Darvim theorie berust niet op waarheid- van Pherai wel.

Khimradj Pherai

Voorzitter van Stichting Shri Satya Aarya Pradhaana Karmavadisch Sanatana Dharma Nederland  en Suriname.

Bussumsestraat  153

2574 JG  Den Haag

Telefoon: 070 -3235050   of mobiel 0642153517

E-mail:khimradjpherai@casema.nl  / www,khimradjpherai.nl

 

 

Den Haag, 19 maart 2009.

 

 

Aan het bestuur van Stichting Omroep Hindoe Media

Koninginneweg 8

1217 KX  Hilversum

Telefoon 035 – 6260920

E-mail: OHM: info@ohmnet.nl

 

Betreft: Evolutie theorie van Darwin en foutieve uitleg door uw zeer geleerde Hindoestaan van Nickeriaanse afkomst.

De Sanatana Dharma kent geen evolutie theorie. Zie verder de stambomen; de kinderen van Daksha zijn dochters, waarvan 17 met Kasyap waren getrouwd, die verschillende levenswezens verwekt heeft met deze vrouwen.

 

Geachte bestuur,

 

Zijn de mensen werkelijk afstammelingen van apen?

Als dit op waarheid zou berusten dan zouden we heden ten dage geen apensoorten meer in levende vorm  hebben. We kennen in de leer van Sanatana Dharma twee zondvloeden.

1e: Zondvloed: In de tijdperk van Manu, die met zijn vrouw Satarupa door seksueel verkeerd kinderen hebben verwekt.?????????????????

Wel zijn er verschillende mensengeslachten, die weer op hun beurt met andere geslachten kinderen kunnen verwekken. Tegenwoordig hebben we heel veel mensentypes.

In deze periode werden de 4 veda’s gestolen (4 kleine zieners) door Hayagrieva (asur) ; een zoon Kasyapa.

Heer Shri Vishnu werd boos een liet de wereld onder water vergaan.

 

2e: Zondvloed kennen we in de tijd van koning Satyavrata. De katholieken noemen hem Noach in de bijbel.

De inhoud van de bijbel bestaat uit vele teksten uit de Heilige geschriften van de  Sanatana Dharma.

Zelfs een pater heeft een jaar of vijf geleden aan mij verteld, dat hetgeen hij geleerd heeft komt uit de Heilige boeken van de Sanatana Dharma.  In werkelijkheid bestaat er geen Davidster. Het mannelijke en vrouwelijke principe de 2 driehoeken in omgekeerde richting zijn het statisch symbool van Sanatana Dharma en dit noemen de joden Davidster.

 

Wat is ook zeer belangrijk voor de belijders van Sanatanaharma om te weten:

Velen weten het niet dat Bharata, India in deze tijd, 700 jaar is geregeerd door moslims en de belijders van Sanatana Dharma werden gedwongen om moslim te worden. Zij die weigerden werden vermoord. Heel veel kennis uit de Veda’s, Poeraana’s, Oepanisaden en overige Heilige Geschriften namen zij uit India mee en schreven hun eigen boeken ermee. Dit zeer duidelijk een plagiaat uit onze geschriften. Maar zij namen ook heel rijkdommen mee. Zes maanden lang werden door de moslims onze Heilige Geschriften verbrand.

 

Daarna kwamen de Engelsen en zij regeerden India 300 jaar en namen heel veel rijkdommen mee, naar Engeland. De Portugezen, Nederlanders, Fransen, noem maar op zij gingen ook kennis en rijkdommen mee. De zogenaamde Christenen bekeerden heel veel belijders van Sanatana Dharma met valse beloftens, die heden tendage nog steeds gebeurt

Maar dit hebben wij de danken aan onze kastenstelsel in India, dat voorheen de arme gezinnen niet in de gelegenheid werden gesteld om onze Heilige Geschriften te mogen bestuderen. Alleen de Braahmanen, Kshatriya’s moeten de boeken bestuderen. De Vaisya’s mochten alleen ernaar kijken en de Soedra’s mochten het helemaal niet zien.

 

De rekenkundige methode werd door de Arabieren, die bemiddelend optraden tussen en het Weste, in Europa geintroduceerd. Rond het jaar 1000 kwam een Franse minnik, Gerbert d’Aurillac, geboren in 945 in Aquitqnië, in aanraking met wiskunde en sterrenkunde. Hij legde een grote voorliefde aan de dag voor deze studies en onderscheide  zich zodanig dat men hem in het jaar 999 tot Paus koos: Sylvester II.

 

De legende vertelt het volgende:

`De toekomstige Paus van het jaar 1000 was naar Sevilla en Cordoba gereisd en had zich vermond als moslim op bedevaart – toegang verschaft tot de Arabische universiteit.’

Maar veel waarschijnlijker is het dat hij in het Christelijke gedeelte van Spanje verbleef in het klooster Santa Maria van Ripoli (een Catalaans stadje), dat een grenspost was tussen de Christelijke en Islamitische wereld. Zeker is dat hij van 972  –  982 te Reime hof hield. Bij zijn terugkeer in Frankrijk beheerste Gerbert in ieder geval de wetenschap van de numerieke notatie, de rekenmethoden en het gebruik van het Astrolabium (hoekmeter). Hij gaf onderricht en introduceerde als eerste de Arabische (noem het liever het Indiase rekenkundige methode, want de Arabieren hadden het in India geleerd en verder verspreid)  cijfers in onze cultuur. Maar nog geen begrip NUL en geen uit India afkomstige rekenmethode.

 

Dat kan hem niet verwijten. Bij elke poging die hij deed om de Indiasche-Arabische methode door te voeren stuitte hij op een grote weerstand. De klerken van die tijd beschouwenden zich als waardige eb trouwe erfgenamen van de `grote’ Romeinse traditie en ze konden deze superioriteit niet zomaar opgeven voor een andere andere methode. Zo was de tijd nog niet rijp voor een dergelijke revolutie.

 

De belijders van Sanatana Dharma hebben de wiskunde uitgevonden

 

KOSMISCHE ANALOGIEËN.

 

De waarde van Pi(n)=  3.14159 is vervat in de som een eeuw, een jaar en een dag van Brahmaa, de schepper.

 

Een eeuw van Brahmaa                       3.110.400.000.000  jaren

Een jaar van Brahmaa                              31.104.000.000  jaren

Een dag van Brahmaa                                     86.400.000  jaren

______________________

3.141.590.400.000  jaren

=================

 

Opmerking: De pater in Suriname had volkomen gelijk, dat hetgeen hij geleerd had tijdens zijn studie uit de Vedische Geschriften bestond. Jezus Christus was prediker van de ware leer van Sanatana Dharma. Jezus was geen god?  Handoplegging, in de Christelijke kerken is een vorm van hypnose therapie (toestand van kunstmatig verhoogde suggestibiliteit) of het veroorzaken van die toestand dat de predikers mensen kunnen genezen in deze slaap toestand. De christenen vinden altijd iets uit om de mens in de maling te nemen.

Dit zijn allemaal valse beloftens dat zij mensen kunnen genezen en door hun valsgrepen  verrijken zij  zichzelf  en leven in rijkdom van het geld wat zij van de gelovigen krijgen. Waarom gaan deze predikers niet naar ziekenhuizen patienten te genezen????? Daar kunnen zij de patienten niet in de maling nemen. Dit is geen kritiek, maar naakte waarheid.

 

In de bijbel wordt Manu, Adam genoemd; Sataruupa, Eva; Priyavrata,  Abel; Kain,  Uttanapada.

De namen van de drie dochters komen niet voor in de bijbel.  Adam en Eva hebben zonder dochters  overige  kinderen verwekt.  Dit komt niet geloofwaardig over. Moeten we dus aannemen dat de Bijbel uit plagiaten bestaat ??. Toen ik een jaar of 5 geleden op de Rooms Katholieke begraafplaats aan een pater vroeg over het zevenvoudige bestaansstadia wist hij niets hierover. Maar ik ging dieper in op de materie en vroeg aan hem: Uit welke geschriften heeft u uw kennis opgedaan. Hij zei, heer Pherai mag ik eerlijk tegenover u zijn, ik zal  je de waarheid vertellen. Alles wat ik geleerd hebt komt uit de Heilige Geschriften van Sanatana Dharma.

Hij was een mix creoolse pater. De bisschoppen, paters en paus, die moeten maar blijven liegen om hun brood te verdienen,. Heel veel christenen kiezen tegenwoordig de  religie van Sanatana Dharma.

Maar in de Srimad Bhagavatam Poeraana’s staan wel heel duidelijk omschreven hoe Brahmaa, de schepper diverse kinderen eerst uit zijn eigen lichaam, daarna uit het lichaam van Kayap, Manu, de eerste man die door seksuele handelingen met zijn vrouw Sataruupa diverse kinderen hadden verwekt.

 

Verder wordt koning Satyavrata, Noach genoemd, Karna, Mozes, Kamsa, Goliat, Krishna, David.

 

Een groot deel van de mensen weten het niet dat Griekenland voorheen een provincie van India was en dat de naam PHERAI meer dan 5000 jaar in dit land bestaat.  In Griekenland is  er ook een stad Pherai.

De naam Pherai bestaat in Griekenland  1.000 jaar voor Abraham. De aartsvader van Christenen en Moslims. Kloppen de verhalen van de bijbel wel. Jezus was van zijn 13de  tot 33 ste jaar in India. De rishi’s waren de leermeester van Jezus Christus. Jezus lag in India begraven. Thomas was een Indieer en werd voor 3 shilling door Jezus  aan de Hindoes verkocht. Deze verhalen berusten op waarheid. Wat wist de zeer grote geleerde Darwin hierover ??.

 

Zarathoestra, Jezus Christus en de profeet Mohammed zijn allemaal naar India geweest om te studeren.

 

The ancient city of Pherai, one of the most important cities of Thessaly, was occupied from the Final Neolithic (about 3000 B.C.) to the beginning of the Roman Imperial period (1st century A.D.), when it was probably abandoned. The modern settlement, named Velestino, was founded in the post-Byzantine period (13th century B.C.), and has played an important role in Greek history of the last centuries (birth place of Regas Pheraios, pioneer of the Hellennic Revolution aganinst Turks). Today Velestino is a very active town, part of which is built upon the ancient city, fortunately not on the most important part of  it.

The very important but very limited excavations at Pherai took in the first quarter of the 20th century, at the temple of Zeus Thaulios, in collaboration between the Greek Archaeological Service and the French Archaeologial School.

 

De Christenen willen de leer van Sanatana Dharma, verdonken manen, vandaar dat zij mensen inschakelen om diverse theorieen te ontwikkelingen alsof  hetgeen Darwin schreef op waarheid berust.

Ik zal bewijzen dat de theorie van Darwin uit de lucht gegrepen is. Jullie moeten dit heel goed lezen.

Juiste godsdienstige boeken bestuderen is erg belangrijk. Zo wordt de Shivalingam in alle religies op de wereld vereerd in ei vorm van een steen.

Wat ik wel weet is dat de achterban van Sanatana Dharma, niet veel weet wat werkelijk in de Heilige Geschriften van Sanatana Dharma geschreven staat.  Tevens ik heb weten-schappelijk bewezen dat niemand van  geboorte alleen een braahmaan is. Maar de Stichting Omroep Hindoe Media zal dit nooit in het blad OHM-vani publiceren. Het gaat bij de zoge-naamde van geboorte brahmanen om behoudt van machtspositie binnen dit bestuur. Het bestuur bestaat uit 7 zogenaamde braahmanen, 4 zogenaamde Arya Samaji’s en 2 Karma Vadische Sanatana Dharmies

Wanneer zullen de Karmavadische Sanatana Dharmies in de gelegenheid gesteld worden om de ware leer uit Heilige Geschriften via OHM televisie en radio te mogen verkondigen. Of willen zij anno 2009 de hindoe achterban dom houden over het feit dat niemand van geboorte een braahmaan is.

Zo zal deze reactie in de prullenmand terecht komen en zullen Hindoes door overige religies aangevallen worden alsof wij belijders van Sanatana Dharma heidenen zijn, omdat wij zelf niet van waarheid houden. Zie mijn artikel van 1993. Christenen maakten toen belijders van Sanatana Dharma voor heidenen uit. Maar reactie van mij was voldoende om hen voor altijd d monddicht te maken.

 

Deze slaafse houding van de Hindoes is de oorzaak van het verval van India geweest. Het kastenstelsel van de zogenaamde van geboorte brahmanen speelde daarbij een zeer grote rol.. Wij durven onze mond niet open te maken, omdat we zelf niet goed bezig zijn. Zijn onze eigen mensen wel voorbeeldig?????

 

De Bijbel, Joodse Thora, Koran van de Moslims lijken bij bestudering veel weg te hebben van plagiaten vanuit de leer van Sanatana Dharma.  Waarom hebben de moslims in India 6 maanden lang onze boeken verbrand? Om de bijzonder knappe, en goed onderbouwde teksten van de Veda’s enz.te vernietigen en zo alles onzichtbaar te maken  en de vergelijking onmogelijk te maken dat hun boeken alleen maar teksten bevatten vanuit de Veda’s, Poeraana’s, Oepanisaden en overige Heilige geschriften van Sanatana Dharma. De Grieken, Chinezen en Arabieren werken ook met de 27 maan-constellaties. Hierover zal ik een speciale artikel schrijven.

 

Kinderen van Manu en Satarupa :

Twee zonen, Priyavrata en Uttanapada, en drie dochters, Akuti, Devahuti en Prasuti.

 

De vader, Manu, gaf zijn eerste dochter, Akuti, aan de wijze Ruci, de middelste, Devahuti, aan de wijze Kardama (werd geopenbaard uit Brahma’s schaduw), en de jongste Prasuti, aan de Daksa. Via hen raakte de hele wereld

bevolkt.

 

Eerst  een paar versen uit de Shrimad Bhagavad – Gïtã voor de verduidelijking. Geestelijke kennis is belangrijker dan materiele kennis.

 

yuktah karma phalam tyaktvaa – saantim aapnoti naisthikiem

ayuktah kaama kaarena – phalle sakto nibadhyate

 

yuktah: iemand in toegewijde dienst;

karma-phalam: het resultaat van alle aktiviteietn;

tyaktvaa: opgevend;

saantim: volmaakte vrede;

aapnoti: bereikt;

naisthiiem: onwankelbaar;

ayuktah: iemand die niet Krsna-bewust is;

kaama-karene: om het het resultaat van de arbeid te genieten;

phale: in het resultaat;

saktah: gehecht; 

nibadhyate: raakt verstrikt.

 

Vertaling

Voortdurend toegewijde ziel verkrijgt volmaakte vrede, omdat ze de voortbrengselen van al haar handelen aan Mij offert; terwijl iemand die niet in overeenstemming met het goddelijke is en de vruchten van zijn arbeid begeert, verstrikt raakt.

 

Betekenis

Het verschil tussen iemand in Krishna-bewustzijn en iemand in lichamelijk bewustzijn is dat de eerste gehecht is aan Krsna, terwijl de andere gehecht is aan de vruchten van zijn activiteiten.  Degene die aan Krsna gehecht is en uitsluitend voor Hem werkt is beslist  een bevrijd persoon en streeft geenszins naar matriële beloning. Het Bhaagavatam verklaart dat de begerigheid naar de voortbrengselen van arbeid als te wijten aan de omstandigheid dat men handelt vanuit een dualistische levensbeschouwing, dat wil zeggen: zonder kennis van de Absolute Waarheid. Krsna is de Allerhoogste Absolute Waarheid, de Persoonlijkheid Gods.

 

In de Vedaanta-suutra worden de diverse categorieen levende wezens vergeleken met kaarsen of lampen met een verschillend vermogen aan (kaars) licht. Sommige gloeilampen hebben bijvoorbeeld het vermogen van duizend kaarsen, andere van vijfhonderd kaarsen, weer andere van honderd kaarsen, enzovoort. Alle lampen geven licht, maar de hoeveelheid licht is verschillend. Op dezelfde manier manifesteert Brahman zich in verschillende gradaties.

 

Levend wezen: Geïnkarneerde ziel, bekleed met een lichaamsvorm uit een van de 8.400.000 vormen die het universum bevolken (900.000 waterwezen, 2.000.0000 plantvormen, 1.100.000 insecten en reptielen, 1.000.000 vogelsoortern, 3.000.000 zoogdiersoorten en 400.000 menssoorten)

 

Daksa + Asiknie: 11.000 zoons  en  60  dochters:  Werden toegewijden van Shri Vishnoe

 

STAMBOOM  2: De nazaten van de dochters van Daksa

Kasyapa kreeg 17 vrouwen. Zie zijn nakomelingen.

Timi: de waterwezens

Vinataa: Garueda, Anoeroe (Aroena)

Kadroe: de slangen

Patangi:  de vogels

Yaaminie: krekels

Diti: Hiranyaaksa,Hiranyakasipu,de 49 maroets) Holika,enzovoort

Kaasthaa: de dieren met ongespleten hoeven

Aristaa: de Gandharva’s

Soerasaa: de Raaksasa’s

Ilaa: de bomen & planten

Muni: de engelen

Krodhavasaa: de muskieten, de slangen (dandaoeka enzovoort)

Taamraa: de grote roofvogels

Soerabhi: de koeien, buffels enzovoort

Saramaa: de wilde dieren

 

Kasyapa en Danu kregen onderstaande kinderen

Aruna, Anoetaapana

Dwimoerdhaa, Sambara

Vibhaavasoe, Ayomoekha

Doerjaya, Dhoemrakesa

Ekacakra, Viroepaaksa

Swarbhaanoe +n.a.g: Soeprabaa + Namoeci

Vrsaparvaa + n.a.g. Sarmisthaa + Yayaati

Vipracitti + Simhika: Raahoe & de honderd Ketoe’s

Hayagrieva (asoera)

Poelomaa, Arista,

Oepadaanavie + Hiranyaaksa: Hayasiraa + Kratoe

Vaisvaanara + n.a.g.: Poelomaa

Kaalakaa + Kaspaya: de Pauloma’s & de Kaalakeya’s met Nivaatakavaca als voornaamste

Kasyapa en Aditi

Bhaga, Savitaa,

Viddhaataa, Poesaa,

Varoena, Oeroekrama,

Mitra, Dhaataa,

Tvastaa + Racanaa: Sannivesa, Viswaroepa

Aryamaa + Maatrkaa: de geleerden & de mensen

Satroe, Chaayaa: Sanaiscara, Saavarni Muni, Tapatie + Samvarana

Vivasvaan + Samjñaa: Yamaraaja, Sraaddhadeva, R. Yamoena (Yamie): de Asvinie-koemaara’s

Yamaraaja (Dharmaraaja kreeg 10 vrouwen (dochters van Daksa)

Bhaanoe: Deva: rsabha + n.a.g.: Indrasena

Lambaa: Vidyota + n.a.g.: de wolken

Kakoed: Sankata + n.a.g.: Kiekata + n.a.g: de devata’s die Doerga heten

Yaami: Svarga + n.a.g.: Nandi

Sankalpaa: Sankalpa + n.a.g.: de zinnelijke begeerte

Saadhyaa: de Saadhy’s + n.a.g.: Arthasiddhi

Viswaa: de Visvadeva’s

Moehoertaa: de Mauhoertika’s (devata’s)

Maroetvatie: Maroetvaan, Jayanta (Oependra, een expansie van de Allerhoogste Heer)

Dhroeva + Dharani: de steden

Vaastoe  +  Aangirasie: Visvakarmaa + Akrtie

Drona + Abhimati: Harsa, Soka, Bhaya, enzovoort

Praana + Oerjasvatie: Saba, Aayaus, Poerojava

Vasoe:

Dhaaaraa: Dravinaka en anderen

Agni +Krttikaa: Kaarttikeya (Skanda)* + à Visaakha en anderen

Doasa + Sarvari: Sisoemaara (een expansie van de Allerhoogste Heer)

Arka + Vaasanaa: Tarsa en anderen

Vibhaavasoe + Oesaa: Vyoesta, Rocisa &Aatapa +n.a.g.: Pañcavaama (de lengte van de dag)

Angira trouwde met 2 dochters van Daksa

Svadhaa: de Pitaa’s

Satie: Atharvaangirasa Veda

n.a.g: de spoken & geesten, de tienmiljoen Roedra’s, waarvan de volgende elf de belangrijkste zijn:

Raivata, Aja, Bhava, Bhoeta kreeg 2 vrouwen

Bhima, Vaama, Oegra, Ajaikapaat, Ahirbradhna, Vrsaakapi, Saroepa  Mahaaan, Bahoeroepa.

 

Arcis: Dhoemaketu

Krsaasva (kreeg 2 vrouwen) + Dhisanaa: Vedasira, Devala, Vaoena en Manoe

De maangod kreeg 27 vrouwen):  de Krittikaa, de 27 maan-constellaties (de planeten-stelsels)

 

 

STAMBOOM 3

De nazaten van Kasyapa Mani

In dit overzicht staan de namen van de nazaten van Kasyapa Muni, wiens vader Marieci geboren was uit de geest van Brahmaa, het eerste geschapen wezen in dit universum. De vrouwen van Kasyapa droegen ertoe bij dat het universum bevolkt werd met verschillende levenssoorten. Twee van zijn vrouwen Diti en Aditi, zijn bijzonder  belangrijk: Diti werd de moeder van talrijke demonen ,en Aditi die van vele grote devata’s. Aditi bracht tevens Oeroekrama, een incarnatie van de Allerhoogste Godspersoon, ter wereld

 

Timi:  de waterwezens

Vinataa: Garuda, Anoeroe (Aroena)

Kadroe: de slangen

Patangi: de vogels

Yaaminie: krekels

Diti: Hiranyaaksa,Hiranyakasipu,de 49 maroets) Holika,enzovoort

Kaasthaa: de dieren met ongespleten hoeven

Aristaa: de Gandharva’s

Soerasaa: de Raaksasa’s

Ilaa: de bomen & planten

Muni: de engelen

Krodhavasaa: de muskieten, de slangen (dandaoeka enzovoort)

Taamraa: de grote roofvogels

Soerabhi: de koeien, buffels enzovoort

Saramaa: de wilde dieren

 

Hiranyaaksa + Oepadaanavi

Samhlaada + Krti: Pancanjana

Anoehlaada +Soertyaa –Baaskala, Mahisa

Hiranyakasipu + Kayaadhoe:Hlaada+ Dhamani: Vaataapi, Ilvala

Diti: Prahlaada +n.a.g. à Viricana+n.a.g. Bali + Asanaa: Baana & 99 anderen

 

Kasyapa en Danu kregen onderstaande kinderen

Aruna, Anoetaapana

Dwimoerdhaa, Sambara, Vipracitti + Simhikaa: Raoe  &  de honderd Ketu’s

Dhoemrakesa, Aruna

Vibhaavasoe, Ayomoekha

Doerjaya, Dhoemrakesa

Ekacakra, Viroepaaksa

Swarbhaanoe +n.a.g: Soeprabaa + Namoeci

Vrsaparvaa + n.a.g.: Sarmisthaa + Yayaati

Sankoesiraa, Kapila

Vipracitti + Simhika: Raahoe & de honderd Ketoe’s

Hayagrieva (asoera)

Poelomaa, Arista,

Oepadaanavie + Hiranyaaksa: Hayasiraa + Kratoe

Vaisvaanara + n.a.g.: Poelomaa

Kaalakaa + Kaspaya: de Pauloma’s & de Kaalakeya’s met Nivaatakavaca als voornaamste

Kasyapa en Aditi

Bhaga + Siddhi: Mahimaa, Vibhoe, Prabhoe & Aasie

Agnihotra, Pasoer, Soma, Caatoermaasya

Savitaa + Prsni: de 5 Mahaayajña’s & Saavitri, Vyaahtri, Trayie

Viddhaata + Kriya: de 5 Poerisya’s (de devata’s van het vuur)

(uit een mierenhoop): Vaalmieki

Varoena + Carsanie: Bhrgoe (in zijn tweede geboorte: geen moeder): Agastya, Vasishta (gemeenschappelijke zoons van Varoena & Mitra)

Mitra+ Revatie:  Oetsarga, Arista, Pippala

Tvastaa + Racanaa: Sannivesa, Viswaroepa

Aryamaa  + Maatrkaa: de geleerden & de mensen

Satroe, Chaayaa: Sanaiscara, Saavarni Muni, Tapatie + Samvarana

Vivasvaan +Samjñaa: Yamaraaja, Sraaddhadeva, R. Yamoena (Yamie): de Asvinie-koemaara’s

Oeroekrama + Kierti: Brhatsloka + n.a.g.: Saubhaga & nog vele anderen

Koehoe: Saayam

Sinivaalie: Darsa

Dhaata + Raakaa: Praatah

Anoemati: Poernamaasa

 

Tvastaa + Racanaa: Sannivesa, Visvaroepa

Aryamaa + Maatrkaa: de geleerden & de mensen

Indra  + Paulamie: Jayanta< Rsabha, Midhoesa

n.a.g betekent”niet apart genoemd

Poesaa + betekent “getrouwd met”: geeft het nakomelingen aan

 

Yamaraaja (Dharmaraaja  kreeg 10 vrouwen (dochters van Daksa)

Bhaanoe: Deva – rsabha + n.a.g.: Indrasena

Lambaa: Vidyota + n.a.g.: de wolken

Kakoed: Sankata + n.a.g.: Kiekata + n.a.g : de devata’s die Doerga heten

Yaami: Svarga  + n.a.g.: Nandi

Sankalpaa: Sankalpa + n.a.g.: de zinnelijke begeerte

Saadhyaa: de Saadhy’s + n.a.g.: Arthasiddhi

Viswaa: de Visvadeva’s

Moehoertaa: de Mauhoertika’s (devata’s)

Maroetvatie: Maroetvaan, Jayanta (Oependra, een expansie van de Allerhoogste Heer)

Dhroeva  + Dharani: de steden

Vaastoe + Aangirasie: Visvakarmaa + Akrtie

Drona + Abhimati: Harsa, Soka, Bhaya, enzovoort

Praana + Oerjasvatie: Saba, Aayaus, Poerojava

Vasoe: Dhaaaraa: Dravinaka en anderen

Agni +Krttikaa: Kaarttikeya (Skanda)* + à Visaakha en anderen

Doasa + Sarvari: Sisoemaara (een expansie van de Allerhoogste Heer)

Arka  + Vaasanaa: Tarsa en anderen

Vibhaavasoe + Oesaa: Vyoesta, Rocisa &Aatapa +n.a.g.: Pañcavaama (de lengte van de dag)

 

STAMBOOM VAN BRAHMAA

Brahma schiep eerst de toestanden van onwetendheid, zoals zelfbedrog, doodsangst, woede na frustratie, vals eigenaar­schap en de illusoire gedachte dat men zijn lichaam is, ofwel het vergeten van zijn ware identi­teit.

 

NAMEN VAN EERSTE ZONEN:

Sanaka, Sananda, Sanatana en Sanata-Kumara.

 

Rudra: Brahma gaf aan Rudra elf andere namen:

Manya, Manu, Mahinasa, Mahan, Siva, Rtadhvaja, Ugrareta, Bha­va,

Kal­a, Vamadeva en Dhrtavrata.

 

Rudra: had ook elf vrouwen, de Rudrani’s. Het zijn Dhi, Dhrti, Rasala,

U­ma, Niyut, Sarpi, Ila, Ambika, Iravati,Svadha en Diksa.

 

De namen van de volgende tien zonen;

Marici, Atri, Angira, Pulustya, Pulaha, Kratu, Bhrgu, Vasist­ha, Daksa en de

tiende  zoon, Narada.

 

VERTALING

NARADA WERD GEBOREN UIT’S BRAHMAA  OVERDENKING, ZIJN BESTE DEEL. VASISTHA

WERD GEBOREN UIT ZIJN ADEMHALING,(PRAAN SE) DAKSA UIT ZIJN DUIM,(AN­GOESHTHA-

SE) BHRGU UIT ZIJN AANRA­KING (TWACHAA SE), EN KRATU UIT ZIJN HAND,(HASTA SE)

PULASTYA WERD VERWEKT UIT DE OREN,(KANON SE), ANGIRA UIT DE MOND,(MOEKHA SE) ATRI UIT DE OGEN,(NETRONSE) MARICI UIT DE GEEST, (MANA SE) EN PULAHA UIT DE NAVEL VAN BRAHMA,(NABHIE SE). KARDAMA UIT BRAHMA’S SCHADUW (CHHAAYA SE).

 

Uit het Padma Purana;

Brahma ke moenha(mond) se sattwagoena(goedheid) waksha (borst) aur (en) danghaaonse (dijen) se (uit) radjogoena (harts­tocht) tathaa tamogoena (onwetendheid) aur pairon (voeten) se kewal  tamogoena se yoekta pradja- srishti (schepping) kie oepatti (geschapen) hoeaa.

 

Brahma wordt Svayambhu genoemd, omdat hij niet uit een stof­felijke vader en moeder is geboren. (Kayam) het lichaam van Brahma kwamen voort Manu genaamd Svayambhuva en de vrouw werd bekend als Satarupa, de koningin van de grote ziel Manu.

 

Kinderen van Manu en Satarupa :

Twee zonen, Priyavrata en Uttanapada, en drie dochters, Akuti, Devahuti en Prasuti.

De vader, Manu, gaf zijn eerste dochter, Akuti, aan de wijze Ruci, de middelste, Devahuti, aan de wijze Kardama (werd geopenbaard uit Brahma’s schaduw), en de jongste Prasuti, aan de Daksa. Via hen raakte de hele wereld bevolkt.

 

De kinderen van Kardama Muni en Devahuti:

1. zoon Kapila Muni en negen dochters. De namen van doch­ters zijn het volgende; Kala, Aanasuya, Sraddha, Havirbhu, Gati, Kriya, Khyati, Arundhati  en Santi. Huwelijk van de dochters van Kardama Muni en Devahuti.

 

De zonen van Brahmâ die nog niet getrouwd waren huwden  als volgt met de dochters van zijn eigen broertje.

Kardama Muni droeg zijn dochters Kala over aan Marica (vader van Kasyapa) en zijn

dochter Anasuya aan Atri. Hij schonk Sradda aan  Angira en Havirbhu aan Pulastya. Hij

schonk  Gati aan Pulaha, de kuise Kriya aan Kratu, Khyati aan Bhrgu en Arundhatie aan

Vasistha.  Hij schonk Santi aan Atharva.

Dankzij  Santi worden de offerriten goed volbracht. Zo liet hij de besten der brahmana’s trouwen  en hij voorzag hen en hun vrouwen in alles wat ze nodig hadden.

 

Enkele  voorbeelden.

Zonen en kleinkinderen van Brahma.

Marici en Pulastya waren beide zonen van Brahma de schepper.

Kasyapa was een zoon van Marici. Hij trouwde met 17 dochters van Daksa, ook  een zoon van Brahma. Hiranyakasipu en Hirany­aksa waren beide zonen van rishi  Kasyapa en Diti. Beide zonen zijn bekend als demon. Bhakt Prahlada was een zoon van Hirany­akasipu. Kleinzoon van Bhakt Prahlada Bali was een grote gift  gever. Alles wat hij had, schonk hij aan Wamana Bhagavan .

 

Zonen van Pulastya en Havirbhu.

Agastya en Visrava.

Zonen van Visrava.

met Idavida Kuverva.

met Kesini: Ravana (bekend als de grootste Rakshas van Ramayana, ontvoerde Heer Shri Rama’s echtgenote).

 

2.3  CANTO 6, HOOFDSTUK 6:  SRIMAD-BHAGAVATAM

       HET NAGESLACHT VAN DE DOCHTERS VAN DAKSA

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe Prajâpati Daksa zestig dochters verwekte bij zijn vrouw Asiknî. Om de bevolking uit te breiden, werden deze dochters ten huwelijk geschonken aan verschillende personen. Aangezien deze kinderen van Daksa tot het vrouwelijke geslacht behoorden, deed Nârada Muni geen poging om ze tot de wereldverzakende levensorde te bekeren; op die manier ontsnapten ze aan hem. Tien [10] dochters werden ten huwelijk gegeven aan Dharmarâja, dertien [13] aan Kasyapa Muni, en zevenentwintig [27] aan de maangod Chandra. Op deze manier werden er vijftig dochters uitgehuwelijkt, en van de overige tien [10] gingen er nog eens vier [4] naar Kasyapa, en telkens twee [2] naar Bhuta, Angirâ en Krsâsva. Aan de verbintenis van deze zestig [60] dochters met verschillende verheven persoonlijkheden is het te danken dat het hele universum bevolkt werd met verschillende soorten levende wezens, zoals mensen, halfgoden, demonen, zoogdieren, vogels en slangen.

 

TEKST 1

sri-suka uvâca

tatah prâcetaso ‘siknyâm – anunîtah svayambhuvâ

sastim sanjanayâm âsa – duhitrh pitr-vatsalâh

 

VERTALING

Sri Sukadeva Gosvâmî zei: O koning, op verzoek van Heer Brahmâ verwekte Prajâpati Daksa, die bekendstaat als Prâcetasa, zestig dochters bij zijn vrouw Asiknî. Al deze dochters waren hun vader zeer toegenegen.

 

BETEKENIS

Na de gebeurtenissen rondom het verlies van zijn vele zonen, kreeg Daksa berouw van zijn geschil met Nârada Muni. Heer Brahmâ zocht Daksa toen op, en gaf hem de opdracht om opnieuw kinderen te verwekken. Dit keer was Daksa heel voorzichtig en verwekte meisjes in plaats van jongens, zodat Nârada Muni ze niet lastig zou vallen en ze ertoe zou brengen om de wereldverzakende levensorde te aanvaarden. De wereldverzakende levensorde is niet bedoeld voor vrouwen; vrouwen moeten veeleer trouw zijn aan hun echtgenoot, want als deze in aanmerking komt voor bevrijding, wordt zijn vrouw samen met hem verlost. Volgens de sâstra deelt de vrouw in de resultaten van de vrome activiteiten van haar man. Daarom is het de plicht van de vrouw om heel kuis en trouw te zijn. Dan zal ze zonder daar apart moeite voor te hoeven doen in alle vooruitgang van haar man delen.

 

 

TEKST 2

dasa dharmâya kâyâdâd – dvi-sat tri-nava cendave

bhatângirah-krsâsvebhyo – dve dve târksyâya câparâh

 

 

VERTALING

Hij gaf tien [10] dochters ten huwelijk aan Dharmarâja [Yamarâja], dertien [13] aan Kasyapa [eerst twaalf en later nog een], zevenentwintig [27] aan de maangod, en aan Angirâ, Krsâsva en Bhuta elk twee [2]. De vier [4] andere dochters werden eveneens aan Kasyapa geschonken. [Kasyapa kreeg dus in totaal zeventien [17] van Daksa’s dochters.]

 

TEKST  3

nâmadheyâny amusâm tvam – sâpatyânâm ca me srnu

yâsâm prasuti-prasavair – lokâ âpuritâs trayah

 

VERTALING

Ik zal u nu de namen van al deze dochters en hun afstammelingen, die de drie werelden bevolkt hebben.

 

TEKST 4

bhânur lambâ kakud yâmir – visvâ sâdhyâ maratvatî

vasur muhurtâ sankalpâ – dharma-patnyah sutan srnu

 

VERTALING

De tien dochters die ten huwelijk geschonken werden aan Yamarâja, heetten Bhânu, Lambâ, Kakud, Yâmi, Visvâ, Sâdhyâ, Marutvatâ, Vasu, Muhurtâ en Sankalpâ. Luister nu naar de namen van hun zonen.

 

TEKST 5

bhânos tu deva-rsabha – indrasenas tato nrp

vidyota âsîl lambâyâs- tatas ca stanayitnavah

 

VERTALING

O koning, Bhânu bracht een zoon ter wereld die Deva -Rsabha heette, en hij verwekte op zijn beurt een zoon met de Indrasena. Lambâ kreeg een zoon die Vidyota heette, en van hem kwamen alle wolken.

 

TEKST 6

kakudah sankatas tasya – kîkatas tanayo yatah

bhuvo durgâni yâmeyah – svargo nandis tato ‘bhavat

 

VERTALING

Kakud bracht een zoon voort met de naam Sankata, en diens zoon heette Kîkata. Van Kîkata kwamen de halfgoden die Durga heetten. Yâmi kreeg een zoon genaamd Svarga, wiens zoon Nandi heette.

 

TEKST 7

visve-devâs tu visvâyâ – aprajâms tân pracaksate

sâdhyo-ganas ca sâdhyâyâ – arthasiddhis tu tat-sutah

 

VERTALING

De zonen van Visvâ, de Visvadeva’s, hadden geen nageslacht. Sâdhyâ bracht de Sâdhya’s voort, die een zoon hadden, die Arthasiddhi werd genoemd.

 

TEKST 8

marutvâms ca jayantas ca – marutvatyâ babhavatu

jayanto vâsudevâmsa – upendra iti yam viduh

 

VERTALING

De twee zonen van Marutvatî heetten Marutvân en Jayanta. Jayanta, een expansie van Heer Vâsudeva, staat ook bekend als Upendra.

 

TEKST 9

mauhurtikâ deva-ganâ  – muhurtâyas ca jajnire

ye vat phalam prayacchanti – bhatânâm sva-sva-kâlajam

 

VERTALING

De halfgoden die de Mauhurtika’s heten, werden geboren uit de schoot van Muhurtâ. Dit zijn de halfgoden die de levende wezens de gevolgen van hun handelingen toekennen.

 

TEKST 10 – 11

sankalpâyâs tu sankalpah – kâmah sankalpajah smrtah

vasavo ‘stau vasoh putrâs – tesâm nâmâni me srnu

dronah prâno dhruvo ‘rko ‘gnir  – doso vâstur vibhâvasuh

dronasyâbhimateh patnyâ – hars-soka-bhayâdayah

 

VERTALING

De zoon van Sankalpâ werd Sankalpa genoemd, en hij was degene die de lust verwekte. Vasu bracht de acht Vasu’s ter wereld. Ik noem u hun namen: Drona, Prâna, Dhruva, Arka, Agni, Dosa, Vâstu en Vibhâvasu. De zonen van Abhimati, de vrouw van de Vasu Drona, heetten Harsa, Soka, Bhaya enzovoort.

 

TEKST 12

prânasyorjasvatî bhâryâ – saha âyuh purojavah

dhruvasya bhâryâ dharanair  –  asutaa vividhâh purah

 

VERTALING

Urjasvati, de vrouw van Prâna, bracht drie zonen ter wereld, namelijk Saha, Åyus en Purojava. De vrouw van Dhruva stond bekend als Dharani, en uit haar schoot werden verschillende steden geboren.

 

 

TEKST 13

arkasya vâsanâ bhâryâ  –   putrâs tarsâdayah smrtâh

agner bhâryâ vasor dhârâ   –   putrâ dravinakâdayah

 

VERTALING

Vâsanâ, de vrouw van Arka, baarde vele zonen waarvan Tarsa de eerste was. En ook Dhârâ, de vrouw van de Vasu Agni, bracht vele zonen ter wereld, met Dravinaka als eerste.

 

TEKST 14

skandas ca krittikâ-putro   –    ye visâkhâdayas tatah

dosasya sarvarî-putrah   –    sisumâro harah kalâ

 

VERTALING

Krttikâ, een andere vrouw van Agni, kreeg een zoon genaamd Skanda, Kârttikeya, wiens oudste zoon Visâkha werd genoemd. En Sarvarî, de vrouw van de Vasu Dosa, bracht Sisimârâ, een expansie van de Allerhoogste Godspersoon, ter wereld.

 

TEKST 15

vâstor ângirasî-putro  –    visvakarmâkrtî- patih

tato manus câksuso ‘bhuh  –   visve sâdhyâ manoh sutâh

 

VERTALING

Ångirasî, de vrouw van de Vasu Vâstu, bracht de grote architect Visvakarmâ ter wereld. Visvakarmâ trouwde met Åkrtî, en uit dit huwelijk werd de Manu Câksusa genaamd geboren. De zonen van Manu stonden bekend als de Visvadeva’s en de Sâdhyâ’s.

 

TEKST 16

vibhâvasor asutosâ  –   vyustam rocisam aatapam

pancayâmo ’tha bhatâni   –  yena jâgrati karmasu

 

VERTALING

Usâ, de vrouw van Vibhâvasu, kreeg drie zonen -Vyusta, Rocisa en Åtapa. Åtapa verwekte Pancayâma, de tijdspanne van de dag, die alle levende wezens opwekt tot materiële activiteiten.

 

TEKST 17 – 18

sarupâsuta bhatasya   –   bhâryâ rudrâms ca kotisah

raivato ‘jo bhava bhîmo   –   vâma ugro vrsâkapih

ajaikapâd ahirbradhno   –   bahurupo mahân iti

rudrasya pârsadâs canye    –   ghorâh preta-vinâyakâh

 

VERTALING

Sarupâ, de vrouw van Bhuta, baarde de tienmiljoen Rudra’s, van wie Raivata, Aja, Bhava, Bhîma, Vâma, Ugra, Vrsâkapi, Ajaikapât, Ahirbradhna, Bahurupa en Mahân de elf belangrijkste waren. Hun metgezellen, de angstaanjagende geesten en kabouters, werden uit Bhuta’s andere vrouw geboren.

 

TEKST 19

prajâpater angirasah    –     svadhâ patnî pitrn atha

atharvângirasam vedam   –    putratve câkarot satî

 

 

 

VERTALING

De prajâpati Angirâ had twee vrouwen, Svadhâ en Satî. Svadhâ kreeg alle Pitâ’s als haar zonen, en Satî kreeg de Atharvângirasa Veda tot zoon.

 

TEKST 20

krsâsvo ‘rcisi bhâryâyâm   –    dhumaketum ajîjanat

dhisanâyâm vedasiro    –     devalam vayunam manum

 

VERTALING

Ook Krsâsva had twee vrouwen, Arcis en Dhisanâ. Bij Arcis verwekte hij Dhumaketu en bij Dhisanâ kreeg hij vier zonen, namelijk Vedasirâ, Devala, Vayuna en Manu.

 

TEKST 21 – 22

târksyasya vinatâ kadruh – patangî yâminîti ca

patangy asuta patagân – yâminî salabhân atha

suparnâsuta  garudam – sâksâd yajnesa-vâhanam

surya-sutam anurum ca – kadrur nâgân anekasah

 

VERTALING

Kasyapa, die ook wel Târksya genoemd wordt, had vier vrouwen Vinatâ [Suparnâ], Kadru, Patangî en Yâmini. Patangî bracht vele verschillende soorten vogels ter wereld, en Yâmini sprinkhanen. Vinatâ [Suparnâ] baarde Garuda, de drager van Heer Vishnu, en Anuru of Aruna, de wagenmenner van de zonnegod. Kadru bracht verschillende soorten slangen voort.

 

TEKST 23

krttikâdîni naksatrân  –   îndoh patnyas tu bhârata

daksa-sâpât so ’n napatyas  –  tâsu yaksma-grahârditah

 

VERTALING

O Mahârâja Parîksit, beste der Bhârata’s, de constellaties met de naam Krittikâ waren allemaal vrouwen van de maangod. Maar omdat Prajâpati Daksa een vloek over hem uitgesproken had waardoor hij aan een ziekte leed die hem geleidelijk deed aftakelen, kon de maangod bij geen van zijn vrouwen kinderen verwekken.

kwaad en vervloekte hem.

 

TEKST 24 – 26

punah prasâdya tam somah   –   kalâ lebhe kshaye ditâh

srnu nâmani lokânâm  –  mâtrnâm sankarâni ca

atha kasyapa-patnînâm   –   yat-prasutam idam jagat

aditir ditir danuh kâsthâ    –   aristâ surasâ ilâ

munih krodhavasâ tâmrâ   –    surabhih saramâ timih

timer yâdo-ganâ âsan   –  svâpadâh saramâ-sutâh

 

VERTALING

Daarna kalmeerde de koning van de maan Prajâpati Daksa in hoffelijke bewoordingen en kreeg op deze manier de stukken licht terug die hij tijdens zijn ziekte verloren had. Niettemin kon hij geen kinderen verwekken. In de twee weken van de afnemende maan verliest de maan aan stralingskracht, en in de twee weken van de wassende maan krijgt hij hem weer terug. O koning Parîksit, wil nu van mij de namen vernemen van de vrouwen van Kasyapa, uit wier schoot de bevolking van het hele universum voortgekomen is. Zij zijn de moeders van bijna alle levende wezens in het universum, en het is heel heilzaam om hun namen te horen. Ze heten Aditi, Diti, Danu, Kâsthâ, Aristâ, Surasâ, Ilâ, Muni, Krodhavasâ, Tâmrâ, Surabhi, Saramâ en Timi. Uit Timi’s schoot werden alle waterdieren en vissen geboren, en Saramâ bracht de wilde dieren zoals de tijgers en de leeuwen ter wereld.

 

TEKST 27

surabher mahisâ gâva   –   ye cânye dvisaphâ nrpa

tâmrâyâh syena-grdhârdyâ  –  muner apsarasâm ganâh

 

Beste koning Parîksit, uit de schoot van Surabhi werden de buffel, de koe en andere dieren met gespleten hoeven geboren, Tâmrâ baarde de arenden, de gieren en andere grote roofvogels, en Muni kreeg de engelen tot kinderen.

 

TEKST 28

dandasukâdayah sarpâ  –  râjan krodhavasâtmajâh

ilâyâ bhuruhâh sarve –  yâtudhânâs ca saurasâh

 

VERTALING

De zonen van Krodhavasâ waren de dandasuka-slangen en nog andere slangen, en de muggen. Alle verschillende klimplanten en bomen werden uit de schoot van Ilâ geboren. De Râksasa’s, de boze geesten, werden ter wereld gebracht door Surasâ.

 

 

 

TEKST 29 – 31

aristâyâs tu gandharvâh   –    kâsthâyâ dvisaphetarâh

sutâ danor eka-sastis   –   tesâm prâdhânikân srnu

dvimurdhâ sâmbaro ‘risto   –   hayagrîvo vibhâvasah

ayomukhah sankusirâh   –   svarbhânuh kapilo ‘runah

pulomâ vrsaparvâ ca    –    ekacakro ‘nutâpanah

dhumrakeso viupâkso     –     vipracittis ca durjayah

 

VERTALING

De Gandharva’s werden ter wereld gebracht door Aristâ, en de dieren die geen gespleten hoeven hebben, zoals paarden, werden geboren uit de schoot van Kâsthâ. O koning, Danu baarde eenenzestig zonen, waarvan de volgende achttien zeer belangrijk waren: Dvimurdhâ, Sambara, Arista, Hayagrîva, Vibhâvasu, Ayomukha, Samkusirâ, Svarbhânu, Kapila, Aruna, Pulomâ, Vrsaparvâ, Ekacakra, Anutâpana, Dhumrakesa, Virupâksa, Vipracitti en Durjaya.

 

TEKST 32

svarbhânoh suprabhâm kanyâm  –    uvâha namucih kila

vrsaparvanas tu sarmisthâm   –   yayâtir nâhusa bâlî

 

VERTALING

De dochter van Svarbhânu, Suprabhâ, trouwde met Namuci, en de dochter van Vrsaparvâ, Sarmisthâ, werd ten huwelijk gegeven aan de machtige koning Yayâti, de zoon van Nahusa.

 

TEKST 33 – 36

vaisvânara-sutâ yâs ca   –   catasras câra-darsanâh

upadânavî hayasirâ   –   pulomâ kâlakâ tathâ

upadânavîm hiranyâkshah    –    kratur hayasirâm nrpa

pulomâm kâlakâm ca dve   –    vaisvânara-sute tu kah

upayeme ’tha bhagavân     –     kasyapo brahma-coditah

paulomâh kâlakeyâs ca     –     dânavâ yuddha-sâlinah

tayoh sasti-sahasrâni    –     yajnâ-grnâms te pituh pitâ

jaghâna svar-gato râjann  –   eka indra-priyankarah

 

VERTALING

Vaisvânara, de zoon van Danu, had vier hele mooie dochters: Upadânavî, Hayasirâ, Pulomâ en Kâlakâ genaamd. Hiranyâksa trouwde met Upadânavî, en Kratu met Hayasirâ. Daarna trouwde Prajâpati Kasyapa op verzoek van Heer Brahmâ met Pulomâ en Kâlakâ, de twee andere dochters van Vaisvânara. Deze twee vrouwen van Kasyapa brachten zestigduizend zonen ter wereld, bekend als de Paulomâ’s en de Kâlakeya’s, met Nivâtakavaca aan het hoofd. Ze waren lichamelijk erg sterk en zeer goed in vechten, en hun doel was om de offers van de grote wijzen te verstoren. Beste koning, toen uw grootvader Arjuna naar de hemelse planeten ging, doodde hij al deze demonen in z’n eentje. Dat was de reden waarom koning Indra zo bijzonder op hem gesteld was.

 

TEKST 37      

vipracittih simhikâyâm    –        satam caikam ajîjanat

râhu-jyestham ketu-satam    –       grahatvam ya upâgatâh

 

VERTALING

Vipracitti verwekte bij zijn vrouw Simhâ honderdèèn [101] zonen, van wie Râhu de oudste is; de anderen zijn de honderd Ketu’s. Ze kregen elk een hoge positie op een invloedrijke planeet.

 

TEKST 38 – 39

athâtah sruyatâm vamso   –   yo ‘diter anupurvasah

yatra nârâyano devah    –    svâmsenâvâtarad vibhuh

vivasvân aryamâ pusâ    –    tvastâtha savitâ bhagah

dhâta vidhâtâ varuno   –   mitrah satru urukramah

 

VERTALING

Luister nu alstublieft naar mijn chronologische beschrijving van de afstammelingen van Aditi. In deze dynastie daalde de Allerhoogste Godspersoon Nârâyana neer in Zijn volkomen expansie. De namen van de zonen van Aditi zijn als volgt: Vivasvân, Aryamâ, Pusâ, Tvastâ, Savitâ, Bhaga, Dhâtâ, Vidhâtâ, Varuna, Mitra, Satru en Urukrama.

 

TEKST 40

vivasvatah srâddhadevam    –     samjnâsuyata vai manum

mithunam ca mahâ-bhâgâ    –    yamam devam yamîm tathâ

saiva bhatvâtha vadavâ     –     nâsatyau susuve bhuvi

 

VERTALING

Samjñâ, de vrouw van Vivasvân, de zonnegod, bracht de Manu met de naam Srâddhadeva ter wereld, en diezelfde fortuinlijke vrouw baarde ook de tweelingen Yamarâja en de rivier de Yamunâ, die in de gedaante van een merrie over de aarde zwierf, werd moeder van de Asvinî-kumâra’s.

 

TEKST 41

chayâ sanaiscaram lebhe    –    sâvarnim ca manum tatah

kanyâm ca tapatîm yâ vai   –    vavre samvaranam patim

 

VERTALING

Châyâ, een andere vrouw van de zonnegod, kreeg twee zonen, Sanaiscara en Sâvirni Manu, en een dochter, Tapatî, die met Samvarana trouwde.

 

TEKST 42

aryamno mâtrkâ patnî     –     tayo’s carsanayah sutâh

yatra vai mânususî jâtir   –    brahmanâ copakalpitâ

 

VERTALING

Uit de schoot van Mâtrkâ, de vrouw van Aryamâ, werden vele grote geleerden geboren. Uit hen schiep Heer Brahmâ het menselijke ras, dat de mogelijkheid bezit tot zelfonderzoek.

 

TEKST 43

pusânapatyah pistâdo    –     bhagna-danto ‘bhavat purâ

yo ‘sau daksâya kupitam    –    jahâsa vivrta-dvijah

 

VERTALING

Pusâ had geen zonen. Toen Heer Shiva boos was op Daksa, had Pusâ Heer Shiva uitgelachen en daarbij zijn tanden getoond. Daardoor was hij zijn tanden kwijtgeraakt en kon hij alleen in leven blijven door meel te eten.

 

TEKST 44

tvastur daiyâmajâ bhâryâ   –    racanâ nâma kanyakâ

sannivesas tayor jajne   –   visvarupas ca vîryavân

 

VERTALING

Racanâ, de dochter van de Daitya’s, werd de vrouw van Prajâpati Tvastâ. Met zijn zaad verwekte hij twee zeer krachtige zoons in haar schoot, Asnnivesa en Visvarupa genaamd.

 

TEKST 45

tam vavrire sura-ganâ  –  svasrîyam dvistâm api

vimatena parityaktâ    –    gurunângirasena yat

 

VERTALING

Hoewel Visvarupa een zoon van de dochter van hun eeuwige vijanden de demonen was, aanvaardden de halfgoden hem in opdracht van Heer Brahmâ als hun priester toen ze in de steek gelaten waren door hun eigen geestelijk leraar, Brihaspati, die ze oneerbiedig behandeld hadden.

Zo eindigen Bhaktivedanta’s betekenisverklaringen bij hoofdstuk zes van het zesde canto van het Srîmad-Bhâgavatam, getiteld “Het nageslacht van de dochters van Daksa.”

 

 

12.4  ZESDE CANTO HOOFDSTUK TIEN SRIMAD BHAGAVATAM

DE SLAG TUSSEN DE HALFGODEN EN VRTRAASURA

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe Indra het lichaam van Dadhîci Muni [kleinzoon van Kardama Muni en Devahuti [Kardama Muni was een zoon van Brahma de schepper en Devahuti was een dochter van Manu en Satarupa]; hun dochter genaamd Shanti was getrouwd met Atharvâ] wist te bemachtigen en hoe er vervolgens van Dadhîci’s Muni beenderen een bliksemschicht werd gemaakt, waarna er een gevecht plaatsvond tussen Vrtrâsura en de halfgoden. Overeenkomstig het bevel van de Allerhoogste Godspersoon wendden de halfgoden zich tot Dadhîci Muni en smeekten hem om zijn lichaam. Omdat Dadhîci Muni van de halfgoden [Devta’s] over de principes der religie wilde horen, deed hij eerst net alsof hij zijn lichaam niet prijs wilde geven, maar omwille van het hogere doel ging hij er later toch mee akkoord, want na de dood wordt het lichaam immers gewoonlijk opgegeten door zulke lage dieren als honden en jakhhalzen.

Dadhîci Muni liet eerst zijn groffelijke lichaam, bestaande uit vijf elementen, ineenvloeien met de oorspronkelijke voorraad van vijf elementen, en plaatste vervolgens zijn ziel aan de lotusvoeten van de Allerhoogste Godspersoon. Zo gaf hij zijn grofstoffelijke lichaam op. Met de hulp van Visvakarmâ vervaardigden de halfgoden toen een bliksemschicht uit de beenderen van Dadhîci. Uitgerust met het bliksemwapen bereidden zij zich voor op de strijd en bestegen hun olifanten. Aan het einde van het Satya-yuga en het begin van het Tretâ-yuga vond er een grote strijd plaats tussen de halfgoden en de asura’s. Omdat de asura’s de uitstraling van de halfgoden niet konden verdragen, vluchtten ze van het slagveld, en lieten Vrtrâsura, hun opperbevelhebber, alleen achter. Toen Vrtrâsura zag dat de demonen op de vlucht sloeg, legde hij hen het belang uit van de strijden en sterven op het slagveld. Wie als winnaar uit de strijd komt, verrijkt zichzelf materieel besproken, en wie op het slagveld sterft, bereikt terstond een woonplaats in de hemelse sferen. In beide gevallen gaat een strijder er dus alleen maar op vooruit.

 

TEKST 2

tathâbhiyâcito devair   –     rsir âtharvano mahân

modamâna uvâcedam  –  prahasann iva bhârata

 

VERTALING

O koning Pariksit, in navolging van de instructies van de Heer benaderden de halfgoden Dadhîci Muni, de zoon van Artharvâ. Dâdhîci Muni was erg ruim van geest, en toen de halfgoden hem smeekten om hun zijn lichaam te geven, stemde hij meteen ten dele met hun verzoek in. Maar, glimlachte hij en sprak voor de grap als volgt.

 

TEKST 3

api vrndâraka yuyam    –   na jânîtha sarîrinâm

samsthâyâm yas tv abhidroh  –   duhsahas cetenâpahah

 

VERTALING

O verheven halfgoden, weet u niet dat op het moment van de dood het bewustzijn van alle levende wezens die een materieel lichaam hebben, weggenomen wordt door ondraaglijke pijn?

 

TEKST 4

jîjîvisunâm jîvânâm   –  âtmâ prestha ihepsitah

ka utsaheta tam dâtum  –   bhiksamânâya visnave

 

VERTALING

Elk levend wezen in deze materiële wereld is heel erg gehecht aan zijn lichaam. Iedereen vecht om zijn lichaam voor altijd te behouden en probeert het met alle mogelijke middelen te beschermen, zelfs al moet hij er zijn hele bezit voor opgeven. Wie zou daarom bereid zijn om zijn lichaam aan een ander af te staan, al was het Heer Visnu Zelf die erom vroeg?

 

BETEKENIS

Het gezegde luidt, âtmânam rakset tato dharmam tato dhanam: men moet allereerst zijn lichaam met alle middelen beschermen; het verdedigen van zijn religieuze principes komt op de tweede plaats en het beschermen van zijn bezit op de derde. Dat is de natuurlijke neiging van alle levende wezens. Niemand wil zijn lichaam opgeven tenzij hij daar met geweld toe gedwongen wordt. Hoewel de halfgoden Dadhîci Muni uitgelegd hadden dat ze hem in opdracht van Heer Visnu om zijn lichaam vroegen, deed Dadhîci Muni net alsof hij hun zijn lichaam niet wilde geven.

 

 

TEKST 5

sri-devâ ucuh

kim nu tad dustyajam brahman  –  pumsâm bhutânukampinâm

bhavad-vidhânâm mahatâm  –  punya-slokedya-karmanâm

 

VERTALING

De halfgoden antwoordden: O verheven brâhmana, vrome mensen zoals u, wier activiteiten prijzenswaardig zijn, zijn zeer vriendelijk en hartelijk voor de gewone mensen. Is er iets wat zulke vrome zielen zouden weigeren te geven als het om het welzijn van anderen gaat? Nee, zulke nobele zielen kunnen alles geven- zonodig zelfs hun eigen lichaam.

 

TEKST 7

sri-rsir uvâca

dharmam vah srotu-kâmena   –   yuyam me pratyudâhrtâh

esa vah priyam âtmânam  –  tyajantam santyajâmy aham

VERTALING

De grote wijze Dadhîci Muni zei: Alleen maar om u over de religieuze principes te kunnen horen praten, heb ik geweigerd in te gaan op uw verzoek om mijn lichaam op te offeren. Hoewel mijn lichaam me bijzonder lief is, moet ik het nu voor uw hogere doelstellingen opgeven, want ik weet dat het me vandaag of morgen toch zal verlaten.

 

TEKST 8

yo ‘dhruvenâtmanâ nâthâ  –  na dharmam na yasah pumân

ieheta bhuta-dayayâ  –  sa socyah sthâvarair api

 

VERTALING

O halfgoden, wie geen mededogen heeft met de lijdende mensheid en zijn ver- gankelijke lichaam niet opoffert voor hogere zaken als religieuze principes of eeuwige glorie, wordt zelfs door de niet-bewegende wezens beslist beklaagd.

 

TEKST 9

etâvân avyayo dharmah  –  punya-slokair upâsitah

yo bhuta-soka-harsâbhyâm  –  âtmâ socati hrsyati

 

VERTALING

Wanneer iemand ongelukkig is als hij het verdriet van andere levende wezen ziet en zich gelukkig voelt bij het zien van hun geluk, noemen verheven personen die als vroom en goedgunstig beschouwd worden zijn religieuze principes onvergankelijk.

 

sarva-yonisu kaunteya   –   murtayah sambhavanti yâh

tâsâm brahma mahad yonir  –  aham bija-pradah pitâ

 

“Men dient te begrijpen, o zoon van Kunti, dat alle levenssoorten voortkomen uit de schoot van de materiële natuur, en dat Ik de vader ben van wie het zaad afkomstig is.” De verschillende vormen van deze levende wezens zijn slechts hun uiterlijke jasjes. Elk levend wezen is in werkelijkheid een geestelijke ziel, een volkomen deeltje van God. Daarom moet men niet alleen goed doen voor een [1] soort levend wezen. Een vaisnava ziet alle levende wezens als volkomen deeltjes van God. [Bhagavad-gîtâ 14.4]

 

TEKST 10

aho dainyam aho kastam   –   pârakyaih ksana-bhanguraih

yan nopakuryâd asvârthair  –   martyah sva-jnâti-vigrahaih

 

VERTALING

Dit lichaam, dat na de dood als voedsel voor jakhalzen en honden dient, is eigenlijk van geen enkel nut voor mij, de geestelijk ziel. Het is slechts korte tijd bruikbaar en kan elk moment vergaan. Het lichaam en zijn bezittingen, rijkdom en verwanten moeten allemaal ingezet worden voor het welzijn van anderen, want anders zijn ze een bron van moeilijkheden en ellende.

 

etâvaj janma-sâphalyam  –  dehinâm iha dehisu

prânair arthair dhiyâ vâcâ  –  sreya âcaranam sadâ

 

“Het is de plicht van elk levend wezen om met inzet van zijn leven, rijkdom, intelligentie en woorden welzijnswerk ten bate van anderen te verrichten.” Dat is de missie die men in zijn leven moet vervullen. We moeten zowel ons eigen lichaam als de lichamen van onze vrienden en verwanten, onze rijkdom en alles wat we verder nog hebben, inzetten voor het welzijn van anderen. Dat is de missie van Sri Caintanya Mahaprabu.Srimad-Bhagavatam [10.22.35]

 

TEKST 11

sri-bâdarâyanir uvâca

evam krta-vyavasito   –   dadhyann âtharvanas tanum

pare bhagavati brahmany  –   âtmânam sannayan jahau

 

VERTALING

Sri Sukadeva Gosvami Gosvami: Dadhîci Muni, de zoon van Atharvâ, besloot dus om zijn lichaam op te offeren ten bate van de halfgoden. Hij plaatste zichzelf, de geestelijke ziel, aan de lotusvoeten van de Allerhoogste Godspersoon en gaf op deze wijze zijn  grofstoffelijke lichaam bestaande uit vijf elementen op.

 

BETEKENIS

Zoals de woorden pare bhagavati brahmany âtmânam sannyan aangeven, plaatste Dadhîci Muni zichzelf, als geestelijke ziel, aan de lotusvoeten van de Allerhoogste Godspersoon. In dit verband kan men het eerste canto van het Srîmad- Bhâgavatam [1.13.55] raadplegen, waar beschreven wordt hoe Dhrtarâstra zijn lichaam verliet. Dhrtarâstra deelde zijn grofstoffelijke lichaam systematisch op in de vijf elementen waaruit het gemaakt was aarde, water, vuur, lucht en ether- en bracht deze terug in hun respectievelijke reservoirs; met andere woorden, hij liet deze vijf elementen opgaan in het oorspronkelijke mahat-tattva. Doordat hij zich bewust was van zijn materia­listische levensbeschouwing, maakte hij geleidelijk zijn geestelijk ziel los van alle materiële bindingen en plaatste zichzelf aan de lotusvoeten van de Allerhoogste Godspersoon.

 

TEKST 12

yatâksâsu-mano-buddhis  –  tattva-drg dhvasta-bandhanah

âsthitah paramam yogam  –  na deham bubudhe gatam

 

VERTALING

Dadhîci Muni bracht zijn zinnen, levenskracht, geest en intelligentie onder controle en raakte in trance. Zo verbrak hij al zijn banden met de materie. Hij  kon niet waarnemen hoe zijn materiële lichaam van het zelf gescheiden werd.

 

TEKST 13 – 14

athendro vajram udyamya   –   nirmitam visvakarmanâ

muneh saktibhir utsikto  –   bhagavat-tejasânvitah

vrto deva-ganaih sarvair   –   gajendropary asobhata

stuyamâno muni ganais   –   trailokyam harsayann iva

 

VERTALING

Daarna pakte koning Indra de bliksemschicht die Visvakarmâ van de beenderen van Dadhîci Muni vervaardigd had heel stevig vast. Geladen met de verheven kracht van Dadhîci Muni en verlicht door de macht van de Allerhoogste Godspersoon, reed Indra op de rug van zijn olifant Airavata weg, omringd door alle aanwezige halfgoden, terwijl alle grote wijzen hem loofden. Hij straalde schitterend en allerlei de werelden verheugden zich toen hij daar zo wegreed om Vrtrâsura te gaan doden.

 

TEKST 15

vrtram abhyadravac chatrum   –  asurânîka-yuthapaih

paryastam ajasâ râjan   –   kruddho rudra ivântakam

 

VERTALING

Beste koning Pariksit, net als Rudra, vroeger hij heel kwaad op Antaka {Yamarâja} was en naar hem toesnelde om hem te doden viel Indra woedend en met groot geweld Vrtrâsura aan, die omringd was door de leiders van de demonenlegers.

 

TEKST 32

jâtasya mrtyur dhruva evan sarvatah

pratikriyâ yasya na ceha klptâ

loka yasas câtha tato yadi hy amum

ko nâma mrtyum na vrtnîta yuktam

 

VERTALING

Vrtrâsura: Alle levende wezens die in deze materiële wereld geboren zijn, moeten sterven. Het is zonder meer een feit dat niemand in deze wereld een methode heeft gevonden om gered te worden van de dood; zelfs de voorzienigheid weet er niet aan te ontsnappen. Wie zal onder deze omstandigheden, gezien de dood toch onvermijdelijk is, niet voor een roemvolle dood kiezen als hij daarmee de hogere planetenstelsel kan bereiken en hier beneden altijd in ere gehouden zal worden?

 

TEKST 33

dvau sammatâv iha mrtyu durâpau

yad brahma-sandhâranayâ jitaasuh

kalevaram yoga-rato vijahyâd

yad agranir vîra-saye ‘nivrttah

 

VERTALING

Er zijn twee manieren om een roemvolle dood te sterven, en het komt allebei zeer zelden voor. De ene is dat men sterft na beoefening van mystieke yoga, met name bhakti-yoga, waardoor men in staat is om zijn geest en levenskracht te beheersen en verdiept in gedachten aan de Allerhoogste Godspersoon zijn lichaam te verlaten; en de andere is dat men op het slagveld sterft terwijl men het leger aanvoert, en de vijand nooit zijn rug toekeert. Deze twee manieren van sterven worden in de sâstra aangeprezen als roemvol.

Zo eindigen Bhaktivedanta’s  betekenisverklaringen bij hoofdstuk tien van het zesde canto van het Srimad-Bhāgavatam, getiteld “De slag tussen de halfgoden (Devta’s) en Vrtrasuru.”

 

 

 

 

 

12.5 CANTO 6, HOOFDSTUK 18: SRIMAD-BHAGAVATAM

        DITI LEGT EEN GELOFTE AF OM KONING INDRA TE DODEN

 

Dit hoofdstuk vertelt de geschiedenis van Diti, de vrouw van Kasyapa, en hoe ze zich aan een gelofte hield met de bedoeling om een zoon te krijgen die Indra moet doden. Ook wordt er beschreven hoe Indra probeerde om haar plan te verijdelen door de zoon in haar schoot aan stukken te snijden. Wat Tvastâ en zijn nakomelingen betreft, volgt er een beschrijving van de dynastie van de Åditya’s [de zoons van Adita] en andere halfgoden. Prsni, de vrouw van Aditi’s vijfde zoon Savitâ, had drie dochters- Sâvitrî, Vyâhrti en Trayî – en een aantal zeer verheven zoons met de namen Agnihotra, Pasu, Soma, Câturmâsya en de vijf Mahâyajna’s. Siddhi, de vrouw van Bhaga, had drie zoons, Mahimâ, Vibhu en Prabhu, en ze had ook een dochter die Åsie heette. Dhâtâ had vier vrouwen – Kuhu, Sinîvâlî, Râkâ en Amumati -die vier zonen hadden, die respectievelijk Sâyam, Darsa, Prâtah en Purnamâse heetten. Kriyâ, de vrouw van Vidhâtâ, bracht de vijf Purîsya’s ter wereld, die vertegenwoordigers van de vijf soorten vuurgoden waren. Bhrgu, die uit de geest van Brahmâ geboren was, werd wedergeboren als de zoon van Carsanî, de vrouw van Varuna, en de grote wijze Vâlmîki verscheen uit het zaad van Varuna. Agastya en Vasistha waren de zoons van zowel Varuna als Mitra. Bij het zien van de schoonheid van Urvarsî verloren Mitra en Varuna hun zaad, en dit zaad bewaarden ze in een aarden pot. Uit die pot kwamen Agastya en Vasistha te voorschijn. Mitra had een vrouw met de naam Revatî, die drie zoons ter wereld bracht- Utsarga, Arista en Pippala. Aditi had twaalf zoons, van wie Indra de elfde was. Indra’s  vrouw heette Paulomi [Sacîdevi]. Zij bracht drie zoons ter wereld – Jayanta, Rsabha en Midhusa. De Allerhoogste Godspersoon verscheen door Zijn eigen vermogen als Vâmanadeva. Zijn vrouw, die de naam Kîrt droeg, kreeg een zoon die Brhatsloka genoemd werd. Brhatsloka’s  eerste zoon heette Saubhaga. Dit is een beschrijving van de zoons van Aditi. In het achtste canto wordt Åditya Urukrama beschreven, die een incarnatie was van de Allerhoogste Godspersoon. De demonen die Diti ter wereld bracht worden ook in dit hoofdstuk beschreven. In de dynastie van Diti verscheen zowel de grote heilige toegewijde Prahlâda als Bali, de kleinzoons van Diti. Hiranyakasipu en Hiranyâksa waren de eerste zoons van Diti. Hiranyakasipu en zijn vrouw, die de naam Kayâdhu droeg, hadden vier zoons – Samhlâda, Anuhlâda, Hlâda en Prahlâda. Ze  hadden ook een dochter, die Simhikâ heette. Na gemeenschap met de demon Vipracit baarde Simhikâ een zoon, Râhu, wiens hoofd werd afgehakt door de Allerhoogste Godspersoon. Krti, de vrouw van Samhlâda, kreeg een zoon die Pancajana heette. Hlâda’s vrouw, Dhamani, baarde twee zoons – Vâtâpi en Ilvala veran-­derde Vâtâpi in een ram en bood deze Agastya te eten aan. Anuhlâda verwekte bij zijn vrouw Surya twee zoons, Bâskala en Mahisa genaamd. Prahlâda’s zoon heette Virocana, en Bali Mahârâja was zijn kleinzoon. Bali Mahârâja had honderd zoons, van wie Bâba de oudste was. Na zijn beschrijving van de dynastie van Åditya’s en de andere halfgoden gaat Sukadeva Gosvâmî verder over Diti’s zoons, bekend als de Maruts, en vertelt hij hoe ze tot de positie van halfgoden verheven werden. Heer Visnu had Hiranyâksa en Hiranyakasipu alleen maar gedood om Indra te helpen. Om deze reden koesterde Diti een diepe haat tegen Indra en verlangde ze hevig naar een zoon die hem zou kunnen doden. Daarom probeerde ze Kasyapa Muni met haar diensten te koren zodat ze hem om een nog machtiger zoon kon smeken die deze taak  uit zou moeten voeren. Kasyapa Muni voelde zich  overeenkomstig de Vedische zegswijze vidvâmsam api karsati, erg tot zijn mooie vrouw aangetrokken, en hij beloofde haar dat hij al haar verzoeken zou inwilligen. Toen ze hem echter om een zoon vroeg die Indra kon doden, verdoemde hij zichzelf en adviseerde zijn vrouw Diti om rituele ceremonieeën voor vaisnava’s  te betrachten om zichzelf te zuiveren. Toen Diti in opdracht van Kaspaya toegewijde dienst begon te beoefenen, begreep Indra wat haar bedoeling was en begon als haar activiteiten in de gaten te houden. Op een dag had Indra geluk en zag hij dat ze van haar toegewijde dienst afweek. Toen ging hij haar schoot binnen en hakte haar zoon in negenenveertig stukken. Dit is hoe de negenenveertig soorten lucht die men kent als de Maruts, maar omdat Diti de rituele ceremonies voor vaisnava’s had betracht, werden al haar zoons vaisnava’s.

 

TEKST 1

sri-suka uvâca

prsnis tu patnî savituh –   sâvitrîm vyâhrtim trayîm

agnihotram pasum somam   –   câturmâsyam mahâ-makhân

 

VERTALING

Sri Sukadeva Gosvâmî zei: Prsni, de vrouw van Savitâ, de vijfde van de twaalf zoons van Aditi, bracht drie dochters ter wereld- Sâvitrî, Vyâhrti en Trayî- en een aantal zoons, genaamd Agnihotra, Pasu, Soma. Câturmâsya en de vijf Mahayajña’s.

 

TEKST 2

siddhir bhagasya bhâryânga  –   mahimânam vibhum prabhum

âsisam ca varârohâm  –  kanyâm prâsuta suvratâm

 

VERTALING

O koning, Siddhi, de vrouw van Bhaga, de zesde zoon van Aditi, kreeg drie zoons die Mahimâ, Vîbhu en Prabhu heetten, en een uitzonderlijk mooie dochter met de naam Åsî.

 

TEKST 3 – 4

dhâtuh kahuh sinîvâlî  –  râkâ cânumatis tathâ

sâyam darsam atha prâtah  –   purnamâsam anukramât

agnîn purîsyân âdhatta  –   kriyâyâm samanantarah

carsanî varunasyâsîd   –   vasyâm jâto bhrguh punah

 

 

VERTALING

Dhârâ, de zevende zoon van Aditi, had vier vrouwen, Kuhu, Sinîvâlî, Râkâ en Anumati genaamd. Deze vrouwen kregen elk een zoon, respectievelijk Sâyam, Darsa, Prâtah en Purnamâsa genaamd. De vrouw van Vishâtâ, de achtste zoon van Aditi, heette Kriyâ. Bij haar verwekte Vidhâtâ de vijf vuurgoden die de naam Purîsya’s dragen. De vrouw van Varuna, de negende Zoon van Aditi, heet- te Carsanî. Bhrgu, de zoon van Brahmâ, werd wedergeboren uit de haar schoot.

 

TEKST 5

vâlmîkis ca mahâ-yogî – valmîkad abhavat kila

agastyas ca vasisthas ca –  mitrâ-varunayor rsi

 

VERTALING

Door het zaad van Varuna werd de grote mysticus Vâlmîki geboren uit een mierenhoop. Bhrgu en Vâlmîki waren dus alleen zoons van Varuna, terwijl Agastya en Vasistha Rsi’s zoons waren van zowel Varuna als Mitra, de tiende zoon van Aditi.

 

TEKST 6

retah siscatuh kumbhe  –  urvasyâh sannidhau drutam

revatyâm mitra utsargam  –  aristam pippalam vyadhât

 

VERTALING

Bij het zien van Urvasî, de hemelse courtisane, verloren Mitra en Varuna allebei hun zaad, en ze bewaarden dit zaad in een aarden pot. Later kwamen de twee zoons Agastya en Vasistha uit die pot te voorschijn, en daarom zijn dat de gemeenschappelijke zoons van Mitra en Varuna. Bij zijn vrouw Revatî verwekte Mitra drie zoons, genaamd Utsarga, Arista en Pippala.

 

BETEKENIS

In de moderne wetenschap tracht men door manipulatie van sperma levende wezens te kweken in reageerbuizen; maar heel, heel lang geleden was men blijkbaar al in staat om kinderen voort te brengen uit zaad dat bewaard werd in een pot.

 

TEKST 7

paulomyâm indra âdhatta –  trîn putrân iti nah srutam

jayantam rsabham tâta  –  trtîyam mîdhusam prabhuh

 

VERTALING

O koning Parîksit, Indra, de koning van de hemelse planeten en de elfde zoon van Aditi, verwekte bij zijn vrouw Paulomî drie zoons, Jayanta, Rsabha en Mîdhusa geheten. Dat is wat we gehoord hebben.

TEKST 8

urukramasya devasya  –  mâyâ-vâmana-rupinah

kîrtau patnyâm brhacchlokas –  tasyâsan saubhagâdayah

 

VERTALING

De Allerhoogste Godspersoon, die veelsoortige energieën heeft, verscheen door middel van Zijn eigen vermogen in de gedaante van de dwerg Uraukrama, de twaalfde zoon van Aditi. Hij verwekte een zoon bij Zijn vrouw Kîrti, Brhatsloka genaamd, die op zijn beurt weer een heleboel zoons kreeg, waarvan Saubhaga de oudste was.

 

 

BETEKENIS

In de Bhagavad-gîtâ [4.6] zegt de Heer:

ajo ‘pi sann avyayâtmâ  –  bhutânam îsvaro ‘pi san

prakrtim svâm adhisthâya  –  sambhavâmy âtma-mâyayâ

 

“Hoewel Ik nooit geboren ben en Mijn transcendentale lichaam nooit vergaat, en hoewel Ik de Heer van alle levende wezens ben, verscheen Ik toch in elk millennium in Mijn oorspronkelijke transcendentale gedaante.” Wanneer de Allerhoogste Godsper­soon in de wereld neerdaalt, heeft Hij geen enkel hulp nodig van de uitwendige energie, want Hij verschijnt door middel van Zijn eigen vermogen zoals Hij is. De geestelijke energie wordt soms ook mâyâ genoemd. Er staat geschreven, ato mâyâmayam visum pravadanti manîsinah: het lichaam dat de Allerhoogste Heer aanneemt, heet mâyâmaya. Dit betekent echter niet dat zijn gedaante een schepping is van de uitwen­dige energie; in dit geval heeft het woord mâyâ betrekking op Zijn inwendige vermogen.

TEKST 9

tat-karma-guna-vîryâni – kâsyapastya mahâtmanah

pascâd vaksyâmahe ‘dityâm  –  yathaivâvatatâra ha

 

VERTALING

Later [in het achtste canto van het Srîmad-Bhâgavatam] zal ik beschrijven hoe Urakrama, Heer Vâmanadeva, als zoon van de grote wijze Kasyapa verscheen, en hoe Hij met drie stappen de drie werelden bestreek. Ik zal dan vertellen over Zijn ongewone activiteiten, Zijn eigenschappen, Zijn macht en hoe Hij geboren werd uit de schoot van Aditi.

 

Vervolg Srîmad -Bhâgavatam [Canto 8 Hoofdstuk. 18]

12.6     Heer Vâmanadeva, de dwerg-incarnatie

Dit hoofdstuk beschrijft de verschijning van Heer Vâmanadeva en hoe Hij naar het offerperk van Mahârâja Bali toeging, die Hem gastvrij ontving en Zijn verlangens vervulde door Hem allerlei gaven aan te bieden. Toen Aditi Heer Vâmanadeva ter wereld bracht, verscheen Hij compleet met schelphoorn, werpschijf, knots en lotus. Zijn lichaam had een bijna zwarte tint en Hij droeg gele gewaden. Heer Visnu verscheen op een gunstige tijdstip, op Sravana-dvâdasî, na het opkomen van de maanconstellatie [ster] Abhijit. Op dat moment voelden alle halfgoden, de koeien, de brâhmana’s en zelfs de seizoenen in alle drie de werelden [inclusief de hogere planeten­ stelsels, de ruimte en deze aarde] zich gelukkig omdat God verschenen was.

Daarom heet deze zegenrijke dag ook Vijayâ. Toen de Allerhoogste Godspersoon, die een saccid aananda lichaam heeft, als zoon van Kaspaya en Aditi ter wereld kwam, waren Zijn beide ouders zeer verbaasd. Meteen na Zijn verschijnen nam de Heer de gedaante van een dwerg aan [Vâmana]. Alle grote wijzen gaven uiting aan hun vreugde en voltrokken met Kaspaya Muni voorop de geboortecermonie van Heer Vâmana. Ter gelegenheid van Heer Vâmanadeva’s heilige draad ceremonie ontving Hij de eerbewijzen van de zonnegod, Brhaspati, de godin van de aarde, de god van de hemelse planeten, Zijn moeder, Heer Brahmâ, Kuvera, de zeven rsi’s [zieners] en nog vele anderen. Daarna bracht Heer Vâmanadeva een bezoek aan het offerperk op de noordelijke oever van de rivier de Narmadâ, op het terrein van Bhrgukaccha, waar brâhmana’s van de Bhrgu-dynastie allerlei offers brachten. Heer Vâmanadeva verscheen in het offerperk van Mahârâja Bali gehuld in een hertevel en met een gordel van munja-stro en een kruik [kamansalu] in Zijn handen hield. Zijn transcendentale uitstraling stelde alle priesters in de schaduw, en daarom verhieven alle aanwezigen zich van hun zetels en richten gebeden tot Heer Vâmadeva. Zelfs Heer Shiva aanvaardt het Gangeswater dat van de teen van Heer Vâmanadeva stroomt op zijn hoofd. Daarom sprenkelt Bali Mahârâja na de voeten van de Heer gewassen te hebben dit water op zijn eigen hoofd en had daarbij het gevoel dat hem en zijn voorvaders een grote eer te beurt was gevallen. Tenslotte informeerde Bali Mahârâja naar Heer Vâmanadeva’s welzijn en verzocht Hem om gerust om geld en juwelen te vragen of om alles wat Hij verder maar wenste.

 

 

 

Met vriendelijke groet,

 

 

Khimradj Pherai

 

 

C.C. overige organisatie en belangstellenden.