De 30 vereisten van de mens
Khimradj Pherai
Bussumsestraat 153
2574 JG Den Haag – Nederland
Telefoon: 070-3235050 of mobile 0642153517
E-mail:khimradjpherai@casema.nl / www. Khimradjpherai.nl
Den Haag, 29 juli 2014
Betreft: Wanneer de mens aan deze vereisten zou weten en voldoen, dan zou er vrede op de aarde zijn, helaas is het niet zo.
De huidige mens in het Yzerentijdperk zit met vol leugens en bedrog en vandaar oplichterij en verdraaiing van zaken en van waarheid wil men niets weten en feiten kunnen niet overlegd worden.
Het gedrag van de wijze mens, hoewel ongedwongen en ongekunsteld, straalt licht uit, maar de voorgewende kalmte van de dwaas wiens denken gehecht is, doet dat niet.
Hij wiens denken 1 gereinigd is en bevrijd van verwarring (verstrooiing) alleen al door de Waarheid te horen, ziet 2 geen juist of onjuist gedrag of niet –handeling.
1.Wiens denken. Dit is een zeldzaam voorkomend geval van Zelf- Verwerkelijking. Het betreft hier een waarheidzoeker van bijzondere begaafdheid, wiens denken gereinigd is door het beoefenen van vier fundamentele waarheden, zoals het vermogen onderscheid te zien tussen het Werkelijke en het onwerkelijke etc. Zodra deze mens hoort over de aard van het Zelf, dringt het licht van Waarheid tot hen door. En dan is het voor hem niet nodig de beide andere methoden tot zelf –Verwerkelijking te beoefenen: Manana (overdenken) en Nididhyasana (meditatie).
2.Ziet. Volkomen vrij van zelfzucht als hij is wanneer het licht van Zelf-Kennis begint te gloren, wordt hij alleen geleid door zijn Prarabda Karma. De gedragsregels, die door de Shatras worden voorgeschreven hebben niet langer zin over zo iemand.
De argeloze (vrij van liefde en haat) mens doet wat zich voordoet om gedaan te worden, zowel wat goed is als wat slecht is; want zijn handelingen zijn als die van een kind.
De wijzen die vrij zijn van gedachtevoorstellingen (imaginaties), die niet gebonden zijn en vrij en ongekluisterd 1 intellect hebben, vermaken zich en (soms) te midden van grote genietingen en (soms) trekken zij zich in bergholen.
- Door egoïsme. De wijze mens blijft dezelfde onberoerd, in welke omstandigheden hij zich ook bevindt.
11.2 De algemene principes die alle mensen moeten volgen
Een belangrijk onderwerp waarover al jaren over wordt gediscussieerd. De lezers moeten zelf uitmaken of iemand krachtens geboorte of karma een brâhmana kan zijn. Zie onderstaande teksten.
TEKST 21
samo damas tapah saucam santosah kshanantir ârjavam
jnanam dayacyutatmatvam satyam ca brahma-laksanam
VERTALING
De kenmerkende eigenschappen van een Brâhmana zijn de volgende: beheersing van de geest en zintuigen, soberheid, boetedoening, reinheid, tevredenheid, vergevingsgezindheid, eenvoud, kennis, mededogen, waarheidlievendheid en volkomen overgave aan de Allerhoogste Godspersoon.
TEKST 22
sauryam viryam dhrtis tejas tyâgas câtmajayah kshamâ
brahmanyata prasadas ca satyam ca kshatra-lakshanam
VERTALING
Strijdvaardig, onoverwinnelijk, geduldig, moedig, barmhartig, in staat de lichamelijke behoeften te beheersen, vergevingsgezind, trouw aan de brahmaanse cultuur en altijd opgewekt en waarheidslievendheid dat zijn de kenmerken van een kshatriya.
TEKST 8 – 12
satyam daya tapah saucam titikseksa samo damah
ahimsâ brahmacaryam ca tyagah svadhyaya ârjavam
santosah samadrk-seva gramyehoparamah sanaih
nrnam viparyayehheksa maunam atma-vimarsanam
annadyadeh samvibhago bhutebhyas ca yayharhatah
tesv atma-devata-buddhih sutaram nrsu pandava
sravanam kirtanam casya smaranam mahatam gateh
sevejyavanatir dasyam sakhyam atma-samarpanam
nrnam ayam paro dharmah sarvesam samudahrtah
trimsal-laksanavan rajan sarvatmâ yena tusyati
satyam – het spreken van de waarheid zonder te verdraaien of af te wijken; dayâ – sympathie voor allen die lijden; tapah – boetedoeningen (zoals tenminste tweemaal per maand op de dag van Ekâdasi vasten); saucam – reinheid (tenminste tweemaal per dag – ’s morgens en ’s avonds – een bad nemen en niet vergeten de heilige naam van God te chanten); titiksâ – verdraagzaamheid (zich niet laten verstoren door de seizoenwisselingen of minder aangename omstandigheden); ieksâ – onderscheid maken tussen goed en kwaad; samah – meester zijn over de geest (de geest niet eigendunkelijk actief laten zijn); damah – meester zijn over de zintuigen (de zintuigen niet onbeheerst actief laten zijn); ahimsa – geweldloosheid (geen enkel levend wezen blootstellen aan de drievoudige ellende); brahmacaryam – onthouden, of zijn zaad niet misbruiken geen seks hebben met andere vrouwen dan zijn eigen echtgenote; en geen seks hebben met zijn vrouw als dit verboden is, zoals tijdens de menstruatie); ca – en; tyâgah – het uitgeven van tenminste vijftig procent van zijn inkomen voor liefdadig werk; svâdhyâyah – het lezen van transcendantale literatuur zoals de Bhagavad – gîtâ, het Srîmad – Bhâgavatam,
het Râmâyana en de Mahâbhârata (of voor hen die niet de vedische cultuur volgen, het lezen van de Bijbel of de Koran); ârjavam – eenvoud (vrij zijn van dubbelhartigheid); santosah – tevreden zijn met dat wat men zonder al te veel moeite kan krijgen; samadrk-sevâ – dienst bewijzen aan heilige personen die geen onderscheid maken tussen het ene levend wezen en het andere en die elk levend wezen als geestelijke ziel zien (panditâh sama – darsinah); grâmya-îhâ-uparamah – het niet deelnemen aan zogenaamde filantropische activiteiten; sanaih – geleidelijk; nrnâm – in de samenleving; viparyaya-îhâ – de onnodige activiteiten; îksâ – besprekend; naunam – ernstig en stil zijn; âtma-in het zelf; vimarsanam – onderzoek (of men het lichaam of de ziel is); anna-âdya-âdeh- van eten en drinken enzovoort; samvibhâgah-gelijke verdeling; bhutebhyah – aan verschillende levende wezens; ca -ook; yathâ-arhatah -zoals het betaamt; tesu-alle levende wezens; âtmâ-devatâ-buddhih – als het zelf of als de halfgoden aanvaardend;su-tarâm-voorafgaand; nrsu – onder alle mensen; paandava – o Mahârâja Yudhisthira; sravanam –
horen; kirtanam – chanten; ca – ook; asya – van Hem (de Heer); smaranam – herinnerd (Zijn woorden en activiteiten); mahatâm – van grote heiligen; gateh – die de toevlucht is; sevâ – dienst; ijyâ – verering; avanatih – het brengen van eerbetuigingen; dâsyam – de dienst aannemen; sakhyam – als vriend beschouwen; âtma-samarpanam – zich helemaal overgeven; nrnaam – van alle mensen; ayam- dit; parah – het allerhoogste; dharmah – religieus principe; sarvesâm – van alle; samudâhrtah – volledig beschreven; trimsât-laksana-vân – dertig kenmerken bezitten; râjan – o koning; sarva-âtmâ – de Allerhoogste Heer, die de Superziel van allen is; yena – waardoor; tusyati – wordt tevredengesteld.
VERTALING
De algemene principes die alle mensen moeten volgen zijn: waarheidslievendheid, mededogen, matiging (op bepaalde dagen van de maand vasten), tweemaal daags baden, verdraagzaamheid, onderscheid maken tussen goed en kwaad, leren beheersen van de geest, leren beheersen van de zintuigen, geweldloosheid, het cellibaat, liefdadigheid, bestuderen van de geschriften, eenvoud, tevredenheid, bewijzen van dienst aan heilige personen, geleidelijk achterwege laten van overbodige activiteiten, zich bewust worden van de futiliteit van de overbodige activiteiten waar de maatschappij zich mee bezighoudt, stil en ernstig blijven en overbodig gepraat vermijden, onderzoeken of men het lichaam is of de ziel, in gelijke mate uitdelen van voedsel aan alle levende wezens (zowel mensen als dieren), iedere ziel (speciaal in de menselijke levensvorm) zien als een deeltje van de Allerhoogste Heer, kennisnemen van de activiteiten en het onderricht van de Allerhoogste Godspersoon (die de toevlucht van alle heiligen is), spreken over deze activiteiten en instructies, zich deze activiteiten en instructies van deze Heer altijd herinneren, Hem proberen te dienen, Hem vereren, Hem eerbetuigingen brengen, Zijn dienaar worden, Zijn vriend worden en zich helemaal aan Hem overgeven. O koning Yudhisthira, dit zijn de dertig eigenschappen die men zich in de menselijke levensvorm eigen moet maken. Gewoon door deze eigenschappen te ontwikkelen, kan men de Allerhoogste Godspersoon tevredenstellen. Narada muni sprak deze wijze woorden tot Yudhistira.
BETEKENIS
De grote heilige Narada muni geeft hier de aanbeveling dat alle mensen in de dertig bovengenoemde eigenschappen moeten worden onderwezen, opdat er verschil bestaat tussen mensen en dieren. Tegenwoordig wordt er overal ter wereld propaganda gemaakt voor een wereldlijke staat, een staat die alleen belangstelt in wereldse activiteiten. Maar als de burgers van het land niet zodanig opgevoed worden dat ze de bovengenoemde goede eigenschappen ontwikkelen, hoe kan er dan sprake zijn van geluk? Als bijvoorbeeld de hele bevolking onoprecht is, hoe kan er dan ooit gelukt heersen in dat land? Daarom moet iedereen, tot welk geloof hij ook behoort – of hij nu hindoe, moslim, christen, boeddhist is, geleerd worden om de waarheid te spreken.
Bovendien zou iedereen moeten leren mededogen te ontwikkelen en op bepaalde dagen van de maand te vasten. Verder zou iedereen tweemaal daags een bad moeten nemen en zijn tanden moeten poetsen zodat zijn lichaam van buiten rein blijft, en zich van binnen moeten zuiveren door zich de heilige naam van de Heer te herinneren. God is één, of men nu hindoe, moslim of christen is. Daarom moet men de heilige naam van de Heer chanten, met welke tongval men deze ook uitspreekt. Ook zou iedereen geleerd moeten worden erg op te passen dat men niet onnodig zaad loost. Dit is voor ieder mens van groot belang. Als iemand zijn zaad niet onnodig verliest, nemen zijn geheugen, vastberadenheid, energie en vitaliteit enorm toe. Tevens zou iedereen moeten leren om eenvoudig in gedachten en gevoelens te zijn en tevreden van lichaam en geest. Dit zijn de algemene eigenschappen die een mens dient te ontwikkelen. Het doet er niet toe of de staat wereldlijk of geestelijk is, tenzij men in de bovengenoemde dertig eigenschappen is onderwezen, kan er geen sprake zijn van vrede.
Uiteindelijk wordt aanbevolen:
sravanam kîrtanam câsya smaranam mahatâm gateh
sevjyâvanatir dâsyam sakhyam âtma-samarpanam
Iedereen moet een toegewijde van de Heer worden, omdat men daardoor vanzelf alle andere goede eigenschappen ontwikkelt.
yasyâsti bhaktir bhagavaty akincanâ
sarvair gunais tatra samâsate surâh
harâv abhaktasya kuto mahas-gunâ
manorathenâsati dhâvato bahih
“Wie onwankelbaar is in zijn toegewijde dienst aan Shri Krishna, vertoont altijd alle goede eigenschappen van Shri Krishna en de halfgoden. Wie echter geen toewijding voor de Allerhoogste Godspersoon bezit, heeft geen enkele goede eigenschap omdat hij zich op het niveau bevindt van mentale speculatie in het materiële bestaan, wat het uiterlijke aspect van de Heer is.” (S.B. 5.18.12) De beweging voor Shri Krishna-bewustzijn is daarom universeel. De mensheid zou deze beweging heel serieus moeten nemen en omwille van de vrede in de wereld de beginselen ervan moeten toepassen.
Waar is de gebondenheid of de bevrijding, de vreugde of de smart, voor iemand, die straalt als het Oneindige, en die het relatieve bestaan niet ziet?
Met vriendelijke groeten.
Khimradj Pherai