus 4.320.000 en 432.000.

 

Dit zou ook het geval zijn met elke getallenreeks in de verhouding van 1 2 3 4. Ik geloof echter, dat de grondslag van het stelsel gezocht moet worden in het veelvoud van 72 en dat is het aantal jaren waarin de precisie der equinoxen 1° der ecliptica bedraagt. Er zijn 60′ minuten in 1° en 60 X 72 = 4320, welk getal ons de grondslag der yuga’s geeft. Ook is 6 maal 60= 360, het aantal graden van de cirkel en 6 maal 4.320 = 25.920, het grootjaar. Wat bekend is als de Naros van 600 jaar, gedurende welke tijd naar men veronderstelt een van de twaalf grote openbaringen der Godheid op Aarde regeert, (zie levensklok naar het getal van 72, 12 perioden van elk 6 jaar), geeft ons de waarde  van 600 X 72 = 7.200 jaren en dit 60 maal is 432.000 jaren, de duur van de Kali Yuga. Het is zeer belangwekkend, deze onderzoekingen verder voort te zetten.

 

De ouden kenden een beweging van de aardas, met betrekking tot de helling der ecliptica en zij schijnen deze tijdperken gebruikt te hebben, om de tijden aan te geven gedurende welke de pool der aarde door een bepaald aantal graden heenging. Deze mening wordt door sterrekundigen als Herschel, Maskelyne en anderen gedeeld, die aangetoond hebben, dat de vermindering een halve seconde per jaar of vijftig seconden per eeuw bedraagt en dit is precies een honderdste deel van de precisie der equinoxen.

 

Als wij dus de progressie van 1, 2, 3 maal de waarde van de twaalf wentelingen van de cirkel = 360 x 12 nemen, zullen wij de ten grondslag liggende waarde krijgen van de cyclus  4.320 jaren X 1, 2, 3, aldus:

 

1 =   4.320 jaren

2 =   8.640 jaren

3 = 12.960 jaren

Totaal 25.960 jaren

 

Dat is het Grootjaar, de ganse wenteling der processie en de waarde van zes cyclussen van 4.320 jaren. Daaruit blijkt dus, dat het aantal graden van den cirkel vermenigvuldig met het aantal tekens van den dierenriem gelijk is aan het Jaar der Processie of het Grootjaar gedeeld door zes.

Er zijn mogelijk andere redenen voor de afleiding van de in ’t begin genoemde cyclus, namelijk de Eeuw van Brahma, maar het bovenstaande schijnt mij het meest waarschijnlijke en de overeenkomsten zijn te nauwkeurig, om te worden voorbij gezien, zelf door degenen, die een wetenschappelijk gekweekte afkeer hebben van “ronde getallen”.

 

Desondanks is er, wat de precessionele vermindering betreft, in ’t minst niets, wat aantoont dat de tegenwoordige constant is. Zij wordt geschat op 502.453 seconden, maar de verslagen tonen duidelijk aan, dat zij vroeger minder was dan nu. Waarschijnlijk zal een beschouwing van de ware oorzaak der precisie ten slotte tot de erkenning leiden van het feit, dat de variatie tot op een zeker punt in de zonnebaan plus en daarna minus is en het gemiddelde zal dan vijftig seconden zijn.

 

Zie Geheime Leer. Noot Vert.

 

33.6        De Bhagavad- gîtâ  V111.24

 

agnir jyotir ahah suklah    san-mâsâ uttarâyanam

tatra prayâtâ gacchanti     brahma brahma-vido janâh

 

VERTALING

 

Degenen die het Absolute kennen gaan heen uit de wereld tijdens de invloedsperiode van de vuurgod, in het licht, op een gunstig ogenblik, tussen het eerste en de laatste maankwartier en tijdens de zes maanden wanneer de zon in het noorden reist.

 

BETEKENIS

 

Wanneer vuur, licht, dag en maan worden genoemd, dienen we te begrijpen dat deze alle worden geregeerd door verschillende halfgoden, die regelingen treffen voor de reis van de ziel. In het doodsuur begeeft de jiva zich op weg naar een nieuw leven. Verlaat men het lichaam op de hierboven aangegeven tijd, hetzij bij toeval, hetzij volgens plan, dan is het mogelijk dat men de onpersoonlijke brahmajyoti bereikt. Mystici die gevorderd zijn in het beoefenen van yoga kunnen het zo regelen, dat ze hun lichaam op een bepaalde tijd en plaats verlaten. Anderen, die hier geen beheersing over hebben, keren wanneer ze op een gunstig moment heengaan niet terug in de kringloop van geboorte en dood; maar gaan ze op een ongunstig moment, dan bestaat er alle kans dat ze moeten terugkeren.

 

De zuivere toegewijde in Krishna-bewustzijn echter behoeft niet te vrezen dat hij zal terugkeren, of hij zijn lichaam nu op een gunstig of op een ongunstig moment, bij toeval of volgens plan verlaat.

 

 

VERS 25

 

dhûmo râtis tathâ krsnah      san- mâsâ daksinâyam

tatra cândramamasam jyotir    yogî prâpya nivartate

 


VERTALING

 

De yogi die van deze wereld heengaat bij rook, ’s nachts, tussen het laatste en eerste maankwartier, tijdens de zes maanden als de zon in het zuiden langs trekt, of die de maanplaneet bereikt, komt weer terug.

 

BETEKENIS

 

In het Derde Canto van het Srimad-Bhagavatam wordt ons meegedeeld dat degenen die bedreven zijn in het verrichten van baatzuchtige activiteiten en het brengen van allerlei offers op aarde, bij hun sterven de maan bereiken. Deze verheven zielen leven ongeveer 10.000 jaar (naar de maatstaf der halfgoden) op de maan en genieten er van het leven door soma-rasa te drinken. Uiteindelijk keren ze weer naar de aarde terug. Dit houdt in dat er op de maan hogere klassen van levende wezens zijn, hoewel we ze met onze grofstoffelijke zintuigen niet kunnen waarnemen.

 

VERS 26

 

sukla-krisne gatî hy ete   jagatah sâsvate mate

ekayâ yâty anâvrttim       anyayâvartate punah

 

VERTALING

 

Volgens de Veda’s zijn er twee manieren waarop men deze wereld verlaat een in het licht en een in het duister. Wanneer men heengaat in het licht, komt men niet terug; maar gaat men heen in het duister, dan keert men weer.

 

BETEKENIS

 

Dezelfde beschrijving van heengaan en terugkeer wordt door Acarya Baladeva Vidyabhusana aangehaald uit de Chandogya Upanisad. Op deze wijze zijn degenen die zich baatzuchtig of met filosofisch getheoretiseer bezighouden sinds onheuglijke tijden onderworpen aan een voortdurend komen en gaan. Ze verkrijgen in feite geen definitieve verlossing, want ze geven zich niet over aan Shri Krishna.

 

VERS 27

 

naite srtî pârtha jânan    yogî muhyati kascana

tasmât sarvesu kâlesu      yoga-yukto bhavârjuna

 

VERTALING

 

De toegewijden die deze twee paden kennen, O Arjuna raken nimmer van streek. Wees daarom altijd hecht in toewijding verankerd.

BETEKENIS

 

De toegewijde dient hecht in Krishna-bewustzijn verankerd te zijn en Hare Krishna te chanten. Hij dient te beseffen dat hij er alleen maar hinder van heeft als hij zich druk maakt over deze paden. De beste manier om op te gaan in Krishna -bewustzijn, is altijd volledig in ’s Heren dienst te zijn, waardoor onze weg naar het geestelijk koninkrijk, veilig, zeker en lijnrecht zal zijn. Het woord yoga-yukta is bijzonder belangrijk in dit vers. Wie zich werkelijk aan yoga houdt, is in al zijn activiteiten voortdurend in Krishna-bewustzijn.

 

Sri Rupa Goswami raadt aan, dat we ons niet hechten aan de stoffelijke wereld en dat al onze bezigheden verbonden dienen te zijn met Shri Krishna. Zo bereikt men de vol­maaktheid. Daarom raakt de toegewijde door dit soort beschrijvingen niet van streek, omdat hij weet dat zijn toegewijde dienst hem garandeert dat hij de weg naar de allerhoogste woonplaats zal vinden.

 

VERS 28

 

vedesu yajñasu tapahsu caiva      dânesu yat punya-phalam pradistam

atyeti tat sarvam  idam viditvâ   yogî param sthânam upaiti câdyam

 

VERTALING

 

Wie de weg toegewijde dienst opgaat, behoudt de vruchten van het bestuderen der Veda’s, van het naleven van strenge zelfzucht, het doen van schenkingen of het verrichten van filosofische en vruchtdragende bezigheden.

 

De Bhagavad- gîtâ  Hfdst.IX VERS 7

 

sarva-bhûtâni kaunteya    prakrtim yânti mâmikâm

kalpa-ksaye punas tâni    kalpâdau visrjâmy aham

 

VERTALING

 

De schepping, instandhouding en vernietiging van deze stoffelijke kosmische openbaring zijn volkomen afhankelijk van de allerhoogste wil van de Persoonlijkheid Gods. “Aan het eind van de kalpa” betekent bij de dood van Brahma. Brahma leeft honderd jaar en een dag van zijn leven wordt berekend als 4.320.000.000 van onze aardse jaren. Zijn nacht duurt even lang. Zijn maand bestaat uit dertig van zulke dagen en nachten en zijn jaar uit twaalf van zulke maanden. Na honderd jaar, wanneer Brahma sterft, vindt de verwoesting of vernietiging plaats; dit betekent dat de door de Opperheer geopenbaarde energie weer in Hem terug-gewonden wordt. Wanneer het dan weer nodig is de kosmische wereld te openbaren, geschiedt dit naar Zijn wil: “Hoewel Ik een ben, zal Ik velen worden.” Zo luidt de Vedische zegswijze.

Hij breidt Zich uit in deze stoffelijke energie en hiermee voltrekt zich de gehele kos­mische openbaring.

 

VERS 8

 

praktrim svâm avastabhya     visrjâmi  punah punah

bhûta-grâmam imam krtsnam    avasam prakrter vasât

 

VERTALING

 

Hier gaar het om de openbaring van de lagere energie van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. Hierover is al verschillende malen uitleg gegeven. Ten tijde van de schepping wordt de stoffelijk energie ontbonden als mahat tattva, waarin de Heer binnengaat in Zijn eerste Purusa-incarnatie, Maha-Vishnu. Hij ligt in de Oceaan der Oorzaken en ademt ontelbare universa uit en in elk universum gaat de Heer opnieuw binnen en wel als Garbhodakasayi Vishnu. Elk universum wordt op deze wijze geschapen.

 

Hij openbaart Zich verder nog als Ksirodakasayi Vishnu en deze Vishnu gaat overal in binnen zichzelf in het nietige atoom. Dit wordt hier uiteengezet: het gaat in alles binnen.

Wat nu de levende wezens betreft: deze worden in deze stoffelijke natuur gezaaid en afhankelijk van hun vroegere doen en laten nemen ze elk een eigen plaats in. Zo beginnen de activiteiten van deze materiële wereld.

 

De activiteiten van de verschillende levenssoorten beginnen op het moment der schepping zelf. Het is niet zo dat het een zich het ander ontwikkelt. De verschillende levenssoorten worden alle gelijktijdig met de schepping van het universum mee-geschapen. Mensen, dieren, vissen, vogels – alles wordt tegelijk geschapen, want met de verlangens die ze tijdens de voorgaande vernietiging hadden, worden ze weer geopenbaard. Er wordt hier duidelijk verklaard dat de levende wezens niets te maken hebben met de voltrekking van dit proces. Hun zijnstoestand in hun voorbije leven tijdens de vorige schepping wordt gewoon weer geopenbaard en dit alles gebeurt louter door Zijn wil. Dit is het onvoorstelbaar alvermogen van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. En na de schepping van de verschillende levenssoorten heeft Hij er geen contact meer mee. De schepping vindt plaats om tegemoet te komen aan de neigingen van de verschillende levende wezens en daarom bemoeit de Heer Zich er Zelf niet mee.

 

VERS 17

 

pitâham asya jagato       mâtâ dhâtâ pitâmahah

vedyam pavitram aumkâra   rk sâma yayur eva ca

 


VERTALING

 

Ik ben de vader van dit universum, de moeder, de instandhouder en de grootvader. Ik ben het doel der kennis, de alles-reinigende en de lettergreep AUM. En ik ben ook de Rig-, de Sama- en de Yayur-veda.

 

BETEKENIS

 

De gehele kosmische openbaring wordt in al haar – bewegende en niet bewegende aspecten geopenbaard door de verschillende activiteiten van Sri Krishna’s energie. In het materieel bestaan creëren we verschillende verhoudingen met verschillende levende wezens, die niets anders zijn dan Sri Krishna’s tussenenergie, maar in de schepping van prakrti komen sommige ons voor als onze vader, moeder, grootvader, “verwekkers” enz., terwijl ze in feite alle volkomen deeltjes van Sri Krishna zijn. Als zodanig zijn deze levende wezens, die we voor onze vader, moeder enz. aanzien, niets anders dan Sri Krishna. In dit vers betekent het woord dhata: schepper. Niet alleen om onze vader en moeder zijn volkomen deeltjes van Sri Krishna, maar hun ” verwekkers”, grootmoeder en grootvader enz. zijn ook Sri Krishna. In feite is elk levend wezen een volkomen deeltje van Sri Krishna.

 

Daarom wijzen alle Veda’s uitsluitend op Sri Krishna. Alles wat we door de Veda’s willen weten is slechts een stap vooruit in het begrijpen van Sri Krishna. De dingen die ons helpen onze wezensstaat te zuiveren zijn in het bijzonder Sri Krishna. Evenzo is het levend wezen dat graag alle Vedische beginselen wil leren kennen eveneens een volkomen deeltje van Sri Krishna en als zodanig ook Sri Krishna.

 

In alle Vedische mantra’s is het woord AUM, pranava genaamd, een bovenzinnelijke geluidstrilling en eveneens Sri Krishna. En omdat in alle zangen van de vier Veda’s- Sama, Yajur, Rig en Atharva – de pranava of aumkara op de voorgrond staat, wordt hij beschouwd als Sri Krishna.

 

33.7        Eenvoudige berekeningsmethode bij verschillen met de Greenwichtijd

 

Sugam surya sankranti sarni eenvoudige zon, begin van elke maand volgens het Hindoeïstisch systeem. Bij elke maand (engelse maanden) zijn de aanwijzingen volgens de tabel aangegeven. In elke maand zijn dakshine en uttarayan aangegeven in tabel(len) volgens de zon/noordelijke – en zuidelijke richting). Kranti = begin van de maand (januari – begin februari/maart). Tevens worden graden en booggraden aangegeven van:

22 maart (noordelijke richting) uttara, tot 24 september (zuidelijke richting (dakshine)

 

(22 maart – 24 september = noordelijke richting)

(25 september -21 maart  = zuidelijke  richting)

 

In India neemt men als uitgangspunt Jodpur en daardoor is het gemakkelijk om van andere deelstaten de juiste graden en lagna te berekenen (noordelijke/zuidelijke breedte/ oosterlijke en westerlijke breedte.

 

In elke deelstaat van India worden aparte berekeningen gemaakt voor zonsopkomst en -ondergang (belangrijke berekening is de lagna (ascendant)). Dit betekent dat er verschillen zijn bij de berekening van de geboorte horoscoop, wegens verschil in graden bij plaatselijke noordelijke – en zuidelijke breedte (noord en oost idem).

 

Vanuit de plaats waaruit men de berekening maakt wordt 73°4′ afgetrokken. Dan krijgt men het eerste sterrenbeeld: Ram (Mesha rashi). Vanuit dit sterrenbeeld moet men dan de berekeningen maken.

 

4 minuten komt overeen met 1°.

Hieruit volgt:        1 minuut = 1/4 ° = 15′

1 uur = 60 minuten = 15 x 4 minuten =  15 x 1° = 15°.

 

De plaatselijke ghari phal = 60 minuten, dus 15°.

 

Bij Oostelijke deelstaten in India moet men optellen en bij Westelijke aftrekken. Dan krijgt men de juiste plaatselijke horoscoop.

 

Voorbeeld 1:

Jodpur ligt op 73°4′ Oosterlengte volgens de tabel van Greenwich.

Het verschil tussen Jodpur en Delhi bedraagt 4°8′ en levert dan als tijdverschil op

4°= 4 x 4 =           16 minuten

                8′

Totaal                   16 minuten + 8′

 

Voorbeeld 2:

Delhi ligt op 77° 12′ Oosterlengte volgens de tabel van Greenwich.

Het tijdverschil wordt dan:

77° = 77 x 4 minuten =      308 minuten

                  12′

Totaal                                   308 minuten (afgerond) = 308/60 = 5 uur en 8 minuten

 


33.8        Enkele coördinaten in Nederland en tijdverschil met Greenwich

 

Plaatsnaam Provincie N.Br. O.L. Tijd
Delfzijl Groningen 53°20′ 6°55′ 27’40”
Groningen Groningen 53°13′ 6°34′ 26’16”
Winschoten Groningen 53°09′ 7°02′ 28’08”
         
Dokkum Friesland 53°20′ 6°00′ 24’00”
Leeuwarden Friesland 53°12′ 5°48′ 23’12”
Sneek Friesland 53°02′ 5°40′ 22’40”
         
Assen Drente 53°00′ 6°34′ 26’16”
Emmen Drente 52°47′ 6°54′ 27’36”
Hoogeveen Drente 52°43′ 6°29′ 25’56”
         
Amersfoort Utrecht 52°09′ 5°23′ 21’32”
Culemborg Utrecht 51°37′ 5°14′ 20’56”
Soesterberg Utrecht 52°07′ 5°18′ 21’08”
Utrecht Utrecht 52°06′ 5°07′ 20’28”
         
Amsterdam Noord-Holland 52°22′ 4°54′ 19’36”
Alkmaar Noord-Holland 52°38′ 4°45′ 19’00”
Den Helder Noord-Holland 52°58′ 4°46′ 19’04”
Hilversum Noord-Holland 52°14′ 5°11′ 20’44”
Hoorn Noord-Holland 52°39′ 5°04′ 20’16”
         
Gouda Zuid-Holland 52°01′ 4°43′ 18’52”
‘s-Gravenhage Zuid-Holland 52°05′ 4°19′ 17’16”
Leiden Zuid-Holland 52°10′ 4°30′ 18’00”
         
Goes Zeeland 51°30′ 3°54′ 15’36”
Middelburg Zeeland 51°30′ 3°37′ 14’28”
Terneuzen Zeeland 51°20′ 3°50′ 15’20”
Zierikzee Zeeland 51°39′ 3°56′ 15’44”
         
Breda Noord-Brabant 51°35′ 4°47′ 19’08”
Den Bosch Noord-Brabant 51°42′ 5°19′ 21’16”
Eindhoven Noord-Brabant 51°27′ 5°29′ 21’56”
Tilburg Noord-Brabant 51°34′ 5°05′ 20’20”
         
Heerlen Limburg 50°53′ 5°59′ 23°56″
Maastricht Limburg 50°51′ 5°42′ 22’48”
Roermond Limburg 51°11′ 6°00′ 24’00”
Sittard Limburg 51°00′ 5°52′ 23’28”
Venlo Limburg 51°22′ 6°11′ 24’44”
         
Deventer Overrijsel 52°16′ 6°10′ 24’40”
Enschede Overrijsel 52°13′ 6°54′ 27’36”
Emmeloord Overrijsel 52°43′ 5°45′ 23’00”
Zwolle Overrijsel 52°31′ 6°06′ 24’24”
         
Apeldoorn Gelderland 52°13′ 5°58′ 23’52”
Arnhem Gelderland 51°59′ 5°55′ 23’40”
Harderwijk Gelderland 52°21′ 5°40′ 22’40”
Zutphen Gelderland 52°09′ 6°12′ 24’48”
         
Almere Flevoland 52°22′ 5°12′ 20’48”
Lelystad Flevoland 52°31′ 5°29′ 21’56”

 

33.9        Enkele coördinaten in Suriname en tijdverschil met Greenwich

 

Plaatsnaam Distrikt N.Br W.L. Verschil
Albina Marowijne 5°30′ 54°03′ 3u36’12”
Coronie Coronie 5°55′ 56°20′ 3u45’20”
Domburg Wanica 5°43′ 55°04′ 3u40’16”
Groningen Saramacca 5°48′ 55°30′ 3u42’00”
Moengo Marowijne 5°37′ 54°24′ 3u37’36”
Nieuw Amsterdam Commewijne 5°53′ 55°05′ 3u40’20”
Nieuw Nickerie Nickerie 5°57′ 57°00′ 3u48’00”
Paramaribo Paramaribo 5°50′ 55°10′ 3u40’40”
Republiek Para 5°30′ 55°15′ 3u41’00”

 

30.10     Enkele coördinaten in Ned. Antillen en tijdverschil met Greenwich

 

Plaatsnaam N.Br W.L. Verschil
Bottom 17°42′ 63°26′ 4u13’44”
Kralendijk 12°09′ 68°18′ 4u33’12”
Oranjestad (Aruba) 12°32′ 70°02′ 4u40’08”
Oranjestad (St.Eu) 17°33′ 63°00′ 4u12’00”
Philipsburg 18°03′ 63°05′ 4u12’20”
St. Nicolaas 12°27′ 69°54′ 4u39’36”
Willemstad 12°12′ 68°56′ 4u35’44”